Erfgoed, vastgoed, gemeengoed: Het Pand als gecontesteerde erfgoedsite
Door Rafael Verbuyst, Hanne Cottyn, op Wed Feb 22 2023 23:00:00 GMT+0000In 2020 werd beslist om Het Pand, in de Gentse historische wijk rond het Caermersklooster, te verkopen. Het plan lokte massale protesten uit en inspireerde tot een kunstproject. In de case van Het Pand herkennen Hanne Cottyn en Rafael Verbuyst een mondiale tendens: in hun strijd om culturele en sociale rechten eisen lokale groepen erfgoed op als gemeengoed.
‘HET PAND LEEFT (nog steeds), ‘t sPANDt (wederom)’. Die slogan prijkt op een van de vele spandoeken die sinds 2021 regelmatig aan de gevel van het Gentse Caermersklooster hangen. Al eeuwenlang bepaalt het leven in en rond het voormalige karmelietenklooster mee de identiteit van het Patershol en zijn inwoners. De eigenzinnige historische wijk heeft een nauwe band met de beschermde erfgoedsite. De spandoeken doorbreken het idyllische karakter van Gents toeristische en insta-ready hotspot. Ze beklemtonen bovendien dat het verband tussen erfgoed en identiteit zelden eenduidig is.
Eind 2020 maakten Provincie Oost-Vlaanderen en de sociale huisvestingsmaatschappij WoninGent, die het grootste deel van het kloostercomplex bezitten, bekend dat ze Het Pand, het tweede pandhof van het kloostercomplex, wilden verkopen. Het plan om Het Pand opnieuw op de markt te brengen – na soortgelijke plannen eind jaren 1970 – stuitte op protest van (buurt)bewoners, krakers en activisten. Ze doopten zich om tot ‘Pandemisten’: zowel een verwijzing naar de COVID-19-pandemie, als naar het ‘Pandenistisch Bevrijdingsfront’ dat een vergelijkbaar protest over diezelfde site veertig jaar geleden vorm gaf. De eis was, vandaag net zoals toen, inspraak in de herbestemming van de site en het behouden van de sociale woonfunctie. Via publieke protestacties en een reeks Stadsdebatten gefaciliteerd door Stad Gent over de invulling van het gebouw, werd Het Pand een participatief laboratorium voor nieuwe praktijken in erfgoedbeheer en stadsvernieuwing.
Het voorbeeld van Het Pand laat toe te reflecteren over hoe plaatsgebonden gemeenschappen kritisch, strategisch en creatief omgaan met erfgoed.
In Kunsthal Gent, gehuisvest in de aanpalende kloosterkerk, verdiepten de Brits-Keniaanse kunstenares Grace Ndiritu en juridisch expert Julie Van Elslande van kunstenplatform Jubilee zich in de geschiedenis van Het Pand en zijn bewoners. Het project Ghent: How to Live Together (2021) voerde langs de beeldenstormers, arbeidersgezinnen, jonge kunstenaars en monniken die ooit door de gangen raasden dan wel schuifelden. De Waarheids- en Verzoeningscommissie die in 1996 na het einde van de Apartheid in Zuid-Afrika werd samengesteld, inspireerden Ndiritu tot een kunstproject dat bestond uit archiefonderzoek, sociaal engagement en een tentoonstelling. Het leidde tot een seizoen van activiteiten: A Season of Truth and Reconciliation. De hoofdvraag was hoe gemeenschappelijke praktijken die de site tot ‘gemeengoed’ (commons) maken, conflicterende belangen rond eigendoms- en gebruiksrechten voor de locatie kunnen overstijgen.
Samen leven met erfgoed
Ndiritu kijkt verder dan Het Pand en brengt het in dialoog met gecontesteerde erfgoedsites elders in de wereld, in het bijzonder plekken waar inheemse gemeenschappen toegang tot, of bezit van, hun erfgoed nastreven. In haar participatieve project probeert ze een productieve sfeer voor discussie te bewerkstelligen via alternatieve groepsversterkende praktijken zoals collectieve meditatiesessies. Als onderzoekers naar inheems activisme rond erfgoedsites in Zuid-Afrika en Bolivia, werden we door Ndiritu betrokken bij het project. We namen deel aan het activiteitenprogramma van A Season of Truth and Reconciliation en onderzochten het conflict rond Het Pand als een testcase vanuit een globaal en vergelijkend perspectief. Centraal in ons onderzoek naar verschillende emblematische cases stonden vragen rond identiteit, belonging, plaatsgebondenheid, eigendom en verzoening. Dit brachten we in verband met het potentieel van alternatieve praktijken van samenleven – de inzet van Ndiritu’s programma.

