Een ode aan 'Black love'

Door Mathieu Charles, op Thu Feb 21 2019 23:00:00 GMT+0000

Oscarwinnaar Barry Jenkins bezingt de Zwarte liefde in zijn verfilming van James Baldwins vijfde roman If Beale Street Could Talk.

Toen ik hoorde dat Barry Jenkins If Beale Street Could Talk naar het witte doek zou vertalen, was mijn eerste gedachte dat de romans van James Baldwin onmogelijk te verfilmen zijn. De Haïtiaanse regisseur Raoul Peck maakte in 2017 met I Am Not Your Negro een uitstekende documentaire rond de non-fictie die Baldwin heeft geschreven, maar zijn zes romans zijn een ander paar mouwen.

Hoe vallen de complexiteit van Baldwins schrijven, de rauwe werkelijkheid van zijn verhaallijnen en de gevoelswerelden van zijn personages ooit naar beeld te vertalen? James Baldwin (1924 – 1963) schreef lang voor intersectionaliteit benoemd werd al over racisme, exotisering van Zwarte lichamen, hyperfluïde seksualiteiten, mentale gezondheid (van Afro-Amerikanen), klassenstrijd en ongelijkheid.

Gelukkig is cineast Barry Jenkins niet de eerste de beste. Wie zag hoe hij in zijn magistrale film Moonlight (2016) verschillende vormen van liefde tussen (cis-)mannen opvoerde, en speelde met de stereotypes van Zwarte masculiniteit in relatie tot masochistische heteronormativiteit, twijfelt er niet aan dat de regisseur ook van Baldwin de vertaalslag aankan. Meer nog, ik kan me Moonlight als een boek van Baldwin inbeelden. Het parcours van hoofdpersonage Chiron, die zijn (homo)seksualiteit niet op een gezonde manier kan beleven in een vijandige omgeving, vertoont bijvoorbeeld meerdere gelijkenissen met het parcours van Leo Proudhammer uit Baldwins Tell Me How Long the Train’s Been Gone.

Jenkins’ kunde om sterk in te zoomen op het interpersoonlijke en intrapersoonlijke zag je ook al in zijn debuutfilm Medicine for Melancholy (2009), een romantisch drama over twee Zwarte twintigers die samen een dag doorbrengen in San Francisco, waar ze onder meer het Museum van de Afrikaanse Diaspora bezoeken. Jenkins’ focus op gezichten, stiltes, intimiteit en sterke dialogen maken van hem een gevoelige cineast die zelfs het onzichtbare voelbaar weet te maken.

Racialisering en stigmatisering

En laat dat nu net ook de kracht zijn van James Baldwin: hij beheerst elke vezel van een zin en beschrijft de innerlijke gevoelswereld van zijn personages zo gedetailleerd dat hun stemmen samensmelten met die van de lezer. Baldwins roman Another Country is daar een mooi voorbeeld van: een hevige discussie tussen de personages Ida en Vivaldo onthult onzekerheden, frustraties en misinterpretaties die wellicht voor veel mensen herkenbaar zijn. Baldwin toont in een paar alinea’s hoe machtsverhoudingen, exotisme en toxische (witte) masculiniteit in ‘interraciale’ relaties functioneren.

Baldwin toont in een paar alinea’s hoe machtsverhoudingen, exotisme en toxische (witte) masculiniteit in ‘interraciale’ relaties functioneren.

Baldwin excelleert in het verwoorden van de condition humaine van mensen die over het algemeen niet als mens gezien worden in de samenlevingen die ze bevolken. Met grote precisie maakte Baldwin analyses van Amerika (en bij uitbreiding van het hele Westen), en de racialisering en stigmatisering van de zogenaamde ‘Ander’ vormt een rode draad door zijn oeuvre.

Enkele pagina’s van If Beale Street Could Talk volstonden om me in de roman mee te sleuren toen ik vijftien jaar geleden in Muntpunt op zoek was naar boeken van Paul Beatty (bekend van The Sellout) en voor het eerst op Baldwin botste.

Het verhaal is herkenbaar in zijn structurele onrechtvaardigheid: de liefde en toekomstperspectieven van een jong Zwart koppel – Clementine ‘Tish’ Rivers en Alonzo ‘Fonny’ Hunt – worden brutaal doorkruist wanneer Fonny ten onrechte beschuldigd wordt van een verkrachting. Een witte politieagent wil voor een eerder incident met Fonny wraak nemen, plaatst hem op de plek van het delict en dwingt het slachtoffer om Fonny te identificeren als dader. Hij moet voor lange tijd de gevangenis in, terwijl Tish in verwachting is van hun kind.

