Een eiland tussen aanhalingstekens. Over 'This is not a love song' van Fiene Zasada en Joshua Smits i.s.m. Luca Persan

Door Leonie Moreels, op Thu Aug 08 2024 07:27:00 GMT+0000

‘Geen enkele mens is een eiland.’ Het zou een uitspraak op een tegeltje, maar ook de slagzin van dit afstudeerproject kunnen zijn. Het is een spreuk die ik zowel op rouwkaarten met lila tulpen als op ansichtkaarten vol glitterharten bij de huwelijken van verre vrienden schrijf. De oneliner is een snelle vlucht, een nooduitgang in een huis met te veel kamers. In This is not a love song gaan een man en een vrouw op bed, een eiland van roze kussens, op zoek naar hoe ze zich tot elkaar en andere mensen verhouden. Want wil een dobberende plek niet stiekem ook schiereiland of zelfs vasteland worden?

Voor hun afstudeervoorstelling This is not a love song werkten kersverse alumni Drama aan het KASK in Gent Joshua Smits en Fiene Zasada samen met Luca Persan. Op lichtroze kussens krabben de twee elkaars rug, strelen ze de haren van de ander. In de hoek speelt een laptop zachtjes muziek die ze af en toe zelf veranderen. Al snel leren de twee elkaars lichaam kennen: ‘Mag ik jouw borsten eens aanraken? Huil eens! Vind je dit leuk?’ Grote emoties en intieme gestes lopen schijnbaar moeiteloos in elkaar over. De twee krijgen een naam, Joshua en Fiene, en al snel wordt duidelijk dat ze zich samen dwars doorheen de tijd fantaseren. ‘Stel: het is 2051’, begint iemand. Samen met de kijkers, op verre afstand, springen ze van een auto-ongeluk naar een begrafenis naar pril en onwennig moederschap. Maakt de één een fout, dan zet de ander dat recht. ‘Jawel, ga dood!’, schreeuwt Fiene vlak voor ze tranen met tuiten ‘huilt’ om de ‘dood’ van Joshua. In deze voorstelling staat alles tussen aanhalingstekens: alles is ‘maar alsof’. Op het eiland van lichtroze kussens bouwen de twee vrienden aan een romantische wereld waar alles – tot de haarkleur van hun kinderen toe – uitgedacht, ingestudeerd en gerepeteerd is.

De twee personages krabben de lagen van hetero- en homoseksuele liefde af en hopen zo op een kern te stoten.

Het duo onderbreekt, vult aan, haalt adem, doet woorden als porseleinen schotels op de vloer uiteenspatten en raapt de scherven niet op. Deze choreografie van vlees en stem is sterk, maar meerdere keren is het net in de afwezigheid van stemmen dat de boel echt ontploft. Joshua schreeuwt dat het verschrikkelijk is – de ingebeelde begrafenis en bijhorende condoleances, maar ook de tearstick onder zijn ogen – en meteen erna klinkt: ‘Je moet van je grootste verlangen geen geheim maken.’ Pas in de daaropvolgende stilte botst deze zin als een springbal door de verder opmerkelijk lege scène. ‘Ik verbeeld me dat het een strijd is om bij elkaar te komen, ik wil me zorgen kunnen maken over iemand’, geven ze schouder aan schouder toe. De pijnlijke confessions, van Fiene voorgelezen door Joshua en omgekeerd, ontroeren me. De twee leggen niet enkel zichzelf maar ook elkaar bloot.

Ze krabben de lagen van hetero- en homoseksuele liefde af en hopen zo op een kern te stoten. Wat betekent het nu écht om lief te hebben en geliefd te worden? Kan je je iets zodanig inbeelden dat het werkelijkheid wordt? Het is een mooi tafereeltje, maar de insteek van de voorstelling is al snel duidelijk en verder weinig verrassend. Eén scène, badend in neonoranje licht, rukt de twee los van de matras. Eindelijk. De kinderen die ze tot naam en haren toe gepland hebben, smakken het duo hard met het hoofd tegen de muur van de toekomst. Fiene en Joshua rennen, knielen, stampen en schreeuwen door de ruimte op zoek naar hun imaginaire kinderen. Ze zijn gefrustreerd. Hun aanvankelijk rooskleurige toekomstbeeld heeft nu de kleur van kak. De kinderen hebben een gat in de schoen, roken en puberen, of stelen geld. Fiene en Joshua voeren voor het eerst hun dromen afzonderlijk uit: zij geeft de borst terwijl hij vloekend door de speeltuin rent. Het is jammer dat deze opstoot van energie al snel weer gaat liggen. Om expliciete seksscènes te beschrijven gaan ze opnieuw aan de rand van de matras zitten. Het spel plooit zich terug in een trager tempo, opnieuw op bed. Dit bed blijkt toch geen eiland in een kolkende zee te zijn. Fiene loopt zomaar om een fles water. De omgang met tijd en ruimte is inconsistent en daarom verwarrend.

This is not a love song is een 21ste-eeuwse miniatuur die je even in je handen neemt en met plezier bestudeert, maar ook al snel weer weglegt.

Zasada en Smits ontleden relaties en de afwezigheid ervan tot in de puntjes. Ze vinden elkaar als spreekbuis van hun eigen verlangens. Met een musicalachtige afsluiter concluderen ze in koor: ‘Jij hoort bij mij.’ This is not a love song is een 21ste-eeuwse miniatuur die je even in je handen neemt en met plezier bestudeert, maar ook al snel weer weglegt. Er is meer nodig dan een knap staaltje acteerwerk en een bed. Ik mis een narratief met vaart.

Geen enkele mens is een eiland. Ik meer in de 75 minuten enkele keren aan bij de twee performers, maar voel me af en toe ook een losgeslagen boei. Joshua en Fiene zijn boeiende figuren met fascinerende grote dromen. Toch missen ze soms een verhaal dat los durft te komen van het bed. Het eiland is een mooie plek, maar slaagt er niet in om vasteland te worden.

Deze tekst werd geschreven in het kader van de Summerschool Kunstkritiek van rekto:verso en Etcetera. De andere teksten vind je hier.