Een angstperkje in het denken

Door Robin Goudsmit, op Sun Feb 26 2023 23:00:00 GMT+0000

Op welke manier kan het wilde een plaats krijgen in ons ecosysteem? En hoe kan die wildernis tot een nieuwe vorm van samenleven leiden? Huilende coyotes en een foto van een wolf op de Hoge Veluwe zetten Robin Goudsmit aan om, met de inzichten van Donna Haraway in het achterhoofd, binaire denkschema’s ter discussie te stellen.

In november 2019 logeerde ik met een vriend aan de rand van de Joshua Tree-woestijn, een uitgestrekt natuurgebied in de Amerikaanse staat Californië. We kwamen in het donker aan bij onze Airbnb, een muziekstudio-slash-gastenverblijf vol met snoeren, versterkers en muren beplakt met stickers van bands en muzieklabels. Achter het huis strekte de woestijn zich groot en leeg uit. Het rook er zoals het bij het tijgerverblijf van de dierentuin ruikt, een doordringend muskusachtige geur. Mijn reisgenoot stelde voor om een biertje te drinken op het terras achter het huis. Nauwelijks waren we de grote schuifdeuren uitgestapt of we maakten een sprongetje van schrik: vlak naast ons in het donker klonk een oorverdovend gehuil. In de achtertuin was de plaatselijke coyotefamilie aangeslagen. De hele nacht patrouilleerden ze om het huis en jankten ze onder het slaapkamerraam.

Eind oktober 2022 verscheen een foto in NRC van de grote broer van de coyote, de wolf, in het Nederlandse nationale park de Hoge Veluwe. De wolf staat midden op een geasfalteerde weg. Om het dier heen staan vijf mensen. Allemaal hebben ze een camera in hun hand, gericht op de wolf. Drie van hen staan naast een fiets met een kinderzitje erop. In de verte naderen twee auto’s.

De wolf kan iets terugbrengen in dit kikkerlandje, iets waarvan we dachten dat het verloren was gegaan: iets van wildheid.

In Nederland is al een tijd een verhit debat gaande over de aanwezigheid van de wolf. Die heeft zich in slechts een paar jaar hier gevestigd: in 2015 stak de eerste wolf in 150 jaar de grens over, biologen schatten dat er nu zo’n achttien exemplaren in Nederland leven. Tegenstanders vinden dat de wolf niet past in een land waar ook 17,5 miljoen mensen wonen. Het is hier geen Joshua Tree, betogen zij. Dit land heeft bovendien een voedseleconomie, Nederland is een land van calcium en karbonades. In zo’n land hoort de wolf niet. Voorstanders vinden juist dat de wolf recht heeft om in Nederland te zijn. Hij vestigde zich immers eerder in deze zompige rivierdelta dan wij. Met de wolf kan het wilde worden teruggebracht.

Mijn reisgenoot en ik waren in Californië voor een grote conferentie van literatuur- en cultuurwetenschappers. Ook de Amerikaanse filosoof en bioloog Donna Haraway, die op de conferentie een lifetime achievement award mocht ontvangen, zou een lezing geven. Het werk van Haraway heeft me sinds de universiteit altijd geïntrigeerd. Het houdt het midden tussen praktisch en onbegrijpelijk, een vorm die perfect past bij haar onwil om in dualiteit te vervallen. Haar denken over gender, cyborgs, de klimaat- en de ecologische crisis is niet alleen een kritiek op de oerverhalen die onze wereld ordenen, maar ook een oefening in het beschrijven van onze gesitueerdheid in diezelfde narratieven. Haraway bedrijft geen filosofie om utopische vergezichten te schilderen. In plaats daarvan wil ze werken volgens het adagium staying with the trouble: dat wat verstoort, moet van dichtbij worden bekeken en van alle kanten worden belicht.

Mede door de ervaring van alleen in de woestijn zijn, ben ik vatbaarder geworden voor de argumenten van mensen die zeggen dat het tijd wordt om de natuur meer ruimte te geven in Nederland. De wolf kan iets terugbrengen in dit kikkerlandje, iets waarvan we dachten dat het verloren was gegaan: iets van wildheid. Zo’n dier ‘belichaamt alles wat we hebben opgegeven’, mijmert schrijver Sylvain Tesson in de documentaire The Velvet Queen (2022), over zijn zoektocht naar de sneeuwluipaarden van Tibet, ook al zo’n dier dat ons door jacht en habitatverlies bijna is ontvallen. Via het dier krijgen we een inkijkje in hoe de wereld er ooit moet hebben uitgezien, voordat wij, homo sapiens, er doorheen kwamen banjeren. Daar komt een verlangen om niet meer de grootste te zijn bij, om bang gemaakt te willen worden door coyotes in de achtertuin. Of door een wolf op een asfaltweg.

Een duale inrichting van ons denken hindert ons in het vinden van een manier waarop we samen kunnen leven.

Ik ben niet ongevoelig voor hoe Tesson het niet-menselijke dier in zijn natuurlijke habitat romantiseert. Maar de kleine vrouw met het grijze haar, die ik haar lifetime achievement award in ontvangst zag nemen, zou hem waarschijnlijk wel wat vragen hebben toegeworpen over zijn opvattingen over wat wildheid is. Want hoe functioneert het ideaal van de wildernis in onze cultuur en in ons denken? In hoeverre is het doordrongen van koloniale ideeën over een natuur die bedwongen moet worden en geëxploiteerd? En wat bedoelen we eigenlijk als we het hebben over de ‘oorspronkelijkheid’ van een bepaald ecosysteem?

‘There is only the chance for getting on together with some grace’, schrijft Haraway in haar boek When Species Meet (2008). ‘The Great Divides of animal/human, nature/culture, organic/technical, and wild/domestic flatten into mundane differences — the kinds that have consequences and demand respect and response — rather than rising to sublime and final ends.’ Een duale inrichting van ons denken - het ongerepte tegenover het gecultiveerde, het schaap tegenover de wolf - hindert ons dus in het vinden van een manier waarop we samen kunnen leven. Dat samenleven is geen eindpunt, maar eerder een staat van permanente heroverweging en bevraging. Misschien kun je het het beste vergelijken met hoe een acrobaat balanceert op een touw: die staat ook niet stil, maar moet steeds weer het gewicht van zijn lichaam een beetje verplaatsen.

Om de door Haraway gehekelde dualiteit te ontmantelen, moet je de ideeën die eraan ten grondslag liggen deconstrueren. Aan de hand van de foto in NRC kun je goed de mengelmoes van houdingen aflezen die mensen tegenover de wilde wolf aannemen. Kijk maar hoe verschrikt de mensen naar het beest kijken. Hier is een dier waarvan we vanaf onze jeugd hebben gehoord dat het bloeddorstig is, de kwade genius uit sprookjes en fabels. Eva Meijer hield afgelopen november in De Groene Amsterdammer al een pleidooi voor meer, en vooral andere verhalen over de wolf. Het stereotype beeld van het dier dat grootmoeder opeet en Roodkapje opwacht staat in de weg van nieuwe manieren van samenleven, betoogde ze.

De ontmoeting met een ander dier verandert mogelijkerwijs wie we als ‘wij’ zien.

Maar tegelijkertijd zien we op de foto al een ander narratief aan het werk, dat van de wolf als charismatisch dier, dat ook een onweerstaanbare aantrekkingskracht op ons heeft. Op de asfaltweg lijkt het dier opvallend klein, de mensen torenen boven hem uit. Het probleem met sommige wolven in Nederland, zo legde het artikel in NRC uit, is niet dat ze agressief zijn, maar dat ze hun angst voor mensen zijn kwijtgeraakt. Dat komt onder andere doordat natuurfotografen ze steeds vaker opzoeken. De angst van milieubeschermers is dat de wolven uiteindelijk voedsel van mensen zullen aannemen en het jagen zullen verleren.

In de reacties op sociale media leken mensen het echter wel amusant te vinden dat de wolf niet meer bang was. Sterker nog, volgens sommigen herhaalde een deel van de geschiedenis van de domesticatie zich hier, recht voor onze ogen. ‘Binnenkort rent ie achter een stok aan’, schreef iemand op Twitter.

In haar latere werk verruilt Haraway de cyborg als middelpunt van haar filosofie voor de hond, omdat ze meer aandacht wil besteden aan het historische, materiële en affectieve. Ze wil dieper ingaan op gevoelens als liefde, solidariteit en empathie en daar is de hond simpelweg beter voor geschikt dan de cyborg. Daarbij neemt ze ook de fascinatie die de mens heeft voor de geschiedenis van domesticatie onder de loep.

Let wel, schrijft Haraway, het verhaal van mens en wolf/hond wordt vaak verteld vanuit het menselijke perspectief, waarbij de mens ‘zichzelf realiseert door zijn gebruiksvoorwerpen (hond, cyborg) te realiseren’. Zo’n verhaal berust op ‘humanist technophiliac narcissism’ , aldus de filosoof in The Companion Species Manifesto (2003). In plaats daarvan wil Haraway focussen op de ‘wirwar van vormingsgeschiedenissen’, waarbij het woord ‘individu’ uit het zicht verdwijnt - alle wezens komen voort uit ‘besmettelijke’ gebeurtenissen en zijn constant in beweging, veranderend en elkaar hervormend, legt bijvoorbeeld ook filosoof Rick Dolphijn uit in zijn boek Filosofie van de materie (2022). Het verhaal van honden en mensen is dus geen verhaal over onderwerping en totale controle. In plaats daarvan transformeert domesticatie beide partijen. En in plaats van een scheidslijn tussen het culturele en het natuurlijke ontstaan er ‘natuurculturen’, die meer behelzen dan de som van wat mens en natuur creëren.

In het verlengde van Haraway’s filosofie zou je kunnen stellen dat met de komst van de wolf de angstperkjes ook in ons hoofd ontstaan.

‘Who will ‘we’ become when species meet?’ is de vraag die Haraway ons stelt aan het begin van haar manifest. De ontmoeting met een ander dier verandert mogelijkerwijs wie we als ‘wij’ zien. En niet alleen werden honden door mensen gevormd uit wilde wolfachtigen, ze vormden ons ook, al lijken mensen dat graag te vergeten. Honden waren ‘partners in crime in human evolution’, die ons gedrag maar ook zaken als ons immuunsysteem nog altijd beïnvloeden. Haraway’s filosofie is bij uitstek gefocust op het zijn, niet als een onveranderlijke staat, maar als iets dat altijd in wording is. Dat ‘worden’ is niet mogelijk in isolatie, maar gebeurt juist door ontmoetingen, botsingen en het aangaan van connecties met andere wezens. Vandaar dat Haraway bij voorkeur spreekt van ‘worden-met’, een worden dat wars is van eenzaamheid en altijd gebeurt in samenspraak met andere vormen van zijn.

Honden en wolven maar ook bijvoorbeeld bijen vallen volgens Haraway in de categorie companion species: wezens die onze leefwereld vormgeven. Zelfs als we ze niet tegenkomen, zijn we onderdeel van multispecies knots die onze werelden samenbinden, schrijft ze. Volgens biologen is de impact van wolven op ecosystemen zoals in Nederland complex, vooral omdat natuurgebieden in het land versnipperd zijn. Maar over het algemeen wordt door wetenschappers aangenomen dat populaties van hoefdieren zoals edelherten en everzwijnen zullen afnemen zodra er in het ecosysteem een predator als de wolf bijkomt. Het gevolg van krimpende hoefdierpopulaties is dat jonge bomen en struiken kunnen floreren.

In Amerika heten die hernieuwde ecosystemen ook wel ‘landscapes of fear’, omdat hoefdieren meer op hun hoede zijn en minder vegetatie eten. Vanwege de veel kleinere schaal spreken Europese ecologen liever van ‘patches of fear’, of in mooi Nederlands, ‘angstperkjes’. In het verlengde van Haraway’s filosofie zou je kunnen stellen dat met de komst van de wolf de angstperkjes ook in ons hoofd ontstaan; plekken waar we genoodzaakt zijn om oude duale ideeën over onszelf en onze wereld ter discussie te stellen. Welke plaats nemen we in in de wereld? En wie valt er onder het wij? Met wie worden we, en wie worden we dan?

Haraway zou mijn natuurvakantie in de woestijn waarschijnlijk duiden in het kader van de ‘heruitgevonden pastoraal-toeristische economieën en ecologieën die overal in Noord-Amerika opduiken’, zoals ze schrijft in When Species Meet. Tegen zonsopgang waren de huilende coyotes verdwenen en had de imponerende leegte plaatsgemaakt voor alledaagsheid. We aten havermoutpap in het milde zonnetje en moesten lachen om onze schrik van de avond daarvoor. Ik herinner me hoe verbaasd ik was over hoe gemakkelijk het ene veranderd was in het andere, alsof de twee kanten van die plek veel dichter bij elkaar lagen dan ik dacht. Een grote woestijnhaas met zwarte oren hipte onverschillig tussen de cactussen, alsof er nooit iets was geweest om bang voor te zijn.