‘Er hangt een loom sausje over het Vlaamse muzieklandschap’

Door Han Zinzen, op Wed Apr 18 2018 22:00:00 GMT+0000

Nadat het internet de muziekindustrie verstikte, vonden artiesten hun tweede adem op het podium. Daar geldt echter de regel van het jeugdige next big thing. Wie dat niet is, voelt de crisis van de industrie des te harder. Een gesprek met old timers Pieter-Jan De Smet en Walter Broes. ‘Je bent niet jong, maar ook niet oud genoeg om weer interessant te zijn.’

Het gaat goed met de popmuziekwereld in België. Althans als je afgaat op het aantal bezoekers van de sportpaleizen en de (zomer)festivals. Vlaamse artiesten pikken op de festivalweide behoorlijk wat graantjes mee. Ook op televisie valt er heel wat te rapen. Zo zijn programma’s als The Voice en Liefde voor Muziek immens populair en hebben de Music Industry Awards (MIA’s) een aura als betrof het de Grammy’s. Is de muziekindustrie als een Feniks herrezen uit de as die het hellevuur van het internet ervan gemaakt had?

Daar valt alvast iets voor te zeggen. Want terwijl het wereldwijde web de platenverkoop deed kelderen – buiten artiesten als Kendrick Lamar en Adele verdient niemand daar nog wat aan – gingen de ticketprijzen voor concerten wel flink de hoogte in. De popmuzikant en zijn entourage verdienen vandaag hun brood dus vooral op, naast en achter het podium. Niét in de studio. Maar wat als die muzikant van middelbare leeftijd is? Valt er dan nog wat te verdienen?

Moeilijk, klinkt het bij Pieter-Jan De Smet en Walter Broes. Beide heren hebben een behoorlijke staat van dienst – zij het niet in de mainstream – en schuren nu tegen de vijftig aan. De Smet bracht onlangs onder de naam PJDS zijn nieuwe plaat Siren uit. Die van Walter Broes & The Mercenaries, Movin’ Up, is net meer dan een jaar oud.

Oude rockers

Toen Pieter-Jan De Smet in 1993 debuteerde met Antidote – dat pareltjes als ‘Fire’ en ‘Baby’s in the World’ telde waarop de geniale Geoffrey Burton op gitaar en Roland Van Campenhout achter de knoppen te horen zijn – was hij een BV avant la lettre. Hij had er net vier seizoenen in de populaire tv-reeks De Kotmadam opzitten. Beatlesgewijs werd hij na optredens belaagd door bakvisjes die geen fluit om zijn muziek gaven, maar alleen een televisiepersoonlijkheid zagen.

‘Helaas,’ zegt De Smet over die periode. ‘Ik speelde dat bordkartonnen figuurtje om den brode. Ik had samen met mijn vriendin een huis gehuurd, maar zij vertrok naar China voor een jaar en ik moest naar het leger. De producer van De Kotmadam zei me dat hij me twee maanden uit het leger kon krijgen. Dat was onzin, want die twee maanden heb ik er na de opnames bij moeten doen. En ik hing voor de volgende drie seizoenen vast aan de serie. Dik tegen mijn goesting. Maar ik had wel een inkomen om mijn huishuur te betalen.’

Walter Broes is de verpersoonlijking van de rootsrock in België, en bij uitbreiding van in Europa. Nog voor hij de wereld met The Seatsniffers veroverde, schudde hij al driftig aan de rockabillyboom met The Ratmen en stuwde hij de blues van The Dizzy Dave Band naar grote hoogte. Maar vooral met The Seatsniffers drukte hij zijn stempel. Zeventien jaar lang speelde hij met deze band gemiddeld zo’n honderd concerten per jaar in heel Europa (en ook een paar keer in de VS). ‘Maar dat ging enigszins onder de radar van de mainstream media én bijgevolg ook van het grote publiek,’ nuanceert hij. ‘Wij bevonden ons in een subcultuur.’

