Eindelijk terug kunst in Extra City
Door Bob Vanden Broeck, op Tue Jun 18 2019 22:00:00 GMT+0000Sinds oktober maakt Extra City plaats voor de tentoonstellingsreeks ‘De keuze van’. Gerenommeerde Antwerpse kunstenaars wordt gevraagd om een beloftevolle kunstenaar uit te nodigen die volgens hen absoluut (inter)nationale erkenning verdient. Deze expo’s zijn een verademing. In de eerste plaats voor Extra City zelf.
Als ik aan Extra City denk, moet ik spontaan denken aan ‘postkolonialisme’, ‘gender’, ‘klimaat’ en ‘stadsontwikkeling’. Tegenwoordig moet je bij zowat alle cultuurhuizen aan deze thema’s denken. Maar bij Extra City moet ik hier, nu ja, extra hard aan denken.
Momenteel loopt er in Extra City op de gelijkvloerse en eerste verdieping een tentoonstelling met de titel ‘Deadly Affairs’ waarin kunstenaars, volgens het begeleidende boekje, het ‘giftige vanuit verschillende invalshoeken onder de loep nemen’. Het resultaat is een tentoonstelling die ons bewust wil maken van allerlei giftige problematieken, wereldwijd. Er wordt ingegaan op asbest, de manier waarop bedrijven giftige materialen produceren, landschappen die worden verminkt, bevolkingsgroepen die worden gediscrimineerd. Jaja, we staan op de rand van een klimaatcatastrofe en het kapitalisme deugt niet. De mens is bijna uitgestorven, kijkt zijn eigen ondergang tegemoet. Ik ben goed, u bent schuldig. De werken zijn allemaal te herleiden naar een duidelijk ‘geëngageerde’ boodschap.
En als ze dat al niet zijn, doet het begeleidende boekje er alles aan die werken zo vlak mogelijk te maken binnen het kader van de expo. Zo is er het werk ‘toxiThropea.sunset’ (2019) – een werk van verschillende kunstenaars. In het begeleidende boekje staat het volgende: ‘Gaat de mensheid de ondergang van deze wereld gewoon aanschouwen? ‘tociThropea’ is een reeks werken die poëtisch en sensueel spreken over de gespannen en toxische relatie tussen mens en natuur. Het verbeeldt een toekomst waarin onze hulpbronnen op aarde zijn uitgeput.’ De werken zijn inderdaad sensueel en poëtisch, maar met deze uitleg wordt hun poëzie gesmoord.
Onderzoek als kunst
Het probleem met dergelijke expo’s is dat ze de bezoeker dreigen te verlammen. Overladen met wereldproblemen verlang je na de expo naar een koffie, een pint. Iets tastbaars dat je wakker maakt of net bedwelmt. Engagement heeft helemaal niets te maken met het schetsen van een probleem, met het trekken aan alarmbellen.
Het is opvallend hoeveel culturele instellingen de engagement-kaart trekken.
Het is ook opvallend hoeveel culturele instellingen deze kaart trekken. Ze surfen mee op thema’s als ‘postkolonialisme’, ‘klimaat en ‘gender’, maar herhalen voortdurend dezelfde problematieken op dezelfde manier. De kranten worden artistiek herkauwd, soms wordt er een artikel toegevoegd. En hoewel dergelijke thema’s absoluut belangrijk zijn, worden ze vandaag te zeer geculturaliseerd, iets waar Walter Benjamin al voor waarschuwde. Politieke problemen worden zo vooral cultureel overdacht. Kunst als het geweten van Europa. Of zoals Passolini het zo treffend verwoordde: ‘de wereld wou dat haar nieuwe kinderen haar hielpen zichzelf tegen te spreken zodat alles gewoon door kon gaan’. Culturele algoritmes creëren zo informatiebubbels.
Als je als kunstenaar problemen wil representeren, kan je beter voor een krant gaan werken.
Het probleem van ‘Deadly Affairs’ is dat ze vertrekt vanuit een onderzoek waaraan vervolgens kunst wordt gekoppeld. Het resulteert in een duffe tentoonstelling die ons vooral wil overladen met het gevoerde onderzoek. De kunst is in de eerste plaats een manier om dat onderzoek te verbeelden, om die boodschap over deze wereld te vertalen. Als je als kunstenaar problemen wil representeren, kan je beter voor een krant gaan werken. Ik heb stilletjes aan genoeg van dergelijke tentoonstellingen. Ik wil geen boodschapjes meer, geen meningen, geen ontdekkingen.
Of zoals Nina Weijers het in haar roman De Consequenties treffend verwoordt: ‘Ik wil niet ongemakkelijk worden omdat de wereld wordt ontmaskerd, maar omdat ik met mijn eigen ongemak iets aan moet.’

Bijl kiest Brosi
Geef mij maar expo’s waar de bezoeker uitgedaagd wordt om zelf een betekenis te geven aan de werken, zonder voorgekauwde handleiding. De kunstwerken zijn er gewoon. En een goed kunstwerk kan er zijn op heel veel manieren.
Daarom is ‘De Keuze van’ zo’n verademing. Natuurlijk valt er iets te zeggen over het feit dat kunstenaars andere kunstenaars uitnodigen. Het ons-kent-onsverhaal waarop artistieke ‘successen’ worden geboekt wordt zo tot concept van een tentoonstelling verheven. Voor de eerste editie koos Guillaume Bijl voor Vedran Kopjar en het kunstenaarsduo Evelin Brosi & Elvis Bonier.