Een reële dystopie

Jenkins vertaalt die plot op het witte doek in een niet-lineaire opeenvolging van gebeurtenissen, die voortdurend de gevolgen van geïnstitutionaliseerd racisme op families, relaties en persoonlijke ontwikkeling laat zien. De film blijft grotendeels trouw aan de roman hoewel enkele dialogen ontbreken die niet mals zijn voor de V.S., het politieapparaat en witte mensen. Ik begrijp die keuze echter omdat het momenten zijn in het boek die voor de bredere analyse gaan (macroniveau), terwijl Barry Jenkins zijn camera, heel vaak letterlijk, richt op de gezichten en lichamen, en de analyse op microniveau uitvoert.

Je zou dan kunnen argumenteren dat de film het adagium van Baldwin (“to be Black and conscious in America is to be in a constant state of rage”) ondermijnt. Jenkins brengt die woede echter wel in beeld. Met name in de scène waar Fonny zijn kalmte verliest en tomaten tegen de muur gooit na het conflict met de politieagent die hem later zal beschuldigen. Het is een kort maar heel krachtig moment omdat het de machteloosheid van Zwart zijn in Amerika illustreert.

De intensiteit van Baldwins werk spreekt uit elke dialoog, elke aanraking, elk subtiel samenspel tussen beeld en geluid.

De film weet vooral ingenieus te vatten hoe hoofdpersonages Tish en Fonny daarmee omgaan. Hun onwrikbare liefde voor elkaar gooit een warme gloed over de situaties waarin ze verzeilen. In een maatschappij die genadeloos en gewelddadig op hen inbeukt, toont If Beale Street Could Talk hoe ze toch standhouden. Ook stilistisch komt het boek op doek volledig tot leven door het gebruik van een warm kleurenpalet en de soundtrack van Nicholas Britell, die de fragiliteit van de personages en hun toekomst extra gelaagd maakt. De intensiteit van Baldwins werk spreekt uit elke dialoog, elke aanraking, elk subtiel samenspel tussen beeld en geluid.

Een scène die dat perfect illustreert, is een gesprek tussen Fonny en zijn jeugdvriend Daniel Carty. Wat begint als een fijn weerzien en een luchtig gesprek, slaat doeltreffend om naar een posttraumatische nachtmerrie, getriggerd door de tijd die Carty in de gevangenis heeft doorgebracht. De feilloze overgangen van lichte, schijnbaar oppervlakkige, dialogen naar plots hartverscheurende, diepgewortelde pijn en conflict zijn veelvuldig aanwezig in het werk van James Baldwin.

Die hangende dreigingen zitten ook in Jenkins’ regie en vatten perfect de hele werkelijkheid van Tish en Fonny: ze leven als Zwarte mensen in een niet-denkbeeldige dystopie. Al is die intussen geëvolueerd, ze is voor vele Zwarte Amerikanen – en niet alleen Amerikanen – nog steeds heel reëel.

Het is in de onvoorziene omslagmomenten dat Jenkins de stijl-Baldwin het dichtste weet te benaderen. Neem de scène waarin Trish haar zwangerschap bekendmaakt aan haar familie, en hoe die reageert. Die plotse kanteling van een feestelijke bijeenkomst naar het blootleggen van geïnternaliseerd racisme, assimilatie en protest maakt Baldwins pen heel duidelijk voelbaar.

De witte redder

Het is dan ook vreemd dat sommige filmbesprekingen If Beale Street Could Talk een ontroerend liefdesverhaal noemen, waarin de liefde alles overwint. Dat is niet zo. De liefde blijft wel overeind, maar op geen enkel moment overwint ze het racisme dat Tish en Fonny moeten trotseren en incasseren.

If Beale Street Could Talk is geen ontroerend liefdesverhaal waarin de liefde alles overwint.

Veelzeggend is dat zelfs de jonge witte ambitieuze advocaat die ingehuurd wordt om de zaak van Fonny op zich te nemen, het onderspit moet delven. Alles heeft hij in zich om de klassieke rol van de witte redder op zich te nemen: het witte personage dat in vele films als deus ex machina het Zwarte personage een uitweg biedt en/of komt redden. In If Beale Street Could Talk wordt zelfs deze advocaat door zijn collega’s buitengesloten omdat hij de verdediging van een Afro-Amerikaanse familie opneemt.

De associatie met Zwart volstaat om verschillende deuren te zien sluiten. De witte man heeft de wereld gered van monsters, natuurgeweld, buitenaardse invasies en niet-wit terrorisme, maar voor institutioneel racisme moet ook hij het onderspit delven. Fonny kan niet gered worden. Hij zal zijn kind zien opgroeien in de bezoekersruimte van de gevangenis.

