Erfgoedsubsidies 2019-2023: wie krijgt wat?

Door Marianne Van Boxelaere, op Fri Nov 02 2018 01:00:00 GMT+0000

Na jaren zwoegen en ploeteren krijgen de Vlaamse musea een bakje hoop toebedeeld in de vorm van tien miljoen extra subsidies per jaar. Een oude belofte die de Vlaamse Regering eindelijk nakomt. Maar wat is er naast die aanzienlijke subsidieverhoging nog beklonken? We namen het gegeven paard en keken het de bek in.

De Vlaamse musea zijn goed bezig, ‘maar ze halen nog niet hetzelfde niveau als hun collega’s bij de grote kunstinstellingen’, zei Minister van Cultuur Sven Gatz dit voorjaar. Er is meer nodig om internationaal ‘een vuurtoren van en voor Vlaanderen te zijn, ik denk bijvoorbeeld aan investeringen op het vlak van collectiebeleid, infrastructuur, digitalisering en publiekswerking.’

Of: de Vlaamse musea winnen prijzen met toonaangevende tentoonstellingen, ze scoren met bezoekerscijfers en trekken een breed publiek aan. Hun interne werking is vaak voorbeeldig, de Vlaamse overheid – State of the Arts! – pakt ermee uit, media-aandacht de klok rond, maar helaas, ze halen nog niet hetzelfde niveau als hun collega’s bij de kunstinstellingen. Daar zijn langetermijn-investeringen voor nodig.

Tegenover 17,90 euro per Nederlander gaat er in Vlaanderen slechts 2,50 euro per Vlaming naar onze musea.

Investeringen die werden beloofd, maar lichtjaren uitbleven. Waarom? Omdat musea onderfinancieren vervlochten is met de politieke geschiedenis van België. Toen de prille Franstalige, Nederlandstalige en Duitstalige Gemeenschappen hun cultuurbeleid vanaf 1970 gingen uitbouwen, wisten de podiumkunsten hun werkingsmiddelen, expertise en infrastructuur al in 1976 te verzilveren in het Theaterdecreet. Maar pas twintig jaar later konden ook de musea – en later de bewaarbibliotheken en erfgoedcellen – hun middelen decretaal verankeren. Tegen dan was het vet van de soep.

Gaandeweg verdween dan ook de soep, en in 2013 zelfs de casserole, toen Joke Schauvliege de erfgoedbudgetten voor 2014-2018 eenvoudigweg bevroor. ‘Het water staat ons aan de lippen’, kreunden de museumdirecteurs in 2014 op het Martelarenplein in Brussel. Hoeveel beknibbeling kan een museum verdragen?

Over de schutting

Cijfers zijn relatief en bewijzen alles én niets, maar laat ons toch proberen om ze zo objectief mogelijk naast elkaar te leggen. In die vergelijking valt dan meteen op dat binnen het cultuurbudget van 2018 (524 miljoen) slechts 9% voorzien wordt voor cultureel erfgoed (49,4 miljoen).

Het meeste gaat naar de andere twee grote blokken van het cultuurbeleid, de kunsten (193 miljoen) en het sociaal-cultureel werk (103 miljoen). Daarnaast gaat er nog een behoorlijk budget naar het zogenoemde ‘transversaal cultuurbeleid’ of het overkoepelende beleid (138 miljoen).

Verdeling Vlaamse cultuurbudget in 2018

Van die 49,4 miljoen voor cultureel erfgoed kregen de musea (exclusief KMSKA) 16,2 miljoen, of 3% van het totale cultuurbudget. Veel is dat niet, tegenover onze buurlanden. Zelfs mét de middelen uit het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI) en het Vlaamse Meesters-budget van Toerisme Vlaanderen, geven we in Vlaanderen nog geen 30% uit van de 304 miljoen (258 miljoen rijkssubsidie plus 46 miljoen provinciesubsidie) die Nederland jaarlijks besteedt aan zijn 420 musea, zelfs na zijn notoire besparingsrondes.

Tegenover 17,90 euro subsidie per Nederlander gaat er vanuit de Vlaamse Gemeenschap slechts 2,50 euro per Vlaming naar onze musea. Dat is zeven keer minder dan in Nederland.

Een historische inhaalbeweging

‘Geachte ministers, het lukt niet meer met de huidige mensen en middelen’, schreef Patrick Allegaert van Overleg Cultureel Erfgoed (OCE) dit jaar in een open brief aan de Vlaamse regering.

