Dierbare Abraham Ortelius
Door Leen Huet, op Wed Jan 24 2018 23:00:00 GMT+0000Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week richt Leen Huet tot de bijzondere Abraham Ortelius, naast uitvinder van de atlas ook een baken in deze rusteloze wereld.
Uw portret hangt tegenover mijn bureau. Wanneer ik opkijk van deze brief, zie ik u in profiel. Ernstig gezicht, intelligente blik. Abrahamus Ortelius Cosmographus Regius, luidt het onderschrift, koninklijk kaartenmaker. 1527-1598, dat zijn de twee jaartallen die uw leven omvatten. Uw thuishaven was Antwerpen, al reisde u graag en veel, lichamelijk of in gedachten.

Mij bevalt het dat u begon te werken als inkleurder van landkaarten en dat u door levenslange studie een uitmuntende geleerde werd. Maar als mensen u vandaag nog kennen dan wel om uw grote verdienste als de uitvinder van de atlas. Dat handige naslagwerk was inderdaad uw idee: een boek met landkaarten die allemaal in hetzelfde formaat zijn uitgevoerd. Een draagbare wereld. Theatrum Orbis Terrarum noemde u het bij de publicatie in 1570: het theater van de wereldbol. Een vriend van u, Guillaume Postel, noemde uw atlas zonder blikken of blozen het belangrijkste Europese boek na de Bijbel.
De atlas: een draagbare wereld, het theater van de wereldbol
U correspondeerde met mensen uit heel Europa en een groot deel van die brieven is bewaard gebleven. Ze zouden ruimer bekend mogen zijn, in een mooie bloemlezing en vertaling uitgegeven. Want u hebt boeiende zaken te vertellen, u bent goed gezelschap en u was een wijs man. U leefde in een tijd die gistte van de onrust: oorlogsdreiging, ideologische scheuring tussen katholieken en hervormden, Beeldenstorm en Spaanse Furie in uw stad – we vinden ze allemaal in uw brieven terug.

Over de Beeldenstorm van augustus 1566 schreef u aan een Engelse neef: “Zo is in heel Antwerpen (het is moeilijk te geloven) tussen zeven en twaalf of één uur ’s nachts al het beeldwerk en sieraad van de kerken zo tot schande gemaakt dat er niets ongeschonden of op zijn plaats gebleven is; het is nog vreemder dat iedereen op alle pleinen, straten en huizen paraat stond en licht uithing en het geweer in de hand had, maar niemand heeft het belet. Waar de stormers met stokken, bijlen en brandende toortsen van de ene kerk naar de andere liepen, vluchtte iedereen en liet hen passeren, ook al waren ze maar met vijf of zes…” Kortom, er zijn niet veel terroristen nodig om verwarring te zaaien en grote schade aan te richten.
Er zijn niet veel terroristen nodig om verwarring te zaaien en grote schade aan te richten
U begreep de loopgravenoorlog tussen ideologische tegenstanders zeer goed. In december 1567 meldde u diezelfde neef: “Wij zijn hier ook God zij geloofd allemaal in goeden doen, maar wij leven in een zeer zieke tijd, voor welke men maar weinig kan hopen op snelle verbetering, want ik ben bang dat hij nog zo’n zware klap zal krijgen dat hij wel plat te bed zal blijven liggen, door zo vele diverse ziekten wordt hij bedreigd als het katholiek euvel, geuzenkoorts, hugenotenmelisoen, gemengd met andere kwellingen […]. En dit alles om onze zonden waarmee wij dit verdiend hebben. Want ik zie dat wij in hoogmoed en eerzucht steken tot aan ons hoofd toe, en elkeen is eropuit om goed te heten, niemand om goed te zijn, ieder wil een ander leren en niemand zichzelf vernederen, veel weten en weinig doen, allen willen over de mensen heerschappij hebben.”
Dat een maatschappij in zulke ideologische patstellingen verzandt, gebeurt dus vaker dan we denken. Vervang katholiek en geus door links en rechts, bijvoorbeeld. Gelijk willen hebben, moreel beter willen lijken, anderen de les spellen – ziedaar typische drijfveren achter discussies die ogenschijnlijk over feiten gaan.
Tien jaar na de Beeldenstorm werd het nog spannender. Tijdens de Spaanse Furie van november 1576 in Antwerpen plunderden losgeslagen legertroepen wat ze maar konden en staken ze hele wijken in brand. U verborg zich doodsbang in de kelder van uw huis tussen de turfblokken, waar u uiteindelijk toch door Duitse huurlingen werd ontdekt en van geld en goed beroofd. “Wij hebben alles verloren wat we hadden, ik heb nu niet meer dan wat ik aanhad en dat waren mijn slechtste kleren […] Wie rijk en machtig was, is nu arm en alles is nu zo duur dat ik niet weet wat het arme volk zal doen, met deze winter, en van hier vertrekken naar een andere stad is heel moeilijk, men moet er een paspoort voor hebben en de mensen weten niet waar gekeerd of gedraaid.”
Het verbazende is dat uw leven ondanks die verschrikkingen toch een baken van standvastigheid was.
Het verbazende is dat uw leven ondanks die verschrikkingen toch een baken van standvastigheid was. U las, u schreef, u studeerde, u tekende en dichtte, u verzamelde bijzondere voorwerpen als exotische schelpen en antieke munten, naast schilderijen en prenten. U handelde in kunst en wetenschap en u maakte kunst en wetenschap. U deed dat niet heimelijk, maar ook niet onder begeleiding van de grote trom. Ik bewonder die rustige kracht, die beheerste passie en dat doorzettingsvermogen. Uw grafschrift vatte het mooi samen: “Een klein stukje grond bevat hem, hij die zelf de hele wereld omvatte en met stift en kaarten onthulde. … Hij leidde een leven waarvan anderen slechts dromen.”
Misschien. Nu ik opkijk, herinner ik me waarom ik uw portret hier heb gehangen, hoewel ik er niet vaak genoeg op let. Ik heb houvast nodig in de wereld. Houvast die ik niet meer vind op mijn computerscherm, in de eindeloze beschikbaarheid van nieuws, opwinding en onverteerde informatie. Uw portret aan de muur herinnert me aan solide dingen. In stilte werken en iets nuttigs nalaten, dat is goed. Met je handen en met je geest kunnen werken, dat is goed. Met belangstelling naar het verleden kunnen kijken in plaats van gevangen te zitten in het heden, als een insect in barnsteen, dat is goed. Van jezelf langzaam een individu maken, dat is goed. Het lijkt me in elk geval beter dan te leven in een zogenaamde individualistische maatschappij waarin iedereen uiteindelijk even (on)belangrijk en even (on)interessant is. En waar het arme volk nog altijd niet weet waar te draaien of te keren.
De boom kent men aan zijn vruchten. Als levens vergelijkbaar zijn, dan lijkt het uwe mij gelukt: een enkele goede uitvinding volstaat al, zeker als die uitvinding ook nog mooi is, zoals uw atlas. Al de rest is bonus, veel bonus.
Met dankbare groet
Leen Huet