Margarineverkopers

Beide heren zijn dus nooit the next big thing geweest, maar bouwden wel een carrière uit die meer dan dertig jaar overspant. Dan mag er al eens een balans opgemaakt worden. ‘Ik ben die zielige, belachelijke ouwe man die nu pas ontdekt dat de wereld is veranderd,’ concludeert Broes nuchter. ‘Bij het vijftienjarige jubileum van The Seatsniffers in 2010 zakten er 1600 mensen naar De Roma af. In 2017 maak ik voor het eerst in vijf jaar nog eens een plaat, waarvoor ik redelijke goede kritiek kreeg in Humo en Knack Focus. Maar ondanks we de albumvoorstelling in Trix goed voorbereid hadden en het concert ruim op voorand werd aangekondigd, daagden er maar 180 betalende mensen op. Ik kreeg van Trix een schouderklopje dat zo’n aantal helemaal niet slecht is.’

‘Ik ben die zielige, belachelijke ouwe man die nu pas ontdekt dat de wereld is veranderd.’

‘Er hangt een loom sausje over het Vlaamse muzieklandschap,’ vindt Pieter-Jan De Smet. ‘De “muziekindustrie” wordt al bijna veertig jaar niet meer door muziekliefhebbers maar door margarineverkopers geleid. Het kan hen geen zak schelen hoe muziek klinkt. De grootste gemene deler, daar gaat het om. Die manier van denken sijpelde ook in een generatie van publiek én muzikanten. Zo nestelde zich stilaan een verdovingsmiddel in hun genen en creativiteit. Nu wordt er zelfs marketingtaal als “time management” in de creatieve sector gebruikt. Dat soort onzin wordt dus in dezelfde gesprekken gebruikt waarin ook toonaarden en akkoordenschema’s of het onderscheid tussen lawaai en sound worden besproken. Dat is aan de hedendaagse muziek te horen.’

Publiek

Maar het publiek smult er blijkbaar van. Zeker live, want optreden is vandaag het hoogste goed voor elke muzikant. Al is ook dat niet langer evident met meer kilometers op je teller. Grotere zalen programmeren, niet zelden onder invloed van conglomeraten als Live Nation, alleen artiesten waarmee ze de zekerheid hebben om uit te verkopen. Een fenomeen dat zich trouwens ook in de culturele centra afspeelt. Daar heet dat “rekening houden met wat het publiek verlangt”. Uitwijken naar clubs en cafés lijkt voor ouderlingen de enige mogelijkheid.

‘Je kunt niet bestaan zonder een publiek,’ reageert De Smet. ‘In je eentje gitaar spelen op je kamer is heel fijn. Maar als je de pretentie hebt om naar buiten te komen, moet je rekening houden met een publiek. De vraag is in hoeverre je dat doet. Moet je het publiek geven wat iemand denkt dat het wil? Of moet je geven wat je te geven hebt en hopen dat het publiek dat aanneemt? Ik kies dat laatste. Ik doe alleen mijn muil open als ik iets te zeggen heb, en dan doe ik dat op mijn manier. Als je dat niet ziet zitten, pech. Als dat wel zo is, welkom.’

‘Ik doe alleen mijn muil open als ik iets te zeggen heb, en dan doe ik dat op mijn manier.’

Los van het feit dat cafés waar livemuziek wordt gebracht met uitsterven bedreigd zijn, luidt de vraag of het publiek wel cafés wil waar muzikanten het beste van zichzelf geven. ‘Het goedkoopste ticket bij Dimitri Vegas en Like Mike kostte 50 euro,’ constateert Walter Broes. ‘Maar als wij in een café spelen waar een entrée van 12 euro gevraagd wordt, is dat te veel.’

