Een tête-à-tête met het eigen lijf

Door Sofie Verdoodt, op Fri May 31 2019 22:00:00 GMT+0000

Tactus impudicus, het is een mooie Latijnse uitdrukking voor het schaamteloos aanraken van het eigen lichaam, oftewel masturberen. Vraag is hoe schaamteloos we vandaag het genot door eigen hand ervaren. Zijn we de schaamte voorbij? Online breekt masturbatie uit haar isolement en zoekt ze vooral de performance en het oog van de ander op. Zijn we in onze zelfliefde ooit nog alleen met onszelf of leveren we onszelf over aan een sneller-beter-sterker ideaalbeeld?

Vandaag hebben we de mond vol van me-time, maar de vrije en onbezorgde beleving ervan is geen evidentie in deze digitale tijden. Een tête-à-tête met het eigen lijf achter gesloten deuren lijkt steeds moeilijker te worden in een geglobaliseerde en virtuele samenleving, waarin privacy en identiteit complexe begrippen zijn. De populaire cultuur en een resem kunsthistorische voorbeelden leren ons dat het denken over zelfliefde al bij al weinig evolueert, maar vrolijk verder schippert tussen lacherige gêne, dogmatische afkeuring en ontdek-jezelfretoriek als erfenis van een seksuele bevrijding die vooral de toeschouwer onzichtbaar laat meespelen.

Een statusupdate over soloseks

De Bijbelse figuur Onan blijft de mythische rukker bij uitstek. Dit onfortuinlijke personage verspilde immers zijn zaad op de grond, lezen we in Genesis (38:8-10), omdat hij de vrouw van zijn overleden broer niet wilde bevruchten. Hij verzaakte aldus aan zijn zwagerplicht, want zo heet in de Bijbel het opmerkelijke gebruik om de weduwe van je broer niet kinderloos te laten.

De Japanse avant-gardist Takahiko Iimura maakte in zijn experimentele film Onan (1971) gaatjes in de filmstrip: ‘ONAN is a work about desire (masturbation) which has no object but itself’, schrijft hij op zijn website. Een allegorie als het ware van de structurele cinema, een formalistisch filmgenre dat het eigen medium thematiseert en dus zichzelf als object neemt. De vraag is in welke mate elke vorm van verlangen ooit een ander object heeft dan zichzelf.

De vraag is in welke mate elke vorm van verlangen ooit een ander object heeft dan zichzelf.

De negatieve attitude ten opzichte van onanie wordt tot op vandaag vaak geassocieerd met religieuze bezwaren. Maar in het ultieme standaardwerk over dit onderwerp, Solitary Sex. A Cultural History of Masturbation (2003), legt de Amerikaanse historicus Thomas W. Laqueur veeleer de link met het verlichtingsdenken. De trotse scheppers van een nieuw autonoom subject realiseerden van God los immers een nieuw keurslijf, met de zelfbeheersing als hoogste goed.

Paradoxaal genoeg maar o zo logisch gaat met die wil tot zelfbeschikking ook de angst tot zelfverlies en self-pollution gelijk op. Het zelfgerichte subject en dus ook het masturberende individu is een asociaal wezen dat de deur sluit tussen zichzelf en de Ander. Zo interpreteert de Nederlandse seksuoloog Mels Van Driel alvast de beweringen van de Britse conservatief Roger Scruton. In zijn boek Beauty (2009) neemt Scruton Plato mee in zijn analyses van een modern narcistisch individu dat zijn toevlucht meer en meer neemt tot pornografie en masturbatie, gericht op zichzelf en op zichzelf alleen.

Scrutons uitlatingen klinken als de perfecte subtekst bij een seksscène uit de Mary Harrons verfilming van Brett Easton Ellis’ American Psycho (2000) waarin psychopaat Patrick Bateman zichzelf aanmoedigt in een spiegel. Hoewel deze narcistische, seksverslaafde seriemoordenaar in de voetsporen treedt van de Markies de Sade, geeft Bateman in talloze quotes duidelijk het verschil aan met het hedonisme van De Sades karakters. Bateman vindt in geen enkele seksuele of gewelddadige uitspatting afdoende plezier. De vreugdeloosheid van Bateman komt voort uit zijn inherente leegheid: ‘There is no real me: only an entity, something illusory. And though I can hide my cold gaze, and you can shake my hand and feel flesh gripping yours and maybe you can even sense our lifestyles are probably comparable... I simply am not there.’

Hoe meer hoe beter

Het zogeheten isolisme van De Sade vertrekt niet vanuit een vreugdeloos genot, maar net vanuit een onbeschroomd en vitalistisch toegewijd zijn aan een zelf dat vurig wordt bemind over de rug van de ander. De schrijver van De 120 Dagen van Sodom (1904) demonstreert die zelfliefde op een heel typerende manier. Eindeloze opsommingen van perverse handelingen en bedpartners geven aan dat er een kwantitatieve waardeschaal bestaat voor dat genot (de romantitel spreekt voor zich).

