Een palmboom groeit traag, zand blijft liggen

Door Martha Balthazar, Jana De Kockere, op Fri May 31 2019 22:00:00 GMT+0000

Susan, Hannah, Theodor, Karl en Friedrich zitten voor een weekend in het huisje van de ouders van Hannah, diep in de Ardense bossen. Overdag werken ze aan hun eerste voorstelling als collectief, ’s avonds drinken ze pintjes rond de open haard. Al lichtjes beschonken uit Susan haar verontwaardiging over een oproep die een vooraanstaand theaterhuis verspreidde bij hen op school.

SUSAN (leest de flyer voor): ‘Jonge theatermaker en zin in een avontuurlijke uitdaging? Meld je aan voor THE EXILE EXPERIMENT! Je vertrekt alleen naar Keros, een onbewoond eiland in de Egeïsche Zee. Vijftien vierkante kilometer wit strand en palmbomen. Je krijgt een bed, een dak boven je hoofd en een voedselvoorraad, verder niets. Alleen jij en je gedachten. Na drie maanden kom je terug met een theatervoorstelling. Je hebt dan nog twee weken de tijd om die af te werken, daarna gaat ze bij ons in première. Do you accept the challenge? Voor meer info, blablabla...’
Wat een onzin! Wat gaan ze ons, jonge theatermakers, nog allemaal proberen te verkopen? Een theaterhuis is toch geen platte televisiezender.

HANNAH: Ik moet zeggen dat ik het ook niet aanlokkelijk vind. Zo lang alleen op een eiland, dat kan toch niet gezond zijn.

THEODOR: En die voorstelling zal dan toch ook alleen maar gaan over mijn groeiende teennagels.

FRIEDRICH: Een monoloog over de zon die opkomt! En dan nog een, een langere, over de zon die ondergaat! En dan nog een… over… de zon, die wéér opkomt! Een wonder! En dan…

SUSAN: Ja ja, we hebben het begrepen.

FRIEDRICH: Nee nee nee, Susan! Dat écht begrijpen, daarvoor moet je drie maanden op een eiland zitten!

SUSAN: Onzin, ik hoef de halve wereld niet over te steken om iets te kunnen begrijpen wat ik hier ook elke dag zie.

KARL: Ik heb mij vanochtend ingeschreven.

Er valt een stilte. De tjirpende krekels buiten klinken plots erg luid.

FRIEDRICH: Zomaar? Op je eentje? Dat kan niet hé, Karl, wij zijn een collectief! Zo’n beslissingen maak je in overleg.

SUSAN: Je maakt een grapje toch, Karl?

Hannah staat op en sluit de deur.

KARL: Nee. Ik ben eens drie weken alleen gaan stappen in Noorwegen, ik heb toen zeker vier dagen niemand gezien. Er verandert van alles in je hoofd dan: de relatie die je hebt met de dingen om je heen verandert, wordt meer basic. Er is daar niets dat je duidt op je menselijke zijn, op samenleven. En dat kan echt een totale bevrijding met zich meebrengen. Plots worden dingen zichtbaar die al lang klaarzaten in je hoofd om te vertellen. Juist door de afwezigheid van alle afleiding, van alles wat de hele tijd door blijft razen in een stad.

HANNAH: Ik geloof niet dat er iets in jou zit dat pas geboren wordt in de leegte.

FRIEDRICH: Waan je God! Creëer vanuit het niets!

THEODOR: Een totale bevrijding, zeg je. Wat blijft er dan over?

KARL: Een soort kern. Dat je dan plots opvalt dat je altijd schrijft over dezelfde dingen, een droom die blijft terugkomen, een meisje, een herinnering, weet ik veel. Verhalen die blijkbaar diep in jou zitten.

SUSAN: Over jezelf dus, eigenlijk. Diep in mezelf graven en er iets uit persen, natuurlijk zou ik dat kunnen, maar ik weet niet of ik dat zou willen.

HANNAH: Zelfs ik ben niet geïnteresseerd in een voorstelling over mezelf. Alleen mijn moeder wil dat zien. Ik wil iets vertellen over de wereld. De wereld waarin we leven. De samenleving.

FRIEDRICH: Maar misschien krijg je vanop dat eiland juist een heldere blik op die samenleving, net omdat je kan uitzoomen op de wereld die je achterlaat.

KARL: Ja! Want is dat niet net het fundament van iets begrijpen? Er afstand van nemen? Wij zijn allemaal vissen die ook niet meer weten wat water is. Ik wil een vis zijn op het droge!

