Een kwetsbaar gesprek

Door Redactie rekto:verso, op Fri Jun 29 2018 08:00:00 GMT+0000

Vijf studenten aan een toneelschool wagen zich aan een verkennend gesprek over kwetsbaarheid. Een vijfde student heeft zich net bij de groep gevoegd, nahijgend. Ietwat ostentatief nahijgend, zou men kunnen denken. Hij was een half uur te laat. Hij heeft zich bezeerd tijdens de repetitie, zegt hij. Er kleeft een pleistertje op zijn voorhoofd, al dreigt het los te komen door het zweten. Zweet kan je niet veinzen.

Susan (tussen de tanden): Alweer te laat.

Friedrich: Ja, sorry, we zijn uitgelopen, het gaat echt heel moeilijk. Die rol van mij… Ik voel me rot. Moet ik eigenlijk wel verder doen? Eerlijk gezegd weet ik niet of ik het nog allemaal zie zitten.

Theodor (zichtbaar geërgerd): Dat is weer zo typisch, hoe jij doet. ‘Ik ben kwetsbaar, dus je mag niet over mij oordelen.’ Kwetsbaarheid lijkt wel de ultieme strategie geworden om eigenlijk onkwetsbaar te zijn. Om immuun te zijn voor kritiek. Je bent gewoon te laat.

Friedrich (zichtbaar gekwetst): Ik weet eventjes niet wat ik moet zeggen.

De jeugd van tegenwoordig zou van kwetsbaarheid een esthetisch ideaal hebben gemaakt.

Theodor: Omdat jij je rot voelt, mogen wij er niets meer van zeggen? Dat wij hier ‘alweer’ een half uur zitten te wachten? Terwijl we over een week die tekst voor rekto:verso af moeten hebben. En we staan nog nergens.

Susan: Moet het niet vooral gaan over kwetsbaarheid ‘in onze opleiding’? Het ‘kwetsbare lichaam’, de ‘kwetsbare performer’?

Theodor: De jeugd van tegenwoordig, wij dus, zouden van kwetsbaarheid een esthetisch ideaal hebben gemaakt.

Hannah: Daar ben ik het nu al niet mee eens.

Susan: (...) ‘Authenticiteit’, ‘het hier en nu’: die woorden worden gebruikt alsof het vanzelfsprekend is dat het goede kwaliteiten zijn.

Hannah: Er is ook wel veel kritiek op, hoor.

Als je je niet kwetsbaar opstelt, ontbreekt er iets, iets ‘persoonlijks’.

Karl: Maar het zijn wel criteria geworden binnen onze opleiding. Hoe kwetsbaarder, hoe authentieker, hoe beter. In het eerste jaar was dat mijn grote struggle. Wat ik deed was niet ‘persoonlijk’ genoeg. Ik werd er altijd een beetje boos van. Ze bleven maar vragen: ‘Waar ben jij’. ‘Ja hallo: hier ben ik!’ Nee serieus. Hoe meer ‘hier’ kan ik nog zijn?

Hannah: Maar wat heeft dat te maken met kwetsbaarheid?

Karl: Wel, er wordt van ons ‘aanraakbaarheid’ en ‘doorlaatbaarheid’ gevraagd. Als je je niet kwetsbaar opstelt, ontbreekt er iets, iets ‘persoonlijks’.

Theodor: Maar dat ‘iets’ is toch wel belangrijk. Er is een reden waarom ik liever naar... euhm, ik ga nu geen namen noemen, ik wil niemand kwetsen, maar je kijkt toch liever naar bepaalde studenten dan naar andere, omdat ze dat ‘iets’ hebben.

Karl: Misschien is ‘kwetsbaarheid’ inderdaad gewoon een metafoor om te spreken over dat ‘iets’ dat sommige spelers hebben en andere niet.

Susan: Dat ‘iets’?

Karl: Ja, hoe moet je dat zeggen, een natuurlijke présence, zoiets.