In hedendaagse pornografie is die kwantificering niet alleen van toepassing op seks met partners, maar even goed op exhibitionistische soloseks. De voordelen van de mannelijke masturbator (een woord dat men toeschrijft aan de Latijnse dichter Martialis) zijn sinds de Sade immers manifest geworden. De G-spot werd ontdekt, de vibrator nestelde zich in het nachtkastje en vrouwen blijken in staat tot meervoudige orgasmes. Voor de verslagen minnaar is masturbatie een veilige haven waarin, zoals Mels Van Driel schrijft in zijn boek Met de hand (2010), ‘de ideale partner die gelijk met hem klaarkomt zijn spiegelbeeld is’.

©Telma Lannoo

Binnen de microkosmos van de online pornografie blijkt zelfs dit moment van voldoening voor de masturbant ontoereikend en ook daar sluipt het kwantitatieve denken binnen. Daarvan getuigen ‘edging’ oftewel het zo lang mogelijk tegenhouden van een orgasme, de comparatieve studie van de hoeveelheid ejaculaat, de onwaarschijnlijke rekbaarheid van openingen en de stimulatie van anatomische delen aangeduid met alle letters van het alfabet (de G-spot, C-spot, wie weet zelfs Z-spot?).

Het zijn exponenten van puberale competitieve sexploraties waar in populaire cultuur vaak herkenbaar om gegniffeld wordt. De filmreeks American Pie richt zich bijvoorbeeld op zowat elke hallucinante situatie die een jonge masturbant maar kan overkomen: van betrapt worden door oma tot het vastlijmen van de hand aan de voorhuid bij het verwisselen van glijmiddel met superlijm of een blaasinstrument dat oneigenlijk gebruikt wordt door tienermeisjes.

De schaamte voorbij

Waar men er volgens de vroege geneeskunde nog blind, gestoord of ziek kon van worden, kreeg masturbatie bij de ontwikkeling van de psychoanalyse zowaar een connotatie van mentale gezondheid mee. Freud instrumentaliseerde de nood tot zelfbevrediging binnen de bestrijding van hysterie en voerde het verlangen terug tot primair kinderlijke psychische structuren.

De Franse kunsthistorica Catherine Millet beschrijft in haar roman Het seksuele leven van Cathérine M. (2001) nauwgezet hoe de schaamte haar intrede deed in haar seksuele ontwikkeling als kind. Al heel vroeg was die schaamte een bijna masochistische meerwaarde, maar daarom geen voorwaarde, voor het bekomen van seksueel plezier: bekeken worden door een jongetje terwijl ze haar onderbroek tussen haar billen frommelde. Ze zag het als een precedent voor de vele orgieën en exhibitionistische escapades die in haar latere leven een gewoonte zouden worden binnen de artistieke kringen waarin ze zich ophield.

Vandaag zou Cathérine M zich wellicht op pornowebsites als I Feel Myself (dot) com begeven waarop vrouwelijke amateurs zich bevredigen. Zij verkopen de droom van ongespeeld exhibitionisme, in meisjeskamers en achtertuinen, een blik op hun échte orgasme in schril contrast met het middelmatige acteerwerk van de professionele pornoster.

Waarover droomt de fantaserende vrouw immers anders dan over de machtige erectie van een man?

Meegaan in de droom is een voorwaarde om ervan te genieten. De kubist Picasso schilderde overigens het fenomenale werk De Droom in 1932 waarop hij een masturberende vrouw afbeeldt. In zijn kenmerkende stijl is haar gedeformeerde gelaat in twee gesplitst, waarbij een penis zich vlakbij het gelaat bevindt of er via optisch bedrog zelfs deel van uitmaakt. Want jawel, waarover droomt de fantaserende vrouw immers anders dan over de machtige erectie van een man? Het fallocentrisme van de macho-kunstenaar dat met geen andere opties rekening houdt is haast aandoenlijk.

Masturbatie als performance

Of we het nu Picasso’s droom of Cathérine M’s schaamte ernstig nemen, het lijkt erop dat we wedijveren met een onzichtbare toeschouwer, een getuige die we meenemen in een samenzwering van genot. In de kunsten zijn voorbeelden legio van de nood aan een goedkeurend oog of een spannende provocatie van een al dan niet vrijwillige tegenspeler.

In Seedbed, een veelbesproken performance uit 1972 van de Amerikaanse kunstenaar Vito Acconci, verstopt de kunstenaar zich onder de vloer waarop de bezoekers van een galerij lopen. Hij bevredigt zichzelf terwijl hij via een luidspreker de bezoekers vergast op zijn seksuele fantasieën en zo vragen oproept over de relatie tussen kunstenaar en toeschouwer. ‘I knew what my goal had to be: I had to produce seed’, legt hij uit in een interview in 2008.

