Een politiek van zorg

Door Olave Nduwanje, op Thu Jan 13 2022 23:00:00 GMT+0000

Hoe kunnen de contouren van een politiek van zorg eruitzien? Politicoloog Deva Woodly biedt alvast veelbelovende handvatten om de inzichten van Zwarte, feministische, queer en dekoloniale denkers te integreren in de sociaal-progressieve bewegingen van nu.

In de sociaal-progressieve bewegingen in Nederland en België neemt de aandacht voor verschillende toepassingen van gemeenschappelijke en zelfzorg al jaren toe – niet alleen in intensiteit, maar ook in complexiteit. Zelfs in het mainstream discours van media, cultuur en politiek meen ik een groeiende verfijning te ontwaren in de discussies en de basiskennis over mentale, fysieke en sociale zorg. De COVID-19-pandemie heeft bovendien Amerikaanse theoretici een hernieuwde stimulans voor het situeren (en begrijpen) van zorg – als ethiek, praktijk en verzetstrategie – binnen de steeds evoluerende Zwarte, feministische, queer en dekoloniale politieke tradities.

Een politiek van zorg legt zich erop toe om het politieke centrum naar de marges te verplaatsen.

Het werk en onderzoek van Deva Woodly, politiek wetenschapper aan The New School (New York), fungeert als een heldere introductie tot en uitwerking van het politiek-ideologisch bewustzijn en praxis. In juli 2020 nam Woodly deel aan een panel waarin ze een politics of care presenteerde, en ons uitdaagde om te leren van het activisme en van de politieke strijdvoering van de Movement for Black Lives in de Verenigde Staten. Ze stelt dat de Movement for Black Lives ons inzicht en werkbare kennis kan verschaffen over de vorming, werking en ontplooiing van de zogeheten politiek van zorg. In dit korte essay hoop ik de contouren te schetsen van een politiek van zorg, met als doel ons aan te zetten tot een collectieve dialoog en onderzoek op lokaal niveau.

Woodly begint haar pleidooi met een (her-)definitie van zorg: ‘Zorg is een pragmatische waarde, die vereist dat wordt voorzien in wat nodig is voor gezondheid, welzijn, onderhoud en veiligheid met serieuze aandacht voor de juiste dingen om onnodige schade of risico te voorkomen.’ Zorg (her-)definiëren als een pragmatische waarde, en niet als ‘sentiment’ of als handelingen, brengt het in eenzelfde positie als die van rationaliteit, vrijheid en vooruitgang in het moderne denken, zowel politiek, economisch als filosofisch. Woodly opent hiermee de weg voor de ontwikkeling van een politieke ideologie, waarin zorg als ideële toets en praktische maatstaf dient voor verschillende facetten: kennisproductie, socio-economische en historische analyse, besluitvorming, beleidsvorming, uitvoering en handhaving.

Zoveel mogelijk verkrijgen, hebben en behouden, stuit op pragmatische bezwaren binnen een politiek bestel waarin de voorziening van het nodige de norm is.

Kennisproductie, socio-economische en historische analyse binnen een ‘zorg als waarde en politiek’-paradigma behelst het centraal stellen van de geleefde ervaringen van degenen die zorg claimen. Sterker nog, zorg als politiek vereist de radicale verwerping van de traditionele dynamieken van object versus subject. Het politieke kennisobject is het politieke kennissubject, en vice versa; gemarginaliseerde groepen en individuen, en zo ook geracialiseerde, gestigmatiseerde en uitgebuite groepen, produceren kennis over en van hun marginalisering. En het is die kennis – uit geleefde ervaring en realiteiten – waaruit politieke (beleids)prioriteiten en verzetsstrategieën voortvloeien. Een politiek van zorg – oftewel zorg als pragmatische waarde – legt zich er aldus op toe om het politieke centrum naar de marges te verplaatsen. De marges, en zij die haar bewonen, worden de emanatiebron van de leidende politiek. Op die manier komt de politieke macht in de handen van fluïde, meerstemmige, relationele, hyperlokale, zelfactualiserende en zelfbesturende politieke constellaties.

Woodly’s herdefiniëring van zorg als pragmatische waarde impliceert bovendien een seismische verschuiving van een politiek van accumulatie naar een politiek van voorziening. De voorziening van ‘wat nodig is voor gezondheid, welzijn, onderhoud en veiligheid’ is niet te rijmen met de logica van kapitalisme, waarin accumulatie de heersende pragmatische waarde is. Ze valt ook niet te rijmen met de logica van het (progressieve en conservatieve) liberalisme, waarin vrijheid de heersende pragmatische waarde is. Zo ook niet met de logica van de Verlichting, waarin de ratio primeert. Accumulatie, vrijheid en ratio als heersende pragmatische waarden vullen elkaar echter wel goed aan. Zoveel mogelijk verkrijgen, hebben en behouden is immers makkelijk te framen als een vrijheid en als rationeel, en daarom ook legitiem, verantwoord en goed.