Hannah: ‘Gewoon’ een metafoor? Niets is gewoon een metafoor. Dat is toch precies de vraag: Waarom worden woorden als ‘kwetsbaarheid’ en ‘persoonlijkheid’ gebruikt om te spreken over dat ‘iets’?

Susan: Het is trouwens vreemd dat ‘kwetsbaarheid’ en ‘persoonlijkheid’ zo nauw verbonden zijn met elkaar. Is niet iedereen altijd ‘persoonlijk’? Is iemand die kwetsbaar is automatisch ook persoonlijker? Google ‘vulnerability’ en je komt altijd uit bij ‘authenticity’. Wat hebben die twee met elkaar te maken?

Theodor: Voor mij is dat duidelijk. Doordat je je kwetsbaar opstelt en je schild laat vallen, komt je ‘ware ik’ naar voren. Authenticiteit is een gevolg van kwetsbaarheid.

Karl: Of net omgekeerd, als je je ‘ware ik’ toont, word je kwetsbaar.

Hannah: Je ‘ware ik’? Hoe ziet dat er dan uit? Met tranen in de ogen, zeker? En een trillende stem.

Karl: Nee, niet per se, ik weet het niet...

Susan: Goed, kwetsbaarheid kan wel een metafoor zijn om over dat ‘iets’ te spreken, of noem het voor mijn part authenticiteit, maar waarom worden net die woorden gebruikt? En wat zijn daar de gevolgen van? Misschien kan dat het vertrekpunt worden van ons artikel?

Hannah: Misschien zou een andere metafoor zelfs een andere manier van spelen met zich meebrengen.

Karl: Misschien heeft het iets te maken met je geloofwaardigheid als speler. Je bent geloofwaardig als je alles weghaalt wat niet nodig is, als je je schild laat vallen.

Zo’n authentiek ‘zelf’ bestaat natuurlijk helemaal niet.

Theodor: Ik herken dat inderdaad wel van in bepaalde spellessen. Als speler is het belangrijk je te laten aanraken en in beweging te laten brengen, door de tekst, door de andere spelers, door wat er met je gebeurt op scène. Je moet naar je emotionele naaktheid laten kijken.

Susan: Kwetsbaarheid als een weg naar emotie, daar zit wel iets in.

Theodor: Pas als je al je afweermechanismen uitschakelt, kan je je laten bewegen, jezelf letterlijk ont-roeren.

Karl: Maar voor mij werkte dat helemaal niet. Ik was in het eerste jaar zelfs een tijdje bang dat ik geen authentiek ‘zelf’ had dat ontroerd kon worden.

Hannah: Zo’n authentiek ‘zelf’ bestaat natuurlijk ook helemaal niet. Die illusie hebben de postmodernisten toch al wel een tijdje geleden doorprikt.

Friedrich: (weifelend) Mag ik iets zeggen? Het viel mij daarnet in de repetitie ook op dat er veel spelers zijn die krampachtig in zo’n toestand van ‘emotionele naaktheid’ willen geraken. En die, als ze daar niet komen, het gevoel hebben dat ze niet kunnen spelen. Terwijl er ook andere wegen zijn naar goed spelen.

Hannah: En als voor iemand de kwetsbare weg de enige is, kan die dan eigenlijk wel spelen? Is jezelf emotioneel uitkleden wel ‘spelen’? Is een ‘spel’ niet eerder een toevoeging aan wat er al is, of op zijn minst een vervorming ervan, in plaats van een afpelling?

Karl: Misschien is het nodig om eerst af te pellen. Het is een cliché van toneelscholen dat ze je eerst moeten afbreken om je daarna op te bouwen als goede speler, maar ergens klopt het ook wel. Ik heb zoveel strategieën en maniertjes die in de weg kunnen zitten bij het spelen. Een speler is als een kameleon die alles moet kunnen zijn, en daarom moet hij zelf niets zijn.

Het ideaal van kwetsbaarheid in onze opleiding is dus een erfenis van de romantiek?

Theodor: Ja, natuurlijk. De opleiding heeft een ideaal van anti-vorming. Het doel is om mensen de wereld in te sturen die een ‘eigenheid’ hebben. Mensen die...

