Drumming van Rosas: 'JA!'
Door Celien Mertens, op Wed Mar 31 2021 14:00:00 GMT+0000Met meer dan dertienduizend paar ogen op al evenveel beeldschermen gericht, neemt de premièrereeks van de nieuwe Drumming een ongeziene wending. Met een positieve test in het gezelschap gevolgd door het doorstrepen van de livevoorstellingen in het Brusselse, duwt covid-19 ook een reuzenaam als Rosas in het nauw. Het gezelschap baant zich echter met elegante sprongen een weg naar de wereldwijde streamingopties op platformen als Facebook, Instagram en YouTube. Gewaagd? Ja. Geslaagd? Evenzeer.
Vrijdagavond, 19u52. Met een fort van dekens en kussens waan ik me klaar om een dampend bord noedels op te peuzelen. Wachtend en kijkend naar een stilstaand beeld dat de verwachte performance aankondigt, twijfel ik of mijn geluid wel aanstaat. Exit fort, enter realiteit: technische voorbereiding is een les voor de komende maanden. Het beeld toont een glimp van de vuuroranje scène met patronen in tape op de vloer; een glimp van het wiskundige raderwerk dat een voorstelling van Anne Teresa De Keersmaeker nogal eens schraagt. Ik denk aan de dansers die zich klaarmaken zo’n drie kilometer verderop en vraag me af of ze zich opgelaten voelen of doodsbang. Of allebei tegelijk. Mijn gedachte bereikt de Rosas Performance Room; de streaming springt aan. Ik ben getuige van de laatste lokken haar die naar hun plek worden geloodst, van de laatste zuchten die met de zuurstofarme lucht ook de dagelijkse zorgen wegblazen en even parkeren. De tactische transparantie die hieruit ontspruit, toont de mens achter de dans en het medium achter het beeld.
De toon is gezet.
Een herneming van het iconische Drumming (1998) zat er al langer aan te komen. Rosas grabbelt de laatste jaren in een ton waaruit een vruchtbare mix van herwerkingen en nieuwe, al dan niet vernieuwende staaltjes dans verschijnt. Terwijl die laatste tendens zich verder richting the white cube durft door te trekken – het geslaagde Dark Red toont naast het geldelijk kapitaal van Duitse musea ook een piste die het gezelschap in tijden van covid geen windeieren legt – zijn het in de hernemingen de nieuwe gezichten die voor een frisse wind zorgen. Dat Drumming steevast als repertoire op het curriculum van P.A.R.T.S. verschijnt, bekrachtigt alvast de grootschalige inzet van dansers uit de ondertussen twaalfde generatie alumni van de internationaal befaamde opleiding in Vorst.
Een collectieve race tegen de klok. Maar wat staat er op het spel? De elegantie en kalmte van de dansers verraden alvast niets.
Het gelijknamige, minimalistische muziekstuk van Steve Reich vormt de ader van de voorstelling en is bijzonder om haar compositorische techniek, die een stroom ritmes door een tempowisseling laat vervormen van unisono tot echo tot chaos tot echo tot unisono. Terwijl De Keersmaeker zestien jaar eerder in Fase dit principe nog een spiegel voorhoudt in haar choreografie, zijn het hier de drummende puls en de resonerende drukgolven die de frases dansmateriaal tot een niet te stoppen geheel drijven. Een collectieve race tegen de klok. Maar wat staat er op het spel? De elegantie en kalmte die uit de met eigenheid verfijnde bewegingstaal van elke danser ontspringen, verraden alvast niets.
Uit de oranje massa waar groepen continu individuen opslorpen en zelf weer ontbinden, verschijnt een rank lichaam met een zilveren hemd dat wappert in haar kielzog. De georkestreerde chaos rondom haar lijkt slechts een afleidingsmanoeuvre van het spiraalvormige traject dat dit paar benen in de halve ruimte markeert. Het weet waarnaartoe. De doelbewustheid van dit wandelen laat zien hoe handvaardig de onzichtbare estafettestok de ronde doet. De ruimtelijke constellaties die wegflitsen voordat mijn zintuigen ze tot een coherent geheel verwerken, zijn slechts een illusionair effect bekomen door bewegende lichamen die vormen vormen en vervormen. Die veelheid aan concrete schimmen dunt echter uit in de sobere maar sterke styling door Dries Van Noten en in de klaarheid van de choreografische proposities.
Naast het magische vierkant is de beroemde reeks van Fibonacci een vruchtbare grond tot compositie bij Rosas.
Want naast het magische vierkant waar de som van alle rijen, kolommen en diagonalen vijftien telt, is de beroemde reeks van Fibonacci een vruchtbare grond tot compositie in de repetitieruimten van Rosas. 1–1–2–3–5–8–…, of ook wel de manier waarop een konijnenpopulatie explodeert als je even niet kijkt. Een ruimtelijke variant krijgt vorm in een groep groeiende vierkanten, een spiraal ontketent zich langsheen de precies plakkende tape.
Het zilveren lichaam weet dan ook waarnaartoe. Bij seksueel actieve konijnen begint de populatiegroei na een tijdje voorspelbare vormen aan te nemen. De reproductieratio benadert de Gulden Snede, die als goddelijke verhouding al jaar en dag menig kunstenaar van inspiratie voorziet. Dat na zo’n 36 minuten de sfeer en setting plots een andere vorm aannemen (donker! nieuwe kostuums!) is een kleine knipoog van De Keersmaeker. Voor de meerwaardezoeker.
In een filmische stroom lijkt het alsof er steeds nieuwe personages verschijnen en ik moet te weten komen welk verhaal ze in zich dragen.
De bijna 750 woorden die deze zin voorafgaan, zijn echter quasi stilzwijgend over een pertinente ingreep in de beleving. Mijn fort is geen theaterzaal; mijn blik is eenzaam in haar fysieke omgeving. Maar mijn blik is ook geleid. Mijn gewoonlijke verdrinken in een veelheid aan details en articulaties krijgt plots een kader. In een filmische stroom lijkt het alsof er steeds nieuwe personages verschijnen en ik moet te weten komen welk verhaal ze in zich dragen. Terwijl ik me van die opgedrongen eis probeer los te wrikken, merk ik hoe weinig ruimte ik voel in mijn zoektocht naar verholen patronen en verborgen gestes. Mijn claustrofobische neigingen borrelen op, al zorgt het brede raam dat dienstdoet als achtergrond voor tempering. De bedrijvigheid in de appartementen die aan het gebouwencomplex van Rosas grenzen, toont transparantie in haar ruiterlijke vorm.
De gaze die de camera aanreikt, anticipeert echter haar beknotting in een potentieel tot wegdromen. Ik zie druppels zweet opborrelen uit opperste concentratie; een glimlach van genot verschijnen op een vermoeid lichaam. Ik zie tekens (‘ja!’) die elkaars dynamiek tot een onwrikbaar geheel lijmen; broeken en rokken die omhoog gaan om het scheuren van de stof te omzeilen.
Maar het meest van al zie ik een dozijn mensen die energie halen uit interacties, uit samen-zijn.
Drumming is een race, maar wel een die je vasthoudt op het puntje van de zetel. Dat het oog niet aan zijn lot wordt overgelaten, wordt ruimschoots opgevangen door het gevoel van menselijkheid dat de woonkamer binnensijpelt en zich als een troostend deken om je heen wikkelt, enkele uren na het aankondigen van een nieuwe periode van blijf-in-je-kot. Dat de cameramensen (leve genderneutrale jobtitels) ieder paar minuten in beeld verschijnen, is een charmante toevoeging tot het aura van dit moedige, en in haar lichtheid krachtige, tegenoffensief.