THEODOR: Maar misschien is het omgekeerde ervan evengoed waar. Dat je net de onzichtbare bewegingen van een systeem in je moet opnemen, dat je je erin moet onderdompelen, als een spons alles in je opzuigen. Dat je door de stad naar de repetitieruimte moet fietsen, omdat je anders iets begint te maken dat zich in een vacuüm afspeelt.

HANNAH: Het lijkt me zo eng dat ik me op zo’n eiland tot niets anders kan verhouden dan tot mezelf en mijn werk. De kern van theater maken, van verhalen vertellen, is voor mij toch nog altijd een fictie creëren. En dat gaat niet alleen op een eiland.

KARL: Waarom niet?

HANNAH: Er moet een grens zijn met de werkelijkheid. Ik kan geen wereld verzinnen als ik de wereld niet voel waar die nieuwe wereld van moet verschillen.

KARL: Een eiland is ook niet niets, he. Het is ook een realiteit waartoe je je moet verhouden.

HANNAH: Dan is de realiteit van het eiland niet de realiteit waartoe ik me wil verhouden. Theater maken is iets in beweging brengen, en dan wil ik in een omgeving zijn die ook in beweging is. Op zo’n eiland zou ik snel denken: wat is de wereld ondertussen aan het doen?

KARL: Maar misschien zou het je dan juist opvallen dat de wereld aan het doen is wat je daar ziet: een palmboom groeit traag, zand blijft liggen, en eigenlijk is dat 99% van alles wat er aan het gebeuren is. Misschien valt je dat dan op dat alle dingen die jij hier doet, in de stad, eigenlijk niet zo belangrijk zijn, dat er iets totaal anders bestaat, bio-organismen die in niets op jou lijken. Misschien merk je dan dat je daar niet meer mee kunt samenleven, dat je je totaal losgerukt voelt van alles wat je heel lang geweest bent, en nu niet meer bent. En dan valt het je op hoe absurd het eigenlijk is om mens te zijn.

SUSAN: Als ik toch iets zou willen vertellen over hoe de mens niet meer centraal staat, zou ik niet willen vertellen hoe hij vervreemd is van de natuur, want dan zet je hem weer centraal in je verhaal. En dat is –

THEODOR: Laten we het daar alsjeblieft niet nog eens over hebben, over dat mens-niet-wel-centraal-gedoe. We weten dat we daar niet uit geraken! En het tocht hier, mogen de ramen dicht?

Hannah staat op en doet de ramen dicht.

THEODOR: Misschien vind ik de idee van zo’n eiland gruwelijk omdat ik het belangrijk vind dat mijn maakproces parallel loopt met hoe ik daarbuiten met mensen omga. Als ik iets alleen maak, afgesloten op een eiland, dan is dat raar omdat ik voor de rest ook niet alleen leef.

FRIEDRICH: Maar die eilandsituatie, is dat niet wat er sowieso gebeurt in het theater? Dat is toch ook een lege zwarte doos waarin wij onze gevoelens met elkaar bespreken?

HANNAH: Nee, want dan gaat het over de ontmoeting. Van jezelf met iets anders. Met iemand anders.

FRIEDRICH: Die ontmoeting isoleer je wel. In een theaterzaal.

HANNAH: Maar dan ga je op zijn minst ‘s avonds wel naar buiten. Naar de winkel. Op café. De stad in.

KARL: Volgens mij is de stad geen goede plek voor kunstenaars, er is… te veel. Overal waar je kijkt, zie je dingen die je aandacht opeisen. Je verdrinkt, er is geen plaats om te denken, om te creëren, alles staat al vol!

FRIEDRICH: Jij bent wel dramatisch, voor een eenzame vis in een overbeviste zee.

HANNAH: Hadden we niet net afgesproken om het even, echt gewoon maar heel even, dit weekend, niet te hebben over gigantische maatschappelijke problemen die wij niet kunnen oplossen?

©Lukas Verstraete

Het is donker aan het worden buiten. Karl staat op, sluit de gordijnen en steekt enkele kaarsen aan.