Het voorbeeld van Het Pand laat toe te reflecteren over hoe plaatsgebonden gemeenschappen kritisch, strategisch en creatief omgaan met de notie erfgoed. Steeds vaker nemen die gemeenschappen deel aan de symbolische processen en formele procedures om bepaalde sites als erfgoed te erkennen. Die inbreng is niet vanzelfsprekend: een conventionele visie op het beheren, beoordelen en conserveren van erfgoed is nog steeds doorslaggevend, net zoals de daarmee gepaard gaande economische of politieke belangen ook nog altijd een bepalende invloed hebben. Via dat ‘klassieke’ erfgoedbeleid – wat erfgoedexpert Laurajane Smith benoemt als het ‘Authorized Heritage Discourse’ – worden dominante westerse en eurocentrische maatschappelijke waarden en structuren gereproduceerd. Ruimte voor nieuwe ideeën en kritiek, in het bijzonder van gemarginaliseerde gemeenschappen die zich met deze plaatsen identificeren, is dan doorgaans beperkt. Wanneer de dialoog van die gemeenschappen met de officiële instanties moeilijk loopt, kan dat leiden tot openlijk verzet tegen de herbestemming van een site, bijvoorbeeld door de plaats in kwestie te bezetten. Het (her)opeisen van erfgoedsites is vaak symbolisch: het speelt een belangrijke rol in het aanzien en zelfbeeld van lokale – vaak gemarginaliseerde – groepen. Niettemin heeft zo’n symbolische actie ook materiële gevolgen. Ze kan zowel leiden tot de onteigening en ontheemding van lokale gemeenschappen, als in andere situaties net bijdragen tot de erkenning en teruggave van land of toegangs- en gebruiksrechten van die gemeenschappen. Dat zien we zowel in Het Pand als in Kaapstad, Zuid-Afrika en het Poopómeer in de Andes.
Lokale acties in Gent, Kaapstad en Poopó wijzen op de onhoudbaarheid van de binaire denkkaders waarop het erfgoeddiscours steunt.
Tijdens de gespreksavond Local Knowledge in Kunsthal Gent, georganiseerd door Ndiritu begin november 2021, kwamen voormalige en huidige bewoners van Het Pand samen om er hun ervaringen en inzichten over het verleden van de site te delen. Een lid van de voormalige Pandinisten nam het woord: ‘Wat we hier beschermen, is niet zomaar een gebouw, maar een manier van wonen.’ Vandaag wordt de zekerheid op sociale huisvesting, maar ook een gemeenschapsvorming (opnieuw) bedreigd door de markt. Tegen die tweeledige bedreiging wordt ook bij andere erfgoedsites verzet aangetekend. De inheemse Khoisan in Kaapstad bijvoorbeeld willen inspraak in het beheer van het Kasteel De Goede Hoop, een hedendaagse toeristische trekpleister, maar ook een symbool van eeuwenlange brutale koloniale onderdrukking. Tegelijk wil de gemeenschap inspraak in de manier waarop haar geschiedenis in het gebouw wordt uitgebeeld, en wie het complex voor welk doel en op welke manier kan gebruiken. De Khoisan vormden in 2017 een mensenketting (aboriginal human chain) rondom het gebouw. Onder andere als gevolg van dat protest, besliste de directie van de erfgoedsite om in het kasteel activiteiten rond dekolonisatie op te zetten, zoals rituelen met lokale Khoisan-groepen. Voor sommige Khoisan biedt deze institutionele, symbolische dekolonisatie echter geen antwoord op de enorme sociale huisvestingsproblemen en ontheemding die het gevolg zijn van eeuwenlange koloniale onderdrukking en Apartheid.

Ook in de hooglanden van de Andes zetten inheemse gemeenschappen erfgoed in als instrument, zowel om het verleden te erkennen als om een leefbare toekomst te garanderen. In Bolivia zien de Uru Qot Zuñi-gemeenschappen, die zich identificeren als ‘mensen van het meer’, hun toekomst letterlijk opdrogen aan de oevers van het Poopómeer door de gevolgen van mijnbouwvervuiling, slecht waterbeheer en klimaatverandering. Het meer geniet al langer bescherming, maar nu slaagden de gemeenschappen erin het ook als cultureel erfgoed te laten erkennen. Ze dwingen beleidsmakers om zich niet enkel te bekommeren om de waterschaarste, maar ook om het verlies van hun kennis en levenswijze als vissers en jager-verzamelaars op het meer.
Gevoed door sociale bewegingen en de inbreng van lokale kennis heeft de erfgoedsector meer en meer aandacht voor maatschappelijke inbedding en participatie.
Lokale acties zoals in Gent, Kaapstad en Poopó wijzen op de onhoudbaarheid van de binaire denkkaders waarop het conventionele ‘Authorized Heritage Discourse’ steunt. Erfgoed valt makkelijk ten prooi aan de schijnbare tegenstelling tussen de veranderingen die een ‘moderne’ samenleving vereist en de continuïteit die lang bewaarde plaatsen en tradities verdienen. Het Pand en het Kasteel De Goede Hoop zitten geklemd tussen de drang om die traditie intact te houden en de nood aan een invulling die tegemoetkomt aan hedendaagse economische en maatschappelijke noden. Het statuut van het Poopómeer als erfgoed wijst erop hoe ook binnen erfgoedbeleid de klassieke opdeling van natuur versus cultuur niet langer houdbaar is. Hoewel de erfgoedsector zelf die al te strakke dichotomieën zoveel mogelijk achterwege laat, blijven betrokken partijen rond gecontesteerde sites vaak teren op het conventioneel erfgoeddiscours, waardoor bepaalde ongelijkheden (op vlak van eigendom, gebruiksrechten of representatie) bewust of onbewust in stand worden gehouden.