Het grootste deel van de werkingsmiddelen voor de periode 2019-2023 gaat naar de 23 landelijke musea

‘De werking van de basisfuncties kwam in het gedrang. De wetenschappelijke rol van musea werd uitgehold en het werd moeilijk om nog aansluiting te vinden bij de geglobaliseerde kenniseconomie en de internationale kunstproductie. Tot dan werden de werkingssubsidies van musea, erfgoedcellen, archieven en bewaarbibliotheken steeds op een ander moment verdeeld, zodat ze nooit als één sector hun volle gewicht in de schaal konden werpen. Na de ontgoocheling van 2013 hebben we de musea verenigd in het Overleg Vlaamse Musea en een visienota overhandigd op het kabinet van de minister.’

Goed getimed: Sven Gatz werkte toen net aan een nieuw Cultureelerfgoeddecreet. Hij nam enkele voorstellen mee in een conceptnota en legde een regierol weg voor de Vlaamse overheid, die via het decreet en verse middelen de slagkracht van het veld moest vergroten. En zowaar. De minister kwam een oude belofte na en trok eind september nagenoeg 10 miljoen meer uit voor de erfgoedsector.

Verdeling werkingssubsidies Erfgoed

38% naar landelijke musea

Het grootste deel van de werkingsmiddelen voor de periode 2019-2023 gaat naar de 23 landelijke musea (Mu.Zee, de musea in Brugge, het S.M.A.K., het Fotomuseum…). De new kids on the block, DIVA (Antwerpen) en het Red Star Line Museum (Antwerpen), kregen een startsubsidie van 300.000 euro.

Het Museum Dr. Guislain (Gent), het Designmuseum (Gent), en het Modemuseum (Antwerpen) kregen een zeer goede score van de beoordelingscommissie, goed voor een bonus van 100.000 euro bovenop het vaste bedrag voor de basiswerking: 125.000 euro of 225.000 euro, naargelang het aantal medewerkers. Een goede beoordeling gaf recht op een bonus van 50.000 euro. Musea met een ‘voldoende’ of een ‘nipt onvoldoende’ werden niet beloond, noch gestraft.

'Het Gallo-Romeins Museum, Mu.ZEE en Openluchtmuseum Bokrijk hebben een onevenredig grote hap uit het budget gekregen.'

Wat gebeurt er met dat extra geld? Museum M in Leuven zet verder in op digitalisering en beeldgeletterdheid. ‘We willen de kennis en skills om beelden te begrijpen en te gebruiken verder aanscherpen via dynamische collectiepresentaties en een straffe publieksbemiddeling’, zegt directeur Peter Bary. ‘De expertise die we daardoor opbouwen willen we ook delen met de sector. Daarnaast willen we onze ‘transhistorische praktijk’ verder ontwikkelen: oude en nieuwe werelden samen tentoonstellen zodat ideeën die bewegen doorheen de tijd zichtbaar worden. Ten slotte willen we ook onze verantwoordelijkheid in de regio opnemen en een experimenteel pilootproject opstarten met een lokale instelling, maar het is op dit moment nog onduidelijk of de beschikbare middelen hiertoe zullen volstaan.’

Hoe dan ook tonen de landelijke musea zich verheugd over zowel het eindresultaat als de kwaliteit van de beoordeling van deze subisidieronde. Wie wel één anomalie in de nieuwe middelentekening ziet, is Bart Caron, Vlaams parlementslid voor Groen en voorzitter van de commissie Cultuur: ‘De ingekantelde provinciale erfgoedinstellingen [Het Gallo-Romeins Museum, Mu.ZEE en Openluchtmuseum Bokrijk] hebben een onevenredig grote hap uit het budget gekregen. Naast hun subsidies uit het Cultureelerfgoeddecreet, ontvingen ze immers ook al de overgedragen provinciale middelen via hun betrokken steden [Tongeren, Oostende en Genk], los van enige kwalitatieve en zakelijke beoordeling. Daardoor krijgen ze nu veel meer dan de historisch stedelijke musea. Dat is nergens op gebaseerd, fundamenteel onrechtvaardig zelfs. Het creëert een ernstige scheeftrekking van de verhoudingen.’

De geldwisselaar en zijn vrouw, Marinus van Reymerswale (1539), Museo del Prado, Madrid.