Hannah: (...) ‘zichzelf’ zijn.

Theodor: (...) niet op elkaar lijken, die allemaal heel erg verschillend zijn, die dus niet gevormd zijn door de school.

Karl: En daarin zijn ze heel erg vormend.

Hannah: Het is dus nogal paradoxaal.

Susan: En ook erg romantisch.

Hannah: Net als met dat ‘authentieke zelf’.

Friedrich: Ah ja, zoals Rousseau die...

Theodor: Amai, het duurde lang voor die naam viel.

Friedrich: Hè, wat?

Theodor: Nee, niets.

Friedrich: Rousseau dus, die het heeft over de mens als een uniek individu dat zich zo natuurlijk mogelijk moet ontplooien, zonder invloeden of dwang vanuit ‘de corrumperende maatschappij’.

Hannah: En daarmee samenhangend, de cultus van de kunstenaar als een genie, die ‘gewoon zichzelf’ moet zijn en daarmee is de kous af.

Susan: Het ideaal van kwetsbaarheid in onze opleiding is dus een erfenis van de romantiek?

Kwetsbaarheid als verzet tegen de prestatiemaatschappij.

Karl: Nochtans wordt er vanuit de opleiding hard ingegaan tegen de cultus van het genie. Er wordt veel belang gehecht aan technische lessen. Tegen mij hebben ze zelfs eens letterlijk gezegd: ‘Je hebt veel talent als speler, maar je moet wel blijven werken. Dit en dit en dit kan je al, nu moet je de rest nog zoeken.’

Hannah: Dat is natuurlijk ook omdat ze een context creëren waarin je als student een proces mag doormaken, waarin je ook eens op je bek kan gaan.

Susan: Waarin je kwetsbaar mag zijn, dus.

Hannah: Ja, en waarin niet alles meteen resultaat moet opleveren, zoals in de rest van onze economie. Kwetsbaarheid als verzet tegen de prestatiemaatschappij.

Theodor: Maar nu moeten we wel even een onderscheid maken. Het is één ding om kwetsbaarheid als principe toe te laten in je pedagogie, maar het is al iets anders om kwetsbaarheid te zien als een bron van waaruit je speelt, en nóg iets anders om het te thematiseren in je werk.

Karl: Inderdaad, je kwetsbaar opstellen kan een goede speloefening zijn, maar die wordt vaak inhoudelijk doorgetrokken en dat is kwalijk. De ‘manier’ om tot emotie, tot dat ‘iets’ te komen, wordt tot een esthetiek gemaakt.

Friedrich: Wat bedoel je daarmee? Hoe ziet die esthetiek eruit?

Susan: Ja, goh, misschien… of nee, ik bedoel... ja, daar weet ik niet onmiddellijk een concreet antwoord op.

Theodor: Wacht, ik ga eens proberen: letterlijk naakte, gekwetste lichamen tonen, de eigen feilbaarheid tonen, zweten, tasten, iets proberen en falen, vallen, klein en dicht bij jezelf blijven, fragiele materialen gebruiken, je decor uit elkaar laten vallen omdat het met touwtjes aan elkaar hangt, die touwtjes ook tonen, je facebookprofiel laten zien, het over je kromme kleine teen hebben, voortdurend je eigen falen op scène zetten, heel hard proberen om niet virtuoos te zijn.

Susan: En daar dan erg goed in worden.

Theodor: Virtuoos falen, dat vind ik een goeie.

Is virtuoos spelen dan het nieuwe falen?

Friedrich: Ik snap er helemaal niets meer van. Als kwetsbaarheid wordt gebruikt om te spreken over iemand die eigenlijk aan het mislukken is, die ‘het’ zoekt maar niet vindt, dan wordt falen dus een kwaliteit? Maar op welke manier is dat kwalitatief falen dan te onderscheiden van écht falen? Is virtuoos spelen dan het nieuwe falen?

