Europa tegenspreken

Door Geert van Istendael, op Thu Feb 28 2019 23:00:00 GMT+0000

Een aantal jaren geleden, ergens bij het begin van deze eeuw, had ik de eer en het genoegen deel te nemen aan een openbaar debat over Europa. Een van de discussiepunten was dit: dankzij de Europese instellingen heeft ons werelddeel sinds de Bevrijding geen oorlog meer meegemaakt op eigen bodem. Discussiepunt wil zeggen dat je over dat punt van mening kunt verschillen. Wel, dat bleek niet de bedoeling.

Tientallen jaren lang is het verboden geweest Europa ter discussie te stellen. Je brandmerkte jezelf als een te mijden extremist wanneer je vraagtekens durfde te plaatsen bij het bestaansrecht of zelfs maar bij kleine feilen van EGKS, EEG, EG en EU. Pas de jongste jaren lijkt daar verandering in te komen en eigenlijk nog niet helemaal.

Wie heeft bedenkingen bij Europa? Dat zijn toch extreemrechtse types als de familie Le Pen, illiberale democraten uit Europa’s eigen verre oosten, geschifte Italianen of excentrieke Britten met een ongeneeslijk heimwee naar het vergane imperium. Louter lieden naast wie je niet in de metro wenst te zitten. Zij stijven de verdedigers van het reëel bestaande Europa, het Europa van Commissie, Parlement in twee steden, ministerraden enrichtlijnen, in hun evidente grote gelijk, nog stijver dan ooit tevoren. Twijfel is verwerpelijk.

Terug naar dat openbare debat. Aangezien het plaats vond vóór het Europese schisma dat we nu kennen, hoorde je bij het publiek gesmoorde kreten van verbazing. Enkel en alleen omdat op het podium géén consensus heerste. Aan de ene kant had je de linksige soixante-huitard Geert Mak en Europees aartsvader Max Kohnstamm. Aan de andere kant de eveneens linksige eveneens soixante-huitard Van Istendael en de toch als stevig rechts liberaal bekend staande Frits Bolkestein. Die laatste twee, bien étonnés de se trouver ensemble.

Geert Mak en Max Kohnstamm stelden dat de Europese constructie nu toch al meer dan een halve eeuw voor vrede zorgde op het oude continent. De heer Bolkestein en ik stelden dat dat niet klopte. De NAVO en het Pact van Warschau, die hadden ervoor gezorgd dat de Europeanen elkaar niet langer naar het steentijdperk bombardeerden. Daarnaast sprak het vanzelf dat na 1945 de grote Europese bedrijven en de Europese politici die meetelden absoluut een derde catastrofe wilden vermijden. In mijn geboortejaar, 1947, was het bruto binnenlands product van België even hoog als in 1913. Meer dan dertig jaar zonder groei dus.

Stel je dat even voor vandaag, ik zie menig eurocraat al wit wegtrekken. De Amerikanen overspoelden Europa met geld. West-Europa bloeide op zoals nooit tevoren. Maar dat we de resultaten van les Trente Glorieuses niet tot schroot hebben gestampt middels gesofisticeerd wapentuig, hebben we te danken aan rationele ijzervreters in Evere en doortrapte, maar in wezen even rationele schurken in Moskou. Aldus min of meer de redenering van Bolkestein en uw dienaar.

Dankzij die volksraadplegingen zag je in één flits hoe verstikkend de Europese consensusgedachte is.

Het opmerkelijke was dat de andere zijde niet probeerde dat te weerleggen. Wat we tegenover ons kregen was droefenis en ongeloof. Verbijstering zou misschien een te groot woord zijn, nee, toch, ik merkte lichte verbijstering. Hoe kónden we in vredesnaam daaraan twijfelen? Waarom onderschatten we zozeer het idealisme van Europa’s aartsvaders? Kohnstamm en Mak waren teleurgesteld, oprecht teleurgesteld.

Nu wil ik meteen aannemen dat zo om en bij de stichting van de EGKS een koortsachtig soort jubelstemming geheerst kan hebben. Per slot van rekening wisten mensen als Schuman, Monnet, De Gasperi, Spaak en Adenauer maar al te goed wat oorlog betekende.