Rassenpolitiek als exportproduct

Hoewel zowel de film als het boek zich afspelen in het New York van de jaren 1970, zijn er nog altijd veel parallellen te trekken met België en Europa vandaag. Daarom is het belangrijk deze film niet te reduceren tot een louter Amerikaans fenomeen. De rassenpolitiek van de VS is wereldwijd geëxporteerd en typeert – soms in andere, soms in gelijkaardige vormen – ook nog steeds ‘onze’ samenleving (ik schrijf onze tussen haakjes, want niet elke lezer wordt onder ‘onze’ erkend).

Ook hier worden Zwarte mensen uitgesloten in het onderwijs en op de huur- en arbeidsmarkt. Ook hier worden ze sneller gecontroleerd en beschuldigd van zaken waar ze niets mee te maken hebben, of louter omwille van hun huidkleur opgesloten en zelfs vermoord.

Dat wordt weleens vergeten, getuige de recensies van I Am Not Your Negro. Bijna van nature dissocieerden ze de documentaire van Europa, door haar te kaderen als een louter Amerikaanse realiteit. Alsof toxische witheid enkel over de plas een probleem is en we in Europa in een postraciale (en bij uitbreiding postkoloniale) harmonieuze maatschappij leven.

Ook daarin was James Baldwin heel scherp. Toen hij ooit een interview gaf aan een witte Nederlandse journalist en daarin de rol van Nederland (en bij uitbreiding Europa) besprak, benadrukte hij hoe Amerika is voortgebracht uit Europa, inclusief de hele constructie racisme. Net die realiteiten brengen beide versies van If Beale Street Could Talk heel helder en radicaal in beeld, met tegelijk een onvoorwaardelijke liefde voor de protagonisten.

Scherpe realiteitszin

Op de première van If Beale Street Could Talk in Gent, in een zaal met voornamelijk witte mensen, werd tijdens de film op ongepaste momenten gelachen. Eén van die momenten was toen er vanuit verschillende hoeken in de zaal werd gelachen toen een Zwarte vrouw door haar Zwarte man werd geslagen omdat ze uit de bocht ging bij de familie van Tish. Daarnaast verlieten tijdens de film meerdere mensen de zaal. Is dat omdat Barry Jenkins de (witte) kijker overstelpt met beelden die hem vreemd zijn? Omdat zijn beeldvorming van Zwarte mensen niet voldoet aan de stereotypering en grove onwaarheden die de Amerikaanse film- en muziekindustrie decennialang heeft getoond en gepropageerd? Omdat er amper (goede) witte mensen in beeld komen en er geen punt van herkenning/spiegeling is, waardoor het soms wat ongemakkelijk wordt?

If Beale Street Could Talk biedt geen witte redder. Jenkins toont onmacht, ontwrichting, woede, frustratie, pijn en verdriet.

If Beale Street Could Talk biedt geen witte redder. Jenkins toont onmacht, ontwrichting, woede, frustratie, pijn en verdriet. En ondanks die allesvernietigende macht zie je natuurlijk wel twee breekbare jonge mensen die, gesterkt in hun liefde, voor elkaar blijven kiezen. Maar hoe ze die liefde moeten beleven, is niet om toe te juichen. Het is geen goed einde. Het is oneindig.

Net die scherpe realiteitszin, inclusief de nuance en de waardigheid waarmee Zwarte protagonisten in beeld komen, maakt van If Beale Street Could Talk zo’n belangrijke film. Niet alleen inhoudelijk doet Jenkins alle eer aan de radicaliteit én de onvoorwaardelijke liefde in Baldwins werk en leven.

De film is net als het boek een ode aan Black love en revolutionair omdat dit weinig tot nooit aan bod komt in (mainstream) media. Het Zwarte lichaam dat niet als bezit of trofee in beeld wordt gebracht maar als rechthebbende ontvanger van liefde. Het Zwarte vrouwelijke lichaam dat niet door witte mannen beschermd moet worden tegen de toxische masculiniteit van Zwarte mannen. Het Zwarte lichaam dat niet enkel een lichaam is. Het is uitermate zeldzaam dat liefde tussen twee Zwarte mensen getoond wordt.

Het is de derde film waarin Barry Jenkins erin slaagt om de gelaagdheden complexiteiten en identiteiten van Afro-Amerikanen in beeld te brengen en ze als mens (los van de eurocentrische invulling van het woord) te tonen.

If Beale Street Could Talk is in alle opzichten de film die ik wilde zien. Het is een film voor ‘ons’. Het antwoord op wie die ‘ons’ is, ligt misschien in de woede die je voelt wanneer je terug uit de bioscoopzaal stapt in een realiteit die niet zo heel ver verwijderd ligt van wat Tish en Fonny hebben meegemaakt.

*Met dank aan Emma-Lee en Neslihan voor de gesprekken die we hebben gevoerd over de film en me hebben geholpen bij het verwoorden van mijn gedachten.