Net om ongelijke behandeling te voorkomen, had de minister nochtans een tête-à-tête ingebouwd met de lokale besturen aan het einde van de beoordelingsprocedure. In die fase werd de toekenning van de werkingsmiddelen afgestemd met het lokale beleid, zoals ook gangbaar is in de beoordelingsprocedure van het Kunstendecreet.

Alleen wees de strategische adviesraad voor cultuur (SARC) op een bijkomend risico van dit onderonsje in het cultureelerfgoedveld: veel steden en gemeenten zitten immers in het bestuur van musea, waardoor deze cultureelerfgoedorganisaties bevoordeeld kunnen worden ten opzichte van onafhankelijke vzw’s die niet verstrengeld zijn met de politiek.

14% naar M HKA

Het Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen (M HKA) kreeg door zijn bijzondere statuut als cultureel-erfgoedinstelling van de Vlaamse Gemeenschap een werkingssubsidie van 5,35 miljoen, om verder uit te groeien tot een Vlaams hedendaags kunstmuseum met een uitstraling op internationaal niveau. Dat is 14% van het totale erfgoedbudget.

Bedoeling was om ook andere musea de kans te geven om mee te dingen naar zo’n erkenning als ‘cultureel-erfgoedinstelling’. Daartoe voegde de minister deze categorie expliciet toe aan het nieuwe Erfgoeddecreet, naar analogie met de grote Vlaamse instellingen van de kunstensector. Wie erkend wordt als cultureel-erfgoedinstelling, moet dan wel hogere internationale ambities waarmaken, maar krijgt daarvoor een veel grotere enveloppe en ondervindt tegelijk noemenswaardig minder planlast.

'Het lijkt erop dat de musea eigenlijk de dupe geworden zijn van het feit dat ze op bepaalde vlakken nog niet excelleren.’

Voor de ronde 2019-2023 dienden zeven instellingen een aanvraag in, zoals het In Flanders Fields Museum (Ieper), het Museum voor Schone Kunsten (MSK, Gent) en de Musea in Brugge. Geen van hen kreeg de titel. Twee musea komen niet aan de gevraagde 120.000 bezoekers per jaar, terwijl anderen niet over de geschikte infrastructuur beschikken om de museale functies op een internationaal niveau uit te voeren.

‘Maar Musea Brugge trekt dat aantal bezoekers wel’, zegt sp.a-parlementslid Katia Segers. ‘Ook M-Museum Leuven voldeed aan alle objectieve criteria en kon een schitterend juryrapport voorleggen. Het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst (S.M.A.K.) heeft een belangrijke collectie hedendaagse kunst, maar volgens de jury staat die niet in verhouding tot de museale werking van het museum. Bij het museum zelf zeggen ze dat men die werking wel graag wil uitbouwen, maar dat dat helaas niet kan zonder de nodige extra middelen. Door hun achterstand op de andere kunstdisciplines lijkt het er dus op dat de musea eigenlijk de dupe geworden zijn van het feit dat ze op bepaalde vlakken nog niet excelleren.’

9% naar regionale musea

3,38 miljoen gaat naar musea met een regionale uitstraling, zoals de Stedelijke Musea Sint-Niklaas, Musea Maaseik, het Modemuseum in Hasselt, het Museum van Deinze en de Leiestreek, … regionale musea die vaak in handen zijn van een overheidsinstelling. Zij zien hun middelen stijgen met 22% tegenover 2018, terwijl de landelijke musea wel 57% meer krijgen dan het jaar voordien.

De beoordelingscommissie gaf een zeer goede score aan het Jenevermuseum (Hasselt), goed voor 70.000 euro bovenop het vaste extra basisbedrag van 120.000 euro. ‘In het Jenevermuseum kunnen we er het gat mee vullen dat de afschaffing van de provinciesubsidies heeft geslagen’, zegt directeur Davy Jacobs.

'Toeval? Schone cadeaus, dat zijn het.'

‘We zullen er projecten mee opstarten met ruimte voor experiment, onder meer om verschillende maatschappelijke groepen dichter bij elkaar te brengen. Dat is een van de voorwaarden uit strategische visienota cultureel erfgoed waar een museum anno 2018 aan moet voldoen. Daar staan extra middelen tegenover.’