Echter, je kunt er niet van uitgaan dat bij die eerste Europese constructie, de basis voor alles wat erop zou volgen, geen koele berekening kwam kijken. Geen tactisch en strategisch politiek spel. Tegen geen van beide heb ik overigens bezwaar, maar het ontstaan van de Europese constructie en de rol die zij heeft gespeeld om de vrede te bewaren moet je nu ook niet gaan idealiseren.

Kohnstamm en Mak, in hun irenische ontreddering, bleven hoffelijk. Ze waren, zoals de redelijkste leraren uit mijn schooltijd, niet boos maar bedroefd. Vandaag, zoveel jaren later, klinken de reacties op eurosceptici bozer. Of moet ik zeggen wanhopiger?

Het euroscepticisme, of noem het de tegenstand tegen de EU én blinde gehoorzaamheid aan de EU, beide zijn de jongste jaren topzwaar beladen geraakt met politieke onverzoenlijkheid. Voeg bij die lading zakken vol nieuwe munten. Daarbovenop stapel je starre neoliberale regels. Een lichter bouwsel dan het Europese zou onder die belasting wankelen en scheuren. Duizenden migranten beklimmen de steigers. Angst en woede slaan de EU-burgers om het hart.

In mijn schooltijd hadden we ook een behoorlijk contingent onredelijke leraren. Bij hen gold: wie twijfelt, krijgt straf. Of je vloog van school. O ja, hier en daar was er een lomperik die ons de huid vol schold. Aan dat slag leraars moest ik denken, telkens als ik de afgelopen jaren mensen als Jeroen Dijsselbloem bezig hoorde. Tegenspraak was niet zozeer lastig. Tegenspraak was en is verboden. Varoufakis trekt zijn brutale bekje open? Varoufakis vliegt eruit. En heel Griekenland krijgt straf.

Zowel voor als na de vernederende behandeling die Griekenland moest ondergaan, viel het me op hoe dreigend het taalgebruik werd en hoe grof, zodra de burgers van een of ander Europees land het in hun hoofd haalden om de satrapen van het Schumanplein tegen te spreken. Het oorverdovende schelden klonk het luidst uit het keelgat van de nationale eurofielen.

Neem 2005, de volksraadpleging over de Europese grondwet. Ik herinner me als de dag van gisteren de reacties op de Franse en de Nederlandse zenders, na het massale ‘nee’ dat de burgers hadden uitgesproken. In één klap waren miljoenen burgers van twee der oudste en eerbiedwaardigste democratieën in Europa gemuteerd tot Beotiërs, analfabeten, halve of hele fascisten of anders wel communisten, idioten en ander fraais. Dat alles uit de mond van hoogleraren, politici van links tot rechts en welbespraakte intellectuelen.

Wat Europa veel meer nodig heeft dan budgettaire orthodoxie is tegenspraak, kletterende tegenspraak, in het hart van het debat.

De Franse boeren hadden ‘nee’ gestemd, kon je horen, de boeren die, zoals bekend, nog dommer zijn dan het achterend van een varken. O ja? Een van de meest geïndustrialiseerde departementen van Frankrijk had ‘nee’ gestemd, le Nord. Pech dus. Ja maar, de nee-stemmers, dat was een samenvaagsel, links, rechts, reactionair, groen.

De Nederlandse burgers gaven blijk van een hoogst uitzonderlijke eensgezindheid. Meer dan 60 procent van hen verwierp de Europese hersenschim. Even noteren dat in hun Tweede Kamer toen negen partijen zetelden (vandaag dertien). Alweer een samenvaagsel, wat anders? Het kon toch geen toeval zijn dat de tegenstemmers meer dan 90 procent haalden op het eiland Urk met zijn negentien kerkkoren en meer dan 80 procent bij de zwarte kousen van Staphorst?

De Nederlanders en de Fransen waren stout geweest. Ze deden iets ‘wat niet mocht’. Onder geen enkel beding. Strrreng verboden! Vandaar dat ze bij het Schumanplein gezworen hebben ieder verlangen naar een referendum in de kiem te smoren. Dat. NOOIT. Meer. De Unie heeft het ‘nee’ van de Fransen en de Nederlanders vakkundig teniet gedaan door middel van het Verdrag van Lissabon. En nu: NOOIT meer een referendum. Tenzij over de zomertijd.