Nostalgische magie

Waar is de magie dan, vraagt PJDS zich af. ‘Vroeger leefde je een heel jaar naar een festival toe, hield je je pis in omdat je de volgende band echt wilde zien. Maar als je vandaag naar de weide afzakt, sta je in de Aldi. De magie en de spanning zijn weg.’ Voor De Smet is dat de grootste treurnis. Toen hij 16 jaar was, ontdekte hij immers op de weide van Torhout en na het zien van U2 wat hij wilde. ‘Bono had toen geen stem, maar die gasten vlogen erin als gekken totdat heel de wei daverde. Toen dacht ik: “Ik moet dat ook doen. Hier moet ik staan. Dit is het.” Op die leeftijd dacht je dat alles kon.’

PJDS zegt het niet gefrustreerd, zelfs niet gelaten. Het is meer een vaststelling die hij niet goed begrijpt. ‘Wij worden ook niet verondersteld om dat te begrijpen,’ relativeert Walter Broes. ‘We zijn oud en elke entertainmentindustrie is gebaseerd op jeugd. Frank Vander linden zei me laatst nog: “Je zit op een kutleeftijd. Je bent niet jong meer, maar ook nog niet oud genoeg om opnieuw interessant te zijn. Je bent op geen enkele manier aantrekkelijk.”’

‘We zijn oud en elke entertainmentindustrie is gebaseerd op jeugd.’

Al heeft het ook zijn voordelen, ouder worden. ‘Hoe ouder je wordt, hoe explicieter je kan zijn,’ vindt De Smet. ‘Dat doe ik met mijn nieuwe plaat. Uit noodzaak. Als ik niets te zeggen heb, houd ik mijn bek, maar in dit geval moet het eruit. Ik geloof heel hard in de weg die je aflegt, in alles wat er in je rugzak terechtkomt, dingen die je hebt weggegomd die plots terugkeren. Het is niet altijd gemakkelijk, maar wie zegt dat het altijd gemakkelijk moet zijn? Deze plaat is een soort verslag van die weg.

Stel dat die weg glad en zoet was geweest, had ik waarschijnlijk de nieuwe plaat van Oscar and The Wolf gekopieerd. (lacht) Ik wil die man niet afbreken, maar in zijn muziek zit een gladheid waarvan ik niets begrijp. Is dat een verslag? Van wat dan? Van het feit dat je een hamburger bij McDonald’s gegeten hebt?’

Sportpaleis

Niet dat het hun droom is, maar een band als Oscar and The Wolf vult met de vingers in de neus het Sportpaleis. Ter vergelijking: Pieter-Jan De Smet heeft voor zijn nieuwe album Siren vier optredens gegeven, een tendens die ook Walter Broes herkent. Zijn tijd van honderd concerten per jaar is ook definitief voorbij. ‘De ziekte van deze tijd,’ noemt De Smet het. ‘Bij jonge muzikanten leeft de perceptie dat als je het Sportpaleis niet kunt uitverkopen, je een prutser bent. Dat je anders niet bestaat.’

'Bij jonge muzikanten leeft de perceptie dat als je het Sportpaleis niet kunt uitverkopen, je een prutser bent.’

‘Onze bassist Clark Kenis is met zijn jongste zoon naar Dimitri Vegas en Like Mike gegaan,’ vertelt Broes. ‘Die speelden vijf avonden voor een uitverkocht Sportpaleis. Ik ken die mannen niet. Ik weet dat ze internationaal bekend zijn, dat ze rondvliegen in een privéjet en shit. Die zullen wel een of ander handig trucje hebben, iets kunnen dat een ander niet kan. Maar wat zij doen is op het randje af van gabberen. Dat is witte-bottekes-Marina-house. Daar is niets clever aan. Dreunende beats, sirenes, explosies en een lichtshow waar een niet-patiënt epileptisch van wordt. Mijn mond valt daar van open. Ik dacht dat ik dat niet verstond, maar it goes way beyond. Dat is het muzikale equivalent van HT&D.’

Ziel

Oudemannengezwets. Jaloezie. Jonge muzikanten vandaag zijn uiterst vaardig en technisch onderlegd. ‘Dat is waar,’ zegt De Smet. ‘Ik heb enkele maanden lesgegeven aan het conservatorium en daar zag ik heel straffe muzikanten. Maar wat blijkt? Voor hen is een tv-programma als The Voice het summum. Daar moet je aan meedoen. Als je dat niet doet, ben je een idioot. Televisiemuzikant worden is een doel op zich geworden.’