Geef mij maar expo’s waar de bezoeker uitgedaagd wordt om zelf een betekenis te geven aan de werken
Brosi is vooral geïnteresseerd in taal als materie. Hij is een uncreative writer die niet schrijft, maar toch teksten maakt, voornamelijk met behulp van computerprogramma’s. In de expo ontbrak het niet aan humor. Gedurende de tentoonstelling oefende Brosi een parttime job uit in Extra City. Hij spendeerde 60% van zijn officiële werktijd als suppoost in openlucht. Daarnaast bevindt, aldus Brosi, ‘de kunstenaar zich van 14:00 tot 18:00 en plein air, in het 21ste eeuwse Antwerpse landschap’.
En inderdaad, toen ik de expo bezocht zat Brosi, als suppoost, op een minibalkonnetje dat hij ter waarde van zijn loon huurde van Extra City. Brosi zelf keek uit op het contract dat hij ondertekende bij Extra City, dat monumentaal aan de muur was bevestigd.
Een cynisch werk? Waarschijnlijk. Een humoristische, niet van zelfspot gespeende kritiek op de culturele sector? Zeker en vast. De kunstenaar zet zichzelf buiten de instelling waar zijn tentoonstelling plaatsvindt, het heeft iets pijnlijks en grappigs tegelijk. Maar toch is de boodschap niet eenduidig, niet vlak of informatief. Wat zegt het over een instelling als een contract tot kunstwerk wordt verheven, als de kunstenaar zijn eigen expo moet bewaken in regen en wind? Wie of wat wordt er hier nu echt getoond en verstopt? Hoe verhoudt deze performance zich tegenover het woord ‘inclusiviteit’ dat zo graag wordt gebruikt door witte commissies en organisaties? Het interessante aan deze kunst is dat je als bezoeker zelf mag denken en dat je niet het onderzoek van anderen moet proberen opslaan en verwerken.
De toeschouwer aan het stuur
Op dit moment loopt in Extra City de expo van Elias Cafmeyer. Hij werd door Ria Pacquée uitgenodigd. Cafmeyer heeft de gehele tweede verdieping ingericht als een verdieping van een ondergrondse parking van een luchthaven of ziekenhuis – auto, brommer, betaalautomaat en slagbomen inclusief.

Hebben hier twee mensen afgesproken en word ik plots deelachtig aan deze afspraak? Parkeergarages zijn in films veelal lugubere decors. Interessant zijn de gele pijlen die de bezoeker in de ruimte begeleiden. Ze vormen een diffuse overgang tussen Extra City en de parkeerruimte (in Extra City). Waar ligt de grens tussen kunstwerk en werkelijkheid? Dat is op zich een oude vraag, maar ze blijft tot op heden uitermate interessant. En hier levert het ook een interessant kunstwerk op.
Ik heb er wel wat tijd doorgebracht en ik zag een bezoeker zijn vrouw halen om haar deze expo te tonen. Ze lachten erg luid toen ze de ruimte binnenkwam. Niet veel later begon de man toch eens aan de deurklinken van de auto te friemelen. Op dat moment vroeg hij aan zijn vrouw: hoe hebben ze die auto hier binnengekregen? Het leek vooral alsof hij de auto zelf wilde besturen. Naar waar wilde deze man dan rijden? Natuurlijk zijn er hier geen camera’s en moet je je parkeerticket betalen aan de betaalautomaat van de Elias Cafmeyer Parkings. Wat zou je in de plaats krijgen van je ticket aan deze artistieke betaalautomaat?
Ik zie vandaag te veel kunstenaars die ‘iets onderzoeken’, die achter hun computer thema’s vormgeven
De hele ruimte – hoewel een reproductie – stimuleert een poëtische gedachte, roept vragen op. Waarom zou ik willen wegrijden? Naar waar zou ik kunnen rijden? Met wie heb ik afgesproken? Cafmeyer toont een espace trouvée. Een goed object trouvé reproduceert de werkelijkheid en vervreemdt haar tegelijk van zichzelf. Dat is exact wat hier gebeurt.
Het interessante aan kunst is dat ze vanuit haar eigen kaders denkt. Ik zie vandaag te veel kunstenaars die ‘iets onderzoeken’, die achter hun computer thema’s vormgeven. Er ontstaat voorspelbare kunst, kunst die representeert, die vooreerst positie wil innemen. Dat is vervelend, want het zou de bezoeker moeten zijn die tegenover het kunstwerk positie inneemt vanuit een zekere onbeholpenheid, een frustratie en zelfs een niet-begrijpen, eigen aan het kijken naar kunst én de wereld. Een goed kunstwerk spreekt tegen en dwingt tot een antwoord, laat de bezoeker struikelen, halt houden. Een goed kunstwerk wordt door de bezoeker gesproken. Een goed werk gaat niet over discriminatie, maar kan wel zo gelezen worden.
Je zou het haast vergeten, maar een kunstenaar is iemand die denkt vanuit een bepaalde technische achtergrond en niet vanuit een discours
Laat kunstenaars maar gewoon kunst maken vanuit hun eigen technische bagage en laat ze niet subsidiethema’s herkauwen. Je zou het haast vergeten, maar een kunstenaar is in de eerste plaats kunstenaar, is iemand die denkt vanuit een bepaalde technische achtergrond en niet vanuit een discours. Laat de toeschouwer het denkwerk zelf maar doen. Heerlijk toch, zelf mogen nadenken?