Het Wielermuseum (Roeselare) en Texture, het voormalige Vlasmuseum in Kortrijk, kregen ook een zeer goede score. Dat laatste museum had niet meer dan 120.000 euro subsidies gevraagd en heeft dat bedrag dus ook op de kop af gekregen, zonder bonus.

23% naar de landelijke archieven

Bijna een kwart van het erfgoedbudget (8.626.000 euro) gaat naar de landelijke archieven. Dat is opmerkelijk, want dat bedrag staat niet in verhouding met de 115.000 euro (0,30%) voor de regionale archieven en de 300.000 euro (0,80%) voor de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience in Antwerpen. De Vlaamse Regering besliste dus om de basiswerking van de culturele archieven beduidend te versterken.

Nieuwkomer Architectuurarchief Vlaanderen kon rekenen op een startsubsidie van 300.000 euro, net als de nieuwkomers in de anderen categorieën. Alle andere culturele archieven op landelijk niveau kregen een vast extra basisbedrag van 175.000 euro, plus een bonus van 25.000 euro voor een goed dossier.

Strijd tussen de geldzakken en de geldkisten, Pieter van der Heyden, naar Brueghel, 1615-1667

Alleen het Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis in Gent kreeg vreemd genoeg enkel een bonus voor hun goede score, maar niet het beloofde vaste basisbedrag van 175.000 euro. ‘Anders dan bij sommige andere culturele instellingen, wordt Amsab-ISG uitsluitend gesteund door de Vlaamse overheid’, zegt Geert Van Goethem, directeur van het archief. ‘Van deze subsidie moeten we dus alles bekostigen, ook infrastructuur en personeel. We hebben een collectie van 12 kilometer, de vorige jaren alleen al is er 2,5 miljoen euro naar het inrichten van depots en magazijnen gegaan. Ook de komende jaren staan we voor omvangrijke kosten.’

Daartegenover staat dat de totale som voor de andere landelijke culturele archiefinstellingen wel gestegen is met 17% of 1,27 miljoen euro. ‘Dat is hen gegund’, zegt Bart Caron, ‘maar ze worden al decennia meer dan redelijk gesubsidieerd. Die sterke stijging is eigenlijk niet te verantwoorden. Ze is enkel begrijpelijk vanuit politiek oogpunt, gelieerd als ze zijn met de heersende politieke machten. Wie zijn de genieters: ADVN (de Vlaamse Beweging), CAVA (de vrijzinnigheid) en het liberaal archief. Toeval? Schone cadeaus, dat zijn het.’

Wie geen cadeaus kreeg, is het stadsarchief van Leuven. Met een ‘voldoende’ hadden ze 50.000 euro binnengehaald, maar helaas, de commissie beoordeelde hun dossier als ‘nipt onvoldoende’. De stadsarchieven van Mechelen en Ieper kregen allebei exact het bedrag dat ze hadden gevraagd.

13% naar de landelijke rollen

Een nieuwigheid in het Cultureelerfgoeddecreet is de toekenning van ‘expertiserollen’. In de vorige beleidsperiode bestonden al expertisecentra: vaak mini-steunpunten waar kennis, knowhow en infrastructuur werden samengebracht. Tussen deze centra wilden de minister meer clustering en afstemming, zo gaf hij aan het begin van zijn beleidsperiode al aan.

Een van de pistes was dat zo’n expertisecentrum ‘indaalde’ in een museum. Dat is bijvoorbeeld gebeurd met het Expertisecentrum voor Technisch, Wetenschappelijk en Industrieel Erfgoed: dat is ingedaald in het Industriemuseum (MIAT) in Gent.

Omgekeerd was de expertiserol ook een van de voorwaarden voor elke organisatie die werkingssubsidies wilde. Van erfgoedspelers met een collectie werd zelfs verwacht dat ze die expertise ter beschikking stelden van het veld.

Het fusieplan van tijdschrift Openbaar Kunstbezit Vlaanderen (OKV) met onlinebeeldenbank Lukas kreeg een negatief advies.

Door deze rol nu afzonderlijk te subsidiëren, legt het nieuwe Erfgoeddecreet nu nog meer de nadruk op die aanwezige expertise. Die dienstverlenende rol moet de reguliere werking dan wel overstijgen. Concreet betekent dat dat een museum moet beschikken over een afzonderlijke cel en afgelijnd personeel voor het uitvoeren van die rol. Ze moet zich tegelijk richten naar cultureelerfgoedorganisaties én naar organisaties die erfgoed niet als kerntaak hebben.