Erfgoed als gemeengoed?
Vandaag wordt de omgang met erfgoedsites wereldwijd ter discussie gesteld. Wie heeft baat bij erfgoed? Wie heeft inspraak in het directe gebruik en beheer van sites? Wat kan erfgoed betekenen in diverse en veranderende samenlevingen van de 21ste eeuw? Gevoed door sociale bewegingen en de inbreng van lokale kennis heeft de erfgoedsector meer en meer aandacht voor nieuwe concepten zoals ‘erfgoed van onderuit’, ‘dekoloniaal erfgoed’, ‘erfgoed als gemeengoed (commons)’ alsook ‘maatschappelijke inbedding’ en ‘participatie’. Ze vormen gecontesteerde erfgoedsites om tot laboratoria om te experimenteren met paradigma’s die de eigendoms- en machtsstructuren rond erfgoed uit balans brengen. De voornoemde voorbeelden, van Het Pand over het Kasteel van de Khoisan tot het Poopómeer, stellen niet enkel het gevestigde erfgoeddiscours zelf ter discussie, maar wijzen ook op het potentieel van alternatieve erfgoedpraktijken. Ze tonen hoe lokale gemeenschappen beleidsmakers en bestuursorganen in de erfgoedsector dwingen om de enge interpretatie van privaat eigendom los te laten en erfgoed in te vullen volgens verschillende lokale noden zoals sociale huisvesting, postkoloniale verzoening of duurzaam milieubeheer. Ndiritu's kunstproject triggert die nieuwe interpretaties door inzicht te verschaffen in de overlappende processen van gemeenschapsvorming – als religieuze gemeenschap, als stadswijk, als artistiek laboratorium – die Het Pand doorheen de tijd heeft gekend.

Binnen het kunstproject kwam dit misschien wel het sterkst tot uiting in de creatie van een raadpleegbaar ‘gemeenschapsarchief’ over de site van het Caermersklooster. Samen met buurtbewoners, openbare instellingen en onderzoekers brachten Ndiritu en Van Elslande historische documenten en afbeeldingen, krantenknipsels, studies en overheidsrapporten samen, alsook het e-mailverkeer tussen verschillende betrokken partijen en ideeën voor de toekomst van de site, die bezoekers zelf konden neerschrijven.
Dat Het Pand gedeeltelijk gebruikt zal worden voor sociale huisvesting, is een overwinning voor de bewoners en activisten.
Op het snijvlak tussen onderzoek, activisme en kunst bracht het gemeenschapsarchief het collectieve geheugen van de Patersholwijk en toekomstvisies voor Het Pand samen. Wat naar boven komt is een meervoudige, gelaagde identiteit van de site, die een tegenwicht biedt voor eenduidige eigendomspatronen. Het archief bevat sporen van de ontstaansgeschiedenis van het gebouwencomplex, als gemeenschapsbezit van een religieuze gemeenschap, en hoe de Franse Revolutie daaraan een einde bracht. Verschillende archiefstukken getuigen van de nauwe verwevenheid met de Patersholwijk en de Gentse kunstgemeenschap, waarvan velen een onderdak vonden in Het Pand in de loop van de 19de en 20ste eeuw. Ze tonen ook hoe die lokale en culturele inbedding vanaf de late jaren 1970 onder druk kwam te staan door het plan om het gebouw te verkopen. Ndiritu’s archief plaats zich daarmee in een lokale traditie: keer op keer hebben de alternatieve praktijken van monniken, arbeidersfamilies, studenten, kunstenaars en krakers in Het Pand de schijnbare eenduidigheid van eigendom ter discussie gesteld. De onconventionele praktijken die we vandaag aantreffen in vele erfgoedsites komen voort uit de overgeleverde kennis van gemeenschappen over het dagelijks wonen in en met historische plaatsen, in constante dialoog met een veranderende context.
Na overleg tussen de eigenaars van het gebouw, Stad Gent, de dekenij, de bewoners, krakers en activisten werden parameters opgesteld voor de invulling van het pand door de nieuwe eigenaars, zoals gesteld in het eindrapport van 6 februari 2023. De Provincie Oost-Vlaanderen en de sociale huisvestingsmaatschappij zijn dus nog steeds van plan Het Pand te verkopen. Maar dat het gebouw gedeeltelijk gebruikt zal worden voor sociale huisvesting, is ook een overwinning voor de bewoners en activisten die inspraak en een garantie van de woonfunctie eisten. Zo’n overwinning is geen evidentie. Het protest van Khoisanorganisaties wijst erop hoe een postkoloniale samenleving op haar limieten botst. Het Poopómeer blijft verder opdrogen en er is weinig dat erfgoedbeleid daaraan zal kunnen veranderen. Maar in weerwil daarvan woeden de discussies verder. Lokale gemeenschappen, van Kaapstad en Bolivia tot de Lage Landen, eisen op creatieve wijze erfgoed terug als een strategie om lang ontkende culturele en sociale rechten veilig te stellen.