Geachte Benno Barnard

Door Anna Tilroe, op Thu May 09 2019 22:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag pent een van onze vijf vaste online correspondenten een brief. In haar eerste schrijven erkent Anna Tilroe de kracht van (nationale) trots over (christelijke) symbolen van grandeur. Maar ze heeft een meer inclusief voorstel. Voor een andere schoonheid.

Soms, het is een ‘gezegend’ moment, lees je iets dat een volmaakte samenballing lijkt van wat al enige tijd in een los-vaste samenhang in je brein ronddwaalt. Zo’n moment was voor mij daar toen ik op 20 april in de Opinie-bijlage van NRC uw artikel las naar aanleiding van de brand in de Notre Dame. De titel was bevreemdend: ‘Je bent christelijk, Europa, kijk niet weg’.

Want tja, zo’n oproep komt, in een tijd waarin dubieuze politici roeptoeteren dat onze ‘joods-christelijke beschaving’ ernstig wordt bedreigd door ‘het islamitische gevaar’, op z’n zachtst gezegd nogal provocerend over. Zeker als deze komt van een dichter die in België door zijn ongezouten mening over het tolerantieniveau van de islam weleens in verband is gebracht met Vlaams Belang. Dat was weliswaar volstrekt ridicuul, maar het staat even goed nog in het internetgeheugen.

Als er iets is wat onze tijd kenmerkt, dan is het wel de druk om de gevestigde geschiedenis op tal van onderdelen te herschrijven.

Maar zie, nu staat u alweer op de barricade, deze keer voor een christelijk Europa. Of juister: voor een Europa ‘dat in het reine moet komen met zijn christelijke geschiedenis’. Die geschiedenis is, schrijft u, ‘even verwerpelijk als grandioos, maar niet met terugwerkende kracht corrigeerbaar’. En daar had u ineens mijn volle aandacht. Want als er iets is want onze tijd kenmerkt, dan is het wel de druk om de gevestigde geschiedenis op tal van onderdelen te herschrijven.

Daar is, vind ik, alle reden voor. Neem alleen het radicaal andere perspectief dat de kunstgeschiedenis heeft gekregen sinds kunstenaars van het vrouwelijke geslacht of een niet-westerse identiteit daarin een plaats hebben gekregen. Aan die bijstelling wordt al decennia druk gewerkt. En dan zwijg ik nog maar over andere aspecten van onze geschiedenis, zoals ‘vergeten’ oorlogen en niet-getelde oorlogsslachtoffers. Eerlijk gezegd kan ik mij niet voorstellen dat u, die zichzelf zo trots een ‘ouwe sociaal-democraat van de volksverheffing’ noemt, het daarmee oneens bent.

Ik vermoed veel meer dat u doelt op het fanatisme en de onverzoenlijkheid waarmee die correcties nu door verschillende groepen in de samenleving worden opgeëist. Daardoor is zowel in de politiek als in het culturele veld een vuur opgelaaid dat de westerse samenlevingen splijt in rigide extremen.

Hoe ver dat kan gaan, illustreerde u zelf met een citaat uit een recensie die vorig jaar in De Standaard verscheen. Daarin werd de indrukwekkende compositie Et exspecto resurrectionem mortuorum, waarin componist Olivier Messiaen enkele citaten uit de Bijbel had verwerkt, afgeserveerd als propaganda voor een ‘bedenkelijke ideologie’. ‘Als Messiaens nobele schepping “bedenkelijk” is,’ schreef u, ‘dan zijn de cantates van Bach dat ook; ja, de hele westerse kunstgeschiedenis is dan een voortbrengsel van een abjecte ideologie.’

Er speelt iets anders wat we niet serieus genoeg kunnen nemen.

Dat was het moment waarop ik de krant even moest neerleggen. Want stel je dat eens voor: Caravaggio, Mondriaan, Mark Rothko, Jan Dibbets, Anselm Kiefer, Marc Mulders, Johan Creten… man, wit en als kunstenaar gestempeld door een christelijke, westers-georiënteerde cultuur: hoe fout kun je zijn? Vuilbakken: weg ermee! Wat een kaalslag zou dat zijn.

Met zo’n hels scenario voor ogen dacht ik aan de recente overwinningsspeech van Thierry Baudet. ‘We leven’, zei hij, ‘te midden van de brokstukken van wat ooit de grootste en mooiste beschaving was die de wereld ooit heeft gekend. Een beschaving die alle uithoeken van de wereld bestreek, die vol zelfvertrouwen was en die de mooiste architectuur, de mooiste muziek en de mooiste schilderkunst heeft voortgebracht.’

Waarna hij onder applaus openbaarde wie er als eersten op uit zijn om die prachtige beschaving en cultuur te gronde te richten: ‘We worden ondermijnd door onze universiteiten, door onze journalisten, door de mensen die onze kunstsubsidies ontvangen en die onze gebouwen ontwerpen.’ Door het soort mensen dus, waar u en ik toe behoren.

Nee, ik ben niet geneigd om zulke woorden als rechts doemdenken of neo-fascistische praat weg te wuiven. Er speelt iets anders wat we niet serieus genoeg kunnen nemen. Ik denk dat Baudet perfect aanvoelt waar veel mensen niet alleen in Nederland, maar in heel Europa bevreesd voor zijn