Dat Sven Gatz bij zijn uiteindelijke subsidiebesluit bewust koos om de expertiserol van vooral grotere organisaties te honoreren, illustreert zijn voornemen om versnippering van dienstverlening en versplintering in kleinere niches tegen te gaan.

Naast indalen konden expertisecentra ook fuseren. In dezelfde geest van anti-versnippering loofde de minister een bonus van 10% uit aan kleinere organisaties die samensmolten. Familiekunde Vlaanderen, Heemkunde Vlaanderen en LECA werden bijvoorbeeld Histories, die de rol kreeg toebedeeld van expert familiekunde en genealogie, heemkunde en lokaal erfgoed naast erfgoed van alledag.

De organisaties Resonant en Het Firmament verenigden zich dan weer in het Centrum voor het cultureel erfgoed van muziek en podiumkunsten in Vlaanderen en Brussel, of kortweg CEMPER.

In diezelfde lijn diende tijdschrift Openbaar Kunstbezit Vlaanderen (OKV) samen met onlinebeeldenbank Lukas een aanvraag in voor de dienstverlenende rol van promotor van cultureel erfgoed. Het nieuwe Cultureelerfgoeddecreet ondersteunt namelijk geen onafhankelijke organisaties meer die als kerntaak ‘periodiek publiceren’ hebben. In de plaats daarvan zou de minister een geïntegreerd tijdschriftenbeleid uitrollen voor zowel culturele en literaire als erfgoedtijdschriften, met wellicht ook één subsidieloket.

Waarom de minister het adviesbedrag voor Werkplaats immaterieel erfgoed meer dan halveerde, wordt nergens verantwoord.

Dat zou de zichtbaarheid en impact van tijdschriften moeten verhogen, maar ook een aantal structurele zwaktes aanpakken en de onderhandelingen met drukkers, abonnementen, reclameregie, gezamenlijke distributie online of offline, gezamenlijke (online) marketing, en digitalisering bundelen.

In afwachting van zo’n vernieuwd tijdschriftenbeleid, besloot de minister om de subsidies aan erfgoedtijdschriften uit de ronde 2014-2018 verder te zetten in de volgende legislatuur. Niets meer en niets minder. Voor OKV is die beslissing welgekomen. Zijn fusieplan met Lukas kreeg immers een negatief advies. Lukas kantelt samen met expertisecentrum Packed in in het Vlaams Instituut voor Archivering (VIAA).

1,15% naar ‘Werkplaats immaterieel erfgoed’

Voor het eerst werd in het Nieuwe Erfgoeddecreet ook een volwaardige plek gedefinieerd voor een landelijke erfgoedwerking voor immaterieel cultureel erfgoed. Deze organisatie wordt geacht de erfgoedzorg voor het immaterieel erfgoed op te nemen, brede netwerken uit te bouwen, de sector te coördineren en een internationale voortrekkersrol rond immaterieel erfgoed te spelen.

Of dat was toch het plan, maar Werkplaats immaterieel erfgoed kreeg maar 428.000 euro toegekend. Dat lijkt veel, maar blijkt niet eens de helft van het begrote bedrag. Het ingediende plan kreeg nochtans een positief advies voor de gevraagde som van 967.104 euro, een budget dat goed geweest zou zijn voor een ploeg van tien mensen. De bevoegde commissie beoordeelde dat als een realistische schaalgrootte voor de taken die deze organisatie zou moeten gaan uitzetten. Waarom dat bedrag dan uiteindelijk meer dan gehalveerd is door de minister, wordt nergens verantwoord.

Marinus Van Reymerswale, 'De belastingontvangers' (1544)

‘We waren verrast en ontgoocheld’, zegt coördinator Jorijn Neyrinck. ‘In lijn met de decretale doelstellingen was ons beleidsplan ambitieus: in deze eerste beleidsperiode zouden we keihard werk maken van de beeldvorming en brede maatschappelijke betrokkenheid. Immaterieel erfgoed wordt nog te vaak gezien als folklore, maar het geeft de wijsheid van vele generaties vóór ons door en laat kennis vloeien tussen verschillende sociale en etnisch-culturele lagen van de maatschappij. Immaterieel erfgoed gaat dus ook om empowerment, om manieren en knowhow te creëren om met onze superdiverse samenleving om te gaan. Alles lag klaar, wij stonden klaar. Maar de nodige investeringen op maat van de gestelde ambities liggen er niet. We beraden ons nu over de weg vooruit.'