Die koppeling tussen de scheppingsdrift, de esthetische ervaring en masturbatie is zowat de inversie van Onans heilloze gefrunnik om vooral geen (pro)creatie in zicht te stellen alsook een antwoord op Scrutons puriteinse afkeuring: symbolisch steekt Acconci net zijn nog vrije hand uit naar de ander… De performance van Acconci lijkt in zijn discretie ook te getuigen van een zekere terughoudendheid om het zelf voor het voetlicht te plaatsen. Het is de relatie met de toeschouwer die centraal staat vanuit een imaginaire poging tot contact en communicatie. Het uitgangspunt van de situatie is de esthetische ervaring.

Hetzelfde esthetisch genot vinden we bij de meest gekende masturbant binnen de Nederlandstalige letteren: Gerard Reve. Diens ‘Revisme’ betreft een eigenaardige mengeling van religieuze symboliek, sadomasochisme en erotiek, waarin masturbatie een cruciale rol speelt. De seksuele fantasieën in zijn romans fungeren als raamvertellingen vol tragiek en hilariteit waarbij het vertellen zelf tot de ontlading leidt. In meerdere gedichten en passages maakt de schrijver gewag van een ‘God die zich aftrekt’ of het masturberen voor een Mariabeeld als ware het een offerande.

Het ritualisme van zijn onanie loopt als het ware parallel met zijn devotie. Naar verluidt verklaarde een buurvrouw van Reve dat de schrijver zich thuis voor het raam aan de straatkant bevredigde en vriendelijk wuifde wanneer hij haar opmerkte. Toen ze hem op het matje riep, repliceerde hij laconiek: “Maar mevrouw, ik deed het onaniem”.

De onzichtbare ander

Net als bij Seedbed van Acconci spreekt uit Reves masturbatiepassages een verlangen naar communicatie die tegelijk onzichtbaar moet blijven. Dit verlangen bevindt zich volledig op het terrein van het imaginaire. Zowel voor de kunstenaar als de toeschouwer, de romanschrijver en zijn lezer, of de gelovige en zijn/haar God geldt dat men van een onbewijsbare bereikbaarheid moet uitgaan. De voornoemde situaties tonen iemand die zich verbonden voelt met de ander precies vanuit die afstand en onzichtbaarheid.

Het lichaam van de ander, hoe intiem verbonden ook, was misschien altijd al een scherm waarop onze private fantasie wordt geprojecteerd

Maar de vraag is of dit ook niet in de seksualiteit tussen twee partners gebeurt? We weten al langer dat het beeld van de twee handen die in elkaar verstrengeld raken hollywoodiaans boerenbedrog is. Het lichaam van de ander, hoe intiem verbonden ook, was misschien altijd al een scherm waarop onze private fantasie wordt geprojecteerd. In die zin is elke seksualiteit een vorm van onanie. Freud gooide na dertig jaar zoeken naar een antwoord op de vraag ‘was will das Weib?’ wijselijk de handdoek in de ring: hij wist het nog steeds niet. En willen we wel echt weten wat er speelt in hoofd en hart van onze partners, kunnen we dat beeld wel verdragen?

Vandaag lijken we het lichaam van de ander zelfs niet meer te verdragen in die performance. We vinden reeds primitieve dildo’s terug in de oudheid en pillow humping is van alle tijden, maar vandaag vindt de consument nauwelijks nog zijn of haar weg in het aanbod aan steeds discreter en abstracter vormgegeven dildo’s die in niets nog lijken op een penis van vlees en bloed, maar tegelijk steeds aaibaarder zijn geworden. We voelen ons comfortabeler bij een Tarzan of een Rabbit.

Het masturbatieproces wordt almaar meer gemechaniseerd via opblaaspoppen, trillende eitjes en seksrobots, als om het lichaam van de ander letterlijk buiten te houden. De sociale angst sluipt meer en meer onze slaapkamer binnen. We willen de volledige controle over wie of wat ons bevredigt, al dan niet met de vinger op de knop van de afstandsbediening.

In een tijd waarin we de mond vol hebben van coöperatie maar evengoed van introspectie, en meer dan ooit op zoek lijken naar echte verbinding, lijken we tegelijkertijd het genot van de ander als bedreigend te ervaren. Denk maar aan de bezwaren tegen de feelgoodshow op Facebook, het gepimpte Instagramgeluk of de fake profielen op Tinder. De ander is gelukkiger (té gelukkig?), aantrekkelijker en succesvoller op professioneel en persoonlijk vlak. Onze angst voor de succesvollere ander en het besef van de onmogelijkheid tot werkelijk samenvallen met een ander maakt dat we steeds dieper kijken in elkanders kruis: POV oftewel point-of-view porno die inzoomt van nooit dichtbij genoeg. Zo dichtbij dat de Ander letterlijk uit beeld verdwijnt.