De Europese Commissie heeft misschien vat op de kromming van de komkommers, maar niet op de kromme of rechte gedachten van de Europese ingezetenen. Als de oppergokker van groot gokland, ik bedoel David Cameron, het in zijn hoog opgeleide hersens haalt om een referendum te organiseren, helpt daar geen lieve moedertje aan en nog veel minder een Europese Commissie. We kennen het resultaat.

Ook de Britten zijn stout geweest. Strrreng verboden! En verdomd als het niet waar is, opnieuw die scheldkanonnades, exact dezelfde als bij de vorige grote volksraadplegingen. Doorgaans rustige, hoffelijke mensen braakten na het Brexit-referendum de lelijkste scheldwoorden uit: dom, achterlijk, idioot, primitief, loslopend wild.

Al wie geen deel uitmaakte van het stedelijke, hippe, gretig reizende, vlotte, politiek correcte, o zo verdraagzame, o zo ironische gezelschap dat zich vooral in Londen en ommelanden ophoudt, was een imbeciel. De wereld daarbuiten, in de provinciesteden, de dorpen, de voorsteden, het trieste noorden, werd uitsluitend bevolkt door oliedomme, geborneerde, vette rednecks en mummelende gepensioneerden. En nu was dat rapaille nog gaan stemmen ook.

Die volksraadplegingen hadden het verhelderende effect van bliksemschichten. In één flits zag je hoe verstikkend de Europese consensusgedachte wel is.

De loodzware Europese consensusverplichting heeft decennialang iedere tegenspraak verstikt. Een mens zou bijna in de verleiding komen de Kaczyński’s en Orbáns en Straches van deze wereld dankbaar te zijn. Ik verjaag die gedachte. De illiberale democratie die deze heren voor eigen machtsbehoud organiseren, heeft even veel met democratie te maken als een koe met kousen breien. Wij moeten de illiberale democratie bestrijden.

Maar ik behoud wel een andere gedachte. Als je nooit tegenspraak duldt, drijf je tegenspraak weg uit het midden van het debat. Je verbant tegenspraak naar de extreme randen. Dat maken we nu al enkele jaren mee in de Europese Unie.
Globalisering: niet tegenspreken.
Vrij verkeer van goederen: niet tegenspreken.
Vrij verkeer van geld: niet tegenspreken.
Privatisering: niet tegenspreken.
Profijtbeginsel in openbare dienst: niet tegenspreken.
Begrotingsgrendel: niet tegenspreken.
Dublinakkoord: niet tegenspreken.

Neem nu dat laatste. Ik weet zeer goed dat de stroom van asielzoekers en vluchtelingen is opgedroogd is tot een druppelend zwampje. Maar in de afgelopen jaren hebben Griekenland en Italië wel tienduizenden over zich heen gekregen. De craten van IMF, trojka en ECB hebben de Grieken veroordeeld tot de bedelstaf. Eten konden de Grieken nog uit vuilnisbakken.

Dezelfde craten hebben de Italianen, doorgaans toch pragmatische lui, naar de extremen van het politieke spectrum gejaagd. Vervolgens dreigementen en banbliksems om een paar tienden van procenten begrotingstekort. Maar Europese solidariteit organiseren om de lasten te verlichten, dat wil maar niet lukken. Landen die ooit zuchtten onder het juk der Ottomanen, Hongarije bijvoorbeeld, honderddrieënzeventig jaar, of landen die de dreiging der Ottomanen afwendden, Oostenrijk bijvoorbeeld of Polen, 1683, voor de poorten van Wenen, krijgen vanwege Europa slechts koude minachting.

Wat Europa veel meer nodig heeft dan budgettaire orthodoxie is tegenspraak, kletterende tegenspraak, in het hart van het debat. Niet aan de duistere, rafelige randen.

Wij allen, wij, Europese burgers, moeten een genereuze, inclusieve sociale zekerheid eisen en weder opbouwen.

En waarin moeten wij, Europeanen, elkaar dringend tegenspreken? Waarin moeten wij vooral alles wat naar technocratie en eurocratie zweemt tegenspreken? Ik noem drie thema’s. Noem ze doeleinden. Noem ze velden die we dringend moeten bewerken. Maar noem ze geen dogma’s. Dogma’s spreek je niet tegen. In dogma’s geloof je zonder bewijslast.