‘Televisiemuzikant worden is een doel op zich geworden.’

Is de rock dan uit de roll? Ontbreekt het in hedendaagse popmuziek aan ziel? ‘Vanuit onze optiek wel,’ bevestigt Broes, ‘maar de toekomst zal uitwijzen of dat echt zo is. Toen Elvis in de jaren 1950 ten tonele verscheen en de Stones in de jaren 1960, werd er gezegd dat het alleen maar ziel was, zonder kunde. Precies het tegenovergestelde. Wij vinden dan weer dat die artiesten een overschot aan soul hadden. Ik denk dat de geschiedenis Kanye West meer gelijk gaat geven dan mij. Laat hem in al zijn onuitstaanbaarheid nog een persoonlijkheid hebben. Dimitri Vegas en Like Mike hebben dat niet. Ik ben ervan overtuigd dat de helft van die dj-figuren ook van zichzelf weten dat ze niets voorstellen, dat ze die golf manipuleren en berijden zolang ze kunnen. Snel de kas spekken voordat er een jongere figuur met een andere gimmick opstaat.’

Hoop

Daar sta je dan als prille vijftiger die zijn leven lang in zijn eigen kunst geloofd heeft, in de periferie van een industrie die in handen is van marketeers, in een wereld die zo goed als op ontploffen staat. En toch koppig blijven voortploeteren. Omdat het nu eenmaal moet. Wat erin zit moet eruit. Alles voor de kunst. Uit lijfsbehoud. Maar zelfs misantroop Walter Broes blijft optimistisch. ‘We zullen eerst nog dieper moeten zakken,’ denkt hij. ‘Maar In Griekenland en Oost-Europa, waar de mensen echt geen nagel meer hebben om hun gat te krabben, zie je dat er zich weer een café- en clubcircuit ontwikkelt. Hoop doet leven.’

En aanpassingsvermogen. Naast hoop heb je dat nodig om mee te draaien in een veranderende wereld. ‘Ik heb de afgelopen twee jaar een lesvideo voor Truefire (een site gespecialiseerd in online gitaarlessen, nvdr) gemaakt, en ik heb een eigen plaat opgenomen. Dat is grotendeels dezelfde materie. Na bijna anderhalf jaar zijn er 800 stuks van de plaat verkocht, die daarmee hakken over de sloot break-even draait. Van die lesvideo verkocht ik 1500 stuks. Een kleine rekensom leert mij dat ik dus meer verdien met die lesvideo. Daarnaast is er de impact van Facebook, Instagram en vooral van YouTube. Binnen mijn domein zijn er artiesten die niet meer de moeite doen om een plaat te maken. Zij kunnen leven van online lespakketten en het lesgeven via Skype.’

In tegenstelling tot Broes moet De Smet ook een gezin onderhouden. ‘Kinderen zijn een eeuwigdurende bron van hoop en verantwoordelijkheidsgevoel. Ik kan niet aan de kant blijven staan, de boel de boel laten terwijl de wereld naar de kloten gaat. Ik wil ageren, hen niet loslaten op een vuilhoop. Ik ga persoonlijk een gat in die vuilhoop kappen zodat er een beetje gras kan groeien. Dat idee heb ik heel sterk. Dat is hoop, maar ook kracht. Ik kan dat.

Hoop moet je in leven houden, je moet dat water geven. Hoop moet je opwekken door bezig te zijn. Wanhoop is stilvallen. Dan verzink je in het moeras. Als je in beweging blijft, alert blijft, dan is er altijd hoop. Het is een tweesnijdend zwaard, yin en yang, de hoop duwt je vooruit, maar het feit dat je vooruit gaat, zorgt ook voor hoop. En dan beschouw ik hoop heel breed, in de zin dat het allemaal de moeite waard is om te doen.’