0% naar een belangenbehartiger

In het nieuwe Cultureelerfgoeddecreet wordt er met geen woord gerept over de ondersteuning van een belangenbehartiger. ‘Belangenbehartiging is een waardevolle opdracht’, zegt de minister, ‘maar de organisatie ervan is een taak van de sector zelf.’

Correct, maar dan zouden alle belangenbehartigers in het veld op eenzelfde manier moeten worden behandeld, terwijl er in het domein van het sociaal-cultureel werk wel degelijk een subsidie voor uitgetrokken wordt. Belangenbehartiging is een taak van de sector zelf, maar de erfgoedsector is klein en de subsidies zijn te gering om uit eigen middelen een belangenbehartiger te betalen, zoals oKo voor de Kunsten.

In een ondergefinancierde sector ligt het des te complexer om een stevig aanspreekpunt op de rails te zetten om het veld te vertegenwoordigen. Net daarom is er in de erfgoedsector des te meer nood aan de ondersteuning van overleg: om zich een stem te kunnen verwerven tussen volgroeide en steviger omkaderde naburige sectoren.

De erfgoedsector is klein en de subsidies te gering om uit eigen middelen een belangenbehartiger te betalen.

‘Minstens bij wijze van impuls of opstartfase is het veld gebaat bij een ondersteuning van een organisatie omtrent belangenbehartiging’, erkent ook de SARC. ‘Een beleid dat inzet op dynamiek en vernieuwing, maakt immers ook ruimte om haar ontwikkelingen een stem te geven.’

Hoe is het dan gesteld met FARO, het steunpunt voor cultureel erfgoed? Het steunpunt schittert in het nieuwe Erfgoeddecreet door afwezigheid: nergens wordt het expliciet vermeld. FARO staat in voor advies en vorming binnen de sector, een beetje zoals Kunstenpunt voor de kunsten. Het begeleidt complexe projecten met lokale tot internationale impact en is een belangrijke schakel in het versterken van dienstverlenende rollen, het stimuleren van vernieuwing en het verzekeren van aandacht voor diverse groepen en stakeholders. Die ondersteunende rol van FARO wordt momenteel door geen enkele andere partner of instelling opgenomen.

‘De ondersteuning van het steunpunt wordt niet in het nieuwe Cultureelerfgoeddecreet opgenomen’, antwoordde de minister op de besognes van de SARC, ‘omdat de rollen van een steunpunt voor alle culturele sectoren op dezelfde manier zijn geherdefinieerd in het kader van de cultuurbrede afstemming van de taken en rollen van de ‘bovenbouw’ – de organisaties tussen overheid en veld. In een overgangsbepaling wordt voorzien dat de subsidiëring van het steunpunt wordt verdergezet op basis van het Cultureelerfgoeddecreet van 2012, tot een nieuwe regelgeving van toepassing wordt.’ Afwachten geblazen dus.

Conclusie: focus op collecties

In de subsidieronde 2019-2023 zijn de musea met een collectie er aanzienlijk op vooruit gegaan. Collectiebeheer wordt duidelijk het speerpunt van het beleid de komende vijf jaar. Dat is goed nieuws, maar we moeten oppassen dat we niet terugplooien op de klassieke behoud- en beheertaken van een museum.

De inhaalbeweging doet de hoop voor erfgoedorganisaties opleven en de schouders rechten.

De jongste decennia zijn musea geëvolueerd naar ‘open huizen’ die hun collectie ontsluiten voor een breed publiek en links leggen tussen hun museale opdracht, het maatschappelijke welzijn en duurzame ontwikkeling, mede dankzij het goede werk van ondersteunende erfgoedorganisaties. Als die nog niet de helft van het gevraagde budget krijgen, dan blijft hun impact miniem.

Maar de toon is gezet. Er is een grote stap voorwaarts genomen op het vlak van internationalisering, interne samenwerking en de opbouw van expertise. De inhaalbeweging doet de hoop voor erfgoedorganisaties opleven en de schouders rechten. De Vlaamse overheid neemt weer plaats rond de tafel als een betrouwbare en gelijkwaardige partner. Laat de spiraal maar weer opwaarts draaien.