Het eerste: klimaat.
Het tweede: de ongelijkheid.
Het derde: sociale zekerheid.

Alle drie zijn ze van levensbelang voor Europa – en de wereld. Maar het derde thema ligt me het naast aan het hart. Dus:

De sociale zekerheid zoals België, Zweden, Frankrijk, Nederland en tot voor kort Duitsland haar sinds de negentiende eeuw en vooral in de jaren na 1945 hebben geconstrueerd, moeten wij zonder voorbehoud een kroonjuweel van de Europese beschaving noemen.

De bijdrage die de sociale zekerheid geleverd heeft tot de Europese beschaving is even waardevol als die van de Franse kathedralen, de symfonieën van Beethoven, de schilderijen van Vermeer, Faust van Goethe of de romans van Camus. De opbouw en het behoud van de sociale zekerheid vergen visie, verbeeldingskracht, technische kennis, vernuft, rationaliteit, precies díé eigenschappen die Beethoven nodig had om zijn symfonieën te componeren, die de bouwmeester van een kathedraal nodig had om de zwaartekracht te tarten.

We kunnen het ons niet veroorloven het te vergeten, zeker vandaag niet: de sociale zekerheid beschermt ons drie keer tegen armoede: armoede door ziekte, armoede door werkloosheid en armoede door hoge leeftijd. Anderhalve eeuw geleden was dat een duivelse drievuldigheid waaraan de grote meerderheid van de mensen niet kón ontsnappen.

Zoals ieder werkelijk groot Europees beschavingsfenomeen – de polyfonie, de renaissance, de Verlichting – heeft de sociale zekerheid een lange, ingewikkelde, alles behalve rechtlijnige geschiedenis. Het was een aartsconservatieve Pruisische grootgrondbezitter en oorlogsstoker, Otto von Bismarck, de ijzeren kanselier, die de grondslagen van de sociale zekerheid legde ten tijde van het Duitse keizerrijk, na 1871. Zijn motivering was even lucide als gehaaid. Hij wilde de door hem gehate socialisten te snel af zijn.

Daarna was er de georganiseerde arbeidersbeweging. Zij kon de sociale zekerheid stap voor stap tot stand brengen. Vooral na 1945 hebben de Benelux-landen, Frankrijk, de Bondsrepubliek en de Scandinavische landen titanische inspanningen geleverd om de duivels van de armoede systematisch uit te drijven. Het middel dat ze gebruikten was een zorgvuldig en evenwichtig georganiseerde solidariteit. Iedereen leverde een bijdrage: overheid, werkgevers en werknemers.

En net nu, nu we al onze vindingrijkheid tevoorschijn zouden moeten toveren om die pijler van de Europese beschaving te stutten, net nu lijkt de Europese Unie vastbesloten de verzorgingsstaat te gronde te richten. In naam van de hoogheilige markt. Ze heeft al toegeslagen in Spanje, Portugal, Italië en vooral in Griekenland. Maar ze slaat even goed toe in andere lidstaten. Denk aan de marktwerking in de Nederlandse ziekenzorg. Denk aan de graatmagere uitkeringen van de beruchte Hartz IV in Duitsland.

Wij allen, wij, Europese burgers, moeten een genereuze, inclusieve sociale zekerheid eisen en weder opbouwen. Europa moet om. Weg van het neoliberale bedrog. Recht naar de solidariteit. In het belang van de economie? Ook ja. Wie geen centen heeft, kan niks kopen, zo simpel is het. Maar vooral in ons aller belang, van de hoogste tot de laagste. In het belang van de Europese beschaving.

Waarom van onze sociale zekerheid geen exportproduct maken? In Afrika, Azië en Latijns-Amerika leven tientallen miljoenen mensen die naar onze sociale zekerheid hunkeren. Een wereldwijde, agressieve campagne voor het Europese type sociale zekerheid mogen we zeker niet schuwen. Meer nog, het is onze morele plicht. Maar eerst onze eigen beschaving redden. Het kan nog net.

Gezwollen grootspraak? Denk er eens over na. U hebt nog tijd tot 26 mei.