De onderwaardering van zorg is een gevolg van eeuwenlange witte, hetero-patriarchale, validistische en kapitalistische suprematie.

Zoveel mogelijk verkrijgen, hebben en behouden, stuit echter op pragmatische bezwaren binnen een politiek bestel waarin de voorziening van het nodige de norm is. Aan elkaar – en dus aan anderen – voorzien wat nodig is, gaat uit van collectieve solidariteit en wederzijdse hulp. De voorziening van het nodige bewerkstelligt commons van bestaansmiddelen en bestaansbehoeften. Zelfverrijking – het verkrijgen van meer dan het nodige – daarentegen, onttrekt bestaansmiddelen uit de commons. Zelfverrijking brengt aldus de commons in gevaar en leidt tot een ongelijkwaardige toegang tot wat nodig is voor het bestaan. Volgens Woodly spoort een politiek van zorg, daarentegen, politieke actoren ertoe aan om ‘onnodige schade of risico te voorkomen’. Onnodige schade of risico toebrengen aan de commons als gevolg van zelfverrijkende accumulatie is aldus niet rationeel, noch te legitimeren onder de noemer van vrijheid. Een politiek van zorg noodzaakt een economische en sociale productie die het nodige voorziet, maar ook voorziet in wat de commons nodig hebben voor hun (voort)bestaan.

In hun voorwoord van The Politics of Care (2020), herleiden Woodly en Rachel Brown de politiek van zorg – zorg als pragmatische waarde – tot de rijke geschiedenis van ‘Black Feminisms, Indigenous and Decolonial Feminisms, and Social Reproduction Theory.’ Daarbij moeten we wel steeds voor ogen houden dat deze politieke tradities zorg hanteerden als ‘een ethiek, een relatie, een vorm van werk, een element van culturele reproductie, en een bouwsteen van niet-kapitalistische en niet-hiërarchische sociale relaties’, en dus niet enkel als een pragmatische waarde. Vooral ook omdat de onderwaardering van zorg een gevolg is van eeuwenlange witte, hetero-patriarchale, validistische en kapitalistische suprematie. Die onderwaardering van zorg vereiste de reductie van zorg – en de aanspraak daartoe – tot een affect; een feminien, irrationeel en niet-pragmatisch sentiment met een vrijheidsberovend potentieel. Neem bijvoorbeeld het discours van liberale conservatieven in de VS die hun strijd tegen universele gezondheidszorg legitimeren onder het mom dat zij de keuzevrijheid van burgers willen waarborgen. Of de liberale en centrumlinkse conservatieven die vooropstellen dat de kosten voor de zorg voor de planeet (en al het leven dat zij mogelijk maakt en huisvest) economische groei niet mogen belemmeren.

Een politiek van zorg doet er goed aan om zich te verzetten tegen de strikte scheidingslijnen tussen het affectieve, het pragmatische en het intellectuele / rationele.

De sociale bewegingen die door de eeuwen heen volhard hebben in het vooropstellen en pionieren van een politiek van zorg, deden dat door o.a. de affectieve dimensie van zorg te omhelzen. Audre Lorde schreef in Oog in Oog: Zwarte Vrouwen, Haat en Woede (1983): ‘We kunnen leren voor onszelf een moeder te zijn.’ Met deze woorden, druipend in sentimentaliteit, leidt zij een concreet voorstel in tot een politiek van zorg, welke zij ‘een eerste stap naar waarachtige verandering’ noemt. Zo ook de vele strijdkreten die we associëren met de Zwarte, feministische en dekoloniale bevrijdingsstrijd – denk aan: Black is Beautiful, Black Lives Matter, I can’t breathe, I have a dream, the personal is political – en die mobilisatie middels affectieve retoriek niet schuwen.

Progressieve sociale bewegingen in Nederland en België doen er volgens mij goed aan wanneer ze ijveren om safe spaces te waarborgen en/of gemeenschappelijke verantwoordelijkheid te nemen voor elkaars heling en welzijn. Of wanneer Zwarte activisten, media en organisatoren zich inspannen om momenten te faciliteren waarin Zwarte vreugde of #BlackJoy vrije baan en uiting krijgt. Of wanneer LHBTQI-activisten seks- en intimiteitsfeestjes organiseren. Of wanneer we elkaar op sociale media eraan herinneren dat dutjes doen een verzetsdaad is. Een politiek van zorg doet er goed aan om zich te verzetten tegen de strikte scheidingslijnen tussen het affectieve, het pragmatische en het intellectuele/rationele. Die scheidingslijnen zijn immers al eeuwenlang de instrumenten van de politieke tradities die het rationele, de vrijheid en accumulatie als hoogte pragmatische waarden aandragen. Politieke tradities die de commons-vernietigende, levensverslindende hetero-patriarchale, validistische, kapitalistische, witte suprematische en ecocidaire wereldorde mogelijk hebben gemaakt. En, in de woorden van Audre Lorde: ‘Het gereedschap van de meester zal het huis van de meester nooit afbreken.’