KARL: Ik meen het, toen ik aan het wandelen was, had ik eerst allemaal stadsgedachten, ‘wat met dit project’, ‘wat gaat die van mij vinden’, ‘hoe ga ik dat aanpakken’, ‘heb ik wel tijd om’, en op een bepaald moment dacht ik: ik heb dat hier allemaal niet nodig! Er kwam een afstand tussen mij en die gedachten: ‘Wat denk ik nu allemaal?’, dacht ik, ‘Ik kan daar niets mee doen hier, ik zie een berg, een berg!’ En plots werd mij duidelijk hoe ik denk, hoe mijn geest in elkaar zit. En pas dan, als je dat begrijpt, is er ruimte voor echte contemplatie. Goed ja, ik ben wel een romanticus. Ik geloof daar wel in, in het aanhoudend alleen zijn, dat dat leidt tot meer diepgang.

SUSAN: Bullshit! Je kan hier toch ook alleen zijn en diepgang vinden.

THEODOR: Ik heb eens bij een of andere cultuurcriticus – ik herinner me niet meer wie het was – gelezen dat dat aan het uitsterven is, de idee dat iets begrijpen betekent dat je diep moet graven om er de essentie van te vinden.

KARL: Ja! Ik ben misschien nostalgisch, maar ik vind dat diep tragisch.

THEODOR: Nee, wacht. Er komt iets anders voor in de plaats, schreef hij. De overtuiging dat het wezen van de dingen niet in de diepte verborgen ligt, maar zich vertakt aan de buitenkant ervan, daar waar ze beginnen. En dat je de dingen dus begrijpt door over de oppervlakte te surfen.

FRIEDRICH: Was dat niet Nietzsche?

THEODOR: Nee, ik denk het niet.

KARL: Ja, ‘surfen’, het internet... Dat is net het probleem. Ik denk dat de surfende mens nergens de diepte bereikt, dat die diepte dan voorgoed verdwijnt.

HANNAH: Maar nu zet je de surfer en de diepzeeduiker tegenover elkaar, waarom zijn die gelinkt aan de stadsmens en de eenzaat op het eiland? Is de diepte onmogelijk in de stad?

SUSAN: Er is inderdaad een veelheid te vinden in steden, en die leidt misschien tot oppervlakkigheid, maar je kan veelheid ook stapelen en dan heb je weer diepte.

FRIEDRICH: Maar het klopt wel dat als je honderd prikkels krijgt, je je aandacht in honderd verdeelt, terwijl als je met een boek alleen op een onbewoond eiland kruipt, je –

THEODOR: Nee! Dat is precies wat – wie was het nu ook alweer? – die cultuurcriticus argumenteerde, dat de surfende mens niet een heleboel dingen tegelijk afhandelt, maar juist slechts één ding doet, iets waarvan we nog niet goed weten wat het is. Hij verdiept zich als het ware in het surfen.

FRIEDRICH: Volgens mij was het toch Nietzsche.

SUSAN: Ja, ik herken dat wel! Soms kan ik een boek lezen, een gesprek voeren via Facebook, praten met iemand naast me, en dan plots, op het kruispunt van dat alles, ontploft er één intense gedachte.

HANNAH: Ik denk dat ik daar niet in geloof. Ik vind het wel troostend dat iemand dat zo zegt, maar dat soort ontploffingen, die zijn te vluchtig, je kan die niet grijpen, meenemen naar de volgende generatie, onsterfelijk maken.

FRIEDRICH: Als die er nog komt, de volgende generatie… Want het ziet er niet goed uit voor –

HANNAH: Geen klimaatproblematiek aan tafel!

THEODOR: Allez, ik probeer op te zoeken wie die cultuurcriticus is over wie je net sprak, maar de internetverbinding lijkt niet meer te werken!

FRIEDRICH: Ik had eens een discussie met een academicus over de toenemende specialisatie in de universiteit. Ik snap het verzet daartegen wel, maar ik denk toch ook: nee, ik heb zin om me te specialiseren, om me op iets toe te spitsen, om me zolang vast te bijten in een ruwe steen tot die in een diamant verandert.

HANNAH: Mijn tanden doen pijn van al die beeldspraak.

SUSAN: Ik snap dat wel. Ik heb dat verlangen ook gehad, en ik heb toen besloten een jaar lang de 17e-eeuwse Franse geneeskunde te onderzoeken. Maar na drie boeken daarover kon ik al voorspellen wat mijn volgende gedachte zou zijn. Het werd pas interessant toen ik alles wat ik daarnaast deed en las en dacht en voelde, durfde toelaten in mijn onderzoek. Toen ontstonden er nieuwe linken, nieuwe invalshoeken, nieuwe gedachten. Uit het samenkomen van totaal verschillende dingen. En in die zin geloof ik wel in de veelheid.

FRIEDRICH: Je bedoelt een soort collage?

SUSAN: Nee! Een glasheldere diamant! Want Karl, ik herken dat gevoel van inzicht wel dat jij blijkbaar krijgt bij lange eenzame wandelingen, maar ik krijg het dus in totaal andere omstandigheden.

FRIEDRICH: Eenzame wandelingen in eindeloze bossen, dat wordt binnenkort, zonder bomen, toch onmogelijk! Einde van de discussie!

HANNAH: Friedrich!

Plots gaat de telefoon van Susan over. Het is niet de eerst keer die avond.

HANNAH: Zet eens allemaal je telefoon uit, ik word er gek van.

FRIEDRICH: Ik vraag het mij toch echt af. Waarom een theaterhuis ons helemaal naar zo’n ver eiland zou willen brengen om daar een voorstelling te maken.

THEODOR: Omdat dat goed verkoopt, natuurlijk. Kunst met een verhaal erachter. Een theatermaker die drie maanden alleen op een eiland heeft gezeten, die vliegt de hele wereld rond!

Hannah kijkt naar Friedrich.

FRIEDRICH: Ik zwijg.

HANNAH: Waarom verkoopt dat zo goed?

THEODOR: Ik zou ook wel willen zien hoe die eruitziet, die persoon. Het heeft iets exotisch.

HANNAH: Omdat je ‘eiland’ zegt.

THEODOR: Nee, omwille van de radicaliteit. Iemand die in de marge zit van de samenleving, hoe functioneert die, dat interesseert me.

FRIEDRICH: Hij belichaamt een verlangen.

THEODOR: Misschien, bedenk ik me net, houdt de nood om theater te maken wel gewoon op als je drie maanden op een eiland zit, omdat je begint te merken dat de dingen rond je heen niets van je vragen, dat je hen niets moet vertellen, en dan denk je: oké, ik ga proberen ermee samen te leven, maar that’s it.

SUSAN: Dus Karl vertrekt en als hij terugkomt is hij de nood kwijt om theater te maken. Dat kan hij dan even op het podium vertellen, om daarna groenten te beginnen kweken. Ergens alleen in een hut in een bos, zonder internetverbinding. Alsof de 21e eeuw nooit begonnen is.

KARL: Ja ja, je mag mij nostalgisch vinden, maar alles wat nostalgisch is, is mogelijk. Het is misschien zelfs echt gebeurd, en misschien was het ook beter. Het zit alleszins nog in mij.

SUSAN: Goed. Ik denk dat we het dan maar meteen even moeten hebben over de toekomst van ons collectief. Want dat jij je ver weg op een eiland wil afzonderen gaat wel nogal in tegen de ideeën die ik heb over collectiviteit. Friedrich, Hannah, Theodor, wat denken jullie? Redden we het zonder Karl ook?

Karl verslikt zich in zijn pint.

KARL: Misschien moet ik er toch nog even over nadenken. Drie maanden op een onbewoond eiland, ik denk eigenlijk niet dat dat gezond is. Maar een tijdje, samen met vrienden, overdag alleen zijn en ‘s avonds samenzijn bij een kampvuurtje…

FRIEDRICH: Een kampvuurtje...

Hannah werpt hem een waarschuwende blik toe. Het kost Friedrich veel moeite, maar hij weet zich in te houden. Theodor staat op en haalt nog wat pintjes uit de keuken. Voor even blijft het stil. Ze staren allen mijmerend voor zich uit.

HANNAH: Als je één voorwerp zou mogen meenemen naar dat eiland, wat zou je meenemen?

KARL: De elegieën van Rilke. Nee, grapje. Een pak sigaretten.

FRIEDRICH: Een geweer met één kogel.

HANNAH: Ik zou mijn cello meenemen. Ik zou me er dan op toeleggen dat instrument echt volledig te begrijpen.

SUSAN: Ik zou mijn computer meenemen, met internet.

Iedereen lacht.

KARL: Serieus?

SUSAN: Ja. Zodat ik kan weten wat er in de rest van de wereld gebeurt.

THEODOR: Dan weiger je de uitdaging echt. Alsof je de boot zou meenemen om terug te varen.

SUSAN: Ja. Ik ga zitten surfen op het oppervlak, drie maanden lang YouTube-video’s kijken. Da’s ook een wereld om je in te verdiepen. Hannah kan dan misschien cello spelen, maar ik kom terug en ik begrijp écht wat het internet is. En daar is nog nooit iemand in geslaagd.

Tevreden over deze woorden staat Susan op, ze opent de deur en met haar pint in haar hand loopt ze naar buiten, het bos in.