Editor's Pick: Mara Matthyssens

Door Mara Matthyssens, op Mon Jun 13 2022 22:00:00 GMT+0000

Wie zijn we en wat houdt ons bezig? In de rubriek Editor's Pick presenteert een redacteur elke maand een recent kunstwerk dat hem, haar of hun heeft beroerd. Deze week: Mara Matthyssens bespreekt het boek De Zwemmers van Julie Otsuka.

Waaruit bouwen we onze wereld op en hoe gaan we om met de onvermijdelijke barsten in het weefsel daarvan? De Amerikaanse Julie Otsuka, auteur van Toen de keizer nog god was (2002) en Waarvan wij droomden (2013), schreef met De Zwemmers (2022) een pakkende roman over de verbinding met onze ouders, over de gebaren waarin we de liefde verpakken en over afscheid. Het is een roman om te koesteren en te herlezen wanneer het water woelig is.

Otsuka toont ons in vijf korte hoofdstukken en evenveel ingenieuze perspectiefwissels een glimp van het leven van Alice, die stapsgewijs haar herinneringen en grip verliest, maar opleeft in het plaatselijke zwembad. De plek is een mini-universum, met zijn eigen regels en gebruiken, een wereld met duidelijke, afgebakende randen. Er heerst orde en structuur, een zekere hiërarchie die ‘op het droge’ ontbreekt en de zwemmers omvormt tot collectief. Tot een barst in de zwembadbodem de groep verdeelt en uiteindelijk ontbindt.

Het zwembad is een toevluchtsoord, waar de zwemmers even ontsnappen aan de zorgen, zich onttrekken aan het leven en er tegelijk middenin staan.

Het zwembad met zijn heldere regels en houvast wordt gespiegeld in Belavista, het verzorgingstehuis waar Alice later terechtkomt. Elke interactie, omgevingsfactor of gebeurtenis is beredeneerd, bedoeld om de onvermijdelijke ontreddering in te perken. Ook hier is er een duidelijke binnen- en buitenwereld. Maar niet de loutering van het water.

Het zwembad biedt immers ‘een gevoel van troost en overzichtelijkheid dat in ons bovengrondse leven ontbreekt’. Het is een toevluchtsoord, waar de zwemmers even ontsnappen aan de zorgen, zich onttrekken aan het leven en er tegelijk middenin staan. Ik doe het zelf ook. Als ik op het droge wankel, zoek ik water op en voel me gedragen. De weerstand valt weg. Er zit troost in de voorspelbare handeling, de lichamelijkheid maakt ruimte voor gedachten. In het geval van Alice ook herinneringen, flarden uit haar jeugd in Japan.

Het is een gevoel van ‘in de wereld zijn’, dat ze paradoxaal genoeg pas opnieuw zal ervaren wanneer ook de laatste herinnering verdwijnt. ‘Binnenkort bent u compleet leeg, een vacuüm. En voor het eerst van uw leven zult u vrij zijn. U zult de toestand bereikt hebben waarnaar mindfulmediteerders over de hele wereld streven. U zult compleet “in het hier en nu” zijn.’

Otsuka vat de ruis die veel van onze contacten vertroebelt, en de schoonheid van momenten waarop die plots wegvalt.

Er zit zowel een onnoemelijk verdriet als een geruststelling in die leegte. Zintuiglijkheid neemt het over. Maar net hier kan een nieuw soort verbinding ontstaan, zoals ook Alice’s dochter ervaart in een van de meest aangrijpende scènes van het boek. ‘En voor het eerst in weken ben je rustig. Niet ophouden. Zo blijven jullie een paar minuten zitten, zij met haar hand op jouw arm, jij op de bank naast haar, roerloos, nauwelijks ademend, tot het tijd is om haar naar de eetzaal te rijden voor de lunch. De beste vijf minuten van je leven.’

Otsuka vat de ruis die veel van onze contacten vertroebelt, en de schoonheid van momenten waarop die plots wegvalt. Het zijn net die herinneringen aan het samen ‘in het hier en nu zijn’ die het onafwendbare afscheid draaglijk maken. Tot ook zij, met ons, verdwijnen.