Susan: Is het onderscheid tussen kwetsbaarheid als principe in je pedagogie en kwetsbaarheid als esthetisch ideaal wel helder te trekken? Als je pedagogie doordrongen is van kwetsbaarheid, zal zich dat ook vertalen in het werk dat daaruit voortkomt.

Theodor: Dan krijg je dus inderdaad werk waarin het eigen falen ook voortdurend op scène wordt gezet. Of in scène wordt gezet?

Susan: Dat de kwetsbaarheid eigenlijk wordt gefaket, bedoel je?

Theodor: Neen neen, dat heb ik niet gezegd. Het is niet omdat je iets in scène zet, dat het onoprecht wordt.

Friedrich: Maar dan… als ik het zo hoor... is kwetsbaarheid dus eigenlijk heel postmodernistisch?

Karl: Ja?

Als je kwetsbaarheid etaleert, dan censureer je jezelf. Je zegt wel iets, maar neemt er onmiddellijk afstand van.

Friedrich: Ja, want wat het postmodernistische, of ‘post-dramatische’ theater zo typeert, is toch dat je niet alleen je rol toont, maar ook de speler die de rol speelt. En als je laat zien wat er met je gebeurt als je speelt, met je lichaam, je emoties, dan etaleer je ook kwetsbaarheid.

Theodor: Etaleren? Dat klinkt toch weer negatief. En als je kwetsbaarheid etaleert, dan censureer je jezelf. Je zegt wel iets, maar neemt er onmiddellijk afstand van door jezelf naast de rol te zetten.

Hannah: Misschien is kwetsbaarheid sowieso een vorm van zelfcensuur. ‘Ik zeg wel iets, maar ik weet het eigenlijk ook niet, hoor, ik ben maar een feilbare mens.’

Susan: Maar dan…

Hannah: Wat?

Susan: Als ik het zo hoor, is kwetsbaarheid een samensmelting van de erfenis van de romantiek, met het ideaal van authenticiteit, en van het postmodernisme, met de eeuwige twijfel en onzekerheid. Het authentieke ‘ik’ werd door het postmodernisme aan het wankelen gebracht en werd zo een kwetsbaar ‘ik’. Misschien moet dat de conclusie van ons artikel worden!

Friedrich: Dat is echt een goede zin. Een ‘wankelend ik’, ik zie het zo voor me.

Karl: In zijn blootje, en misschien met water of zo. Een oerelement in elk geval.

(c) Luc Degryse

Hannah: En ik denk dat op die manier, doordat kwetsbaarheid een ‘wankelend ik’ toont, de mogelijkheid tot kritiek wordt uitgeschakeld. Kwetsbaar werk is hoogstpersoonlijk werk, dus als je dat bekritiseert, keur je niet alleen het werk af, maar ook de mens erachter, die zich in zijn meest kwetsbare zelf toont.

Theodor: Tegen de kwetsbare kunstenaar kan je niets inbrengen. Kwetsbaarheid als ultiem verdedigingsmechanisme tegen kritiek. Kwetsbaarheid als harnas. We zijn terug bij af.

Friedrich: Ik vind dat toch wat cynisch, die verklaring. Er is toch ook wel iets dat heel mooi kan zijn in zo’n kwetsbaar werk?

Wat we ‘kwetsbaar werk’ noemen, vind ik juist gevaarlijk dicht in de buurt komen van ‘kitsch’.

Karl: Weer dat ‘iets’, daar hebben we het al over gehad. En trouwens, ik vind vaak dat wat we ‘kwetsbaar werk’ noemen, juist gevaarlijk dicht in de buurt komt van ‘kitsch’.

Friedrich: Oei! Kitsch?

Susan: Wat bedoel je daarmee?

Karl: Ja, ik bedoel, je snapt toch…

Friedrich: Wat betekent dat eigenlijk, ‘kitsch’?

Hannah: Een soort van heiligheid, denk ik. Valse heiligheid.

Susan: ‘Valse’ heiligheid, zeg je. Onecht dus, eigenlijk. Wat grappig is, want we hebben het de hele tijd over ‘authenticiteit’, wat toch ook ‘echtheid’ betekent. Terwijl het tegelijk gaat over spelen. Over doen alsof dus.

Karl: Neen, neen, het klopt wel, want het ‘echte’ wordt in scène gezet. Als er niet zou worden gedaan alsof het echt was, zou het niet onecht aanvoelen. Klopt het wat ik zeg?

Hannah: Wacht, ik heb het even opgezocht: ‘Gekenmerkt door sentimentaliteit, sensatiezucht of gladheid.’ En hier nog een andere definitie: ‘Thans weer vernauwd tot cultuuruitingen met valse, niet-waargemaakte pretenties.’

Friedrich: Wat voor pretenties dan?

Mensen die écht kwetsbaar zijn, sociaal kwetsbaar bijvoorbeeld, krijgen geen ruimte om zich kwetsbaar te tonen.

Karl: De pretentie van kwetsbaarheid, bijvoorbeeld. Het gaat er namelijk niet om hoe kwetsbaar spelers echt zijn, maar in welke mate ze dat ‘tonen’.

Hannah: Ja, want mensen die écht kwetsbaar zijn, sociaal kwetsbaar bijvoorbeeld, die krijgen geen ruimte om zich kwetsbaar te tonen. Die moeten net sterk zijn.

Friedrich: Je zit als acteur ook wel in een kwetsbare positie, op een podium in het licht, tegenover een ‘jury’ van publiek dat vanuit het donker naar jou kijkt.

Susan: Ja, dat is precies hoe Brené Brown – die ‘vulnerability-expert’ – kwetsbaarheid definieert: ‘emotional risk, exposure, uncertainty’.

Hannah: Maar als acteur kies je toch zelf voor die kwetsbare positie? Je kruipt vrijwillig dat podium op. Als je daar graag bent, ben je dan nog wel echt kwetsbaar?

Susan: Je bedoelt dat om echt kwetsbaar te zijn, je eigenlijk niet in die kwetsbare positie ‘wil’ zijn?

Hannah: Ja. Brené Brown koppelt kwetsbaarheid niet voor niets aan schaamte.

Friedrich: En een acteur schaamt zich niet, die toont zich juist graag op het podium.

Susan: Maar dan is hij dus niet meer kwetsbaar? Shit, ingewikkeld.

Hannah: In elk geval is de kwetsbare acteur die enkel zijn ‘echte’ emoties en ‘zichzelf’ toont, iets heel bedenkelijks.

Susan: Waarom precies?

Hannah: Omdat de toeschouwer dan minder geneigd zal zijn zich af te vragen waarom de acteur toont wat hij toont. Alles wat de acteur toont is nochtans een ‘keuze’, binnen een fictieve wereld, en elk van die keuzes heeft een morele implicatie, want die fictieve wereld staat niet los van de actuele wereld. Als je er bijvoorbeeld voor kiest om een vrouw op een podium heel oprecht en authentiek te laten zeggen dat alle vrouwen ernaar streven om voor een man te zorgen, dan betekent dat vandaag heel wat.

Karl: Dat komt uit Ivanov! Van Tsjechov!

Hannah: Ja. En verborgen achter het schild van de kwetsbaarheid of de echtheid kunnen dergelijke keuzes niet meer worden bevraagd. De acteur weigert op die manier om een morele positie in te nemen.

Kwetsbaarheid als vrijbrief om je morele verantwoordelijkheid niet op te nemen.

Susan: Die weigering om een morele positie in te nemen tegenover je spel, is zelf natuurlijk ook een morele positie. Kwetsbaarheid als vrijbrief om je morele verantwoordelijkheid niet op te nemen.

Friedrich: Zoals ‘schoonheid’ dat ook kan zijn.

Hannah: Kwetsbaar werk gaat over zichzelf, over ‘het wankelende ik’, nooit over het vreemde.

Susan: Is dat zo? Waarom zou onze opleiding dan kwetsbare kunstenaars tegenover de wereld van vandaag willen plaatsen? De opleiding stelt namelijk ook als doel dat wij kritisch staan tegenover de wereld, en ze bevragen.

Friedrich: En is het wel aan de acteur om de toeschouwer op te voeden, is de toeschouwer zelf niet in staat om vragen te stellen bij een vrouw die zegt dat alle vrouwen alleen maar mannen willen verzorgen?

Karl: Misschien is kwetsbaarheid wel een goede strategie van waaruit je de wereld kan bevragen.

Friedrich: Het is ook wel zo dat theater tot ergens in de jaren zeventig een belangrijk medium was om politieke inhouden over te brengen, maar...

Theodor: En daar werd in het theater van de jaren tachtig hier in Vlaanderen dan heftig op gereageerd...

Friedrich: (...) nu is er film, bijvoorbeeld, en televisie. Allemaal veel populairder. Het enige wat theater van die media onderscheidt, is net de kwetsbare positie van het hier en nu, de ‘live action’, het samenzijn, ‘in het moment’, de gelijktijdige aanwezigheid van al die lichamen.

Susan: Wankelende, zwetende lichamen.

Friedrich: Theater is per definitie kwetsbaar. Er kan altijd iets mislopen, je toont altijd iets dat fragiel is, efemeer, onvast...

Karl: En die eigenschappen van theater worden nu uitvergroot en gecultiveerd.

Susan: Het theater denkt misschien dat dat zijn enige houvast is.

Hannah: Is dat eigenlijk alleen in het theater zo? Of is kwetsbaarheid ook een ideaal in andere kunstvormen?

Karl: In de dans zeker ook. En vooral ook in de performance art.

Misschien is het een reactie op de hyperrealiteit en de virtualiteit waarin we nu leven.

Friedrich: En al die sterren die op sociale media hun ‘kwetsbare zelf’ laten zien. Lady Gaga in een jeansbroek en ‘zonder make-up’, bijvoorbeeld.

Hannah: Kwetsbaarheid wérkt. Het is een verkoopstrategie.

Theodor: Maar waarom werkt het? Is het geen antwoord op een vorm van schaarste? Omdat er juist een groot tekort aan is?

Karl: Misschien is het een reactie op de hyperrealiteit en de virtualiteit waarin we nu leven. Alles is altijd voor iedereen zichtbaar, maar wel met een mooi filtertje erover. We zijn daarom op zoek naar de momenten waarop die filter wegvalt.

Hannah: Maar die momenten bestaan evenmin als ‘het authentieke zelf’. Kwetsbaarheid is even gestaged als al het andere.

Theodor: Hmmm… Kwetsbaarheid als reactie op de hyperrealiteit…

Karl: Ja, als reactie op het feit dat we ons voortdurend moeten tonen als een perfect lichaam, een perfect individu. Dat is de ziekte van onze tijd.

Theodor: Maar dan is kwetsbaarheid op scène toch niet de juiste tegenreactie. Dan is het geen aanval op de ziekte, maar een symptoom ervan.

Friedrich: Hoezo?

Theodor: Omdat het in de eerste plaats een ‘tonen’ van kwetsbaarheid is, en daardoor ook een vormgeven van jezelf, van ‘je diepste zelf’. En dan zet je dat ook nog eens op scène. Op die manier versterk je de ziekte, in plaats van ze te bestrijden.

Karl: Daar zit wel iets in. Kwetsbaarheid als stilistisch principe pretendeert een tegenreactie te zijn op de kwaal van het perfectionisme, maar versterkt die kwaal juist.

Theodor: En wordt dan kitsch.

Hannah: En gevaarlijk onkritisch.

Karl: Dus we moeten af van het tonen en gezien worden, we moeten eigenlijk het publiek afschaffen? Of het podium?

Susan: Dit is heel erg interessant allemaal, maar ik zou eindelijk willen beginnen aan dat artikel nu. Ik vind dat we wel echt iets moeten verdedigen. Of in elk geval ergens voor staan.

Friedrich: Niet wankelen, maar staan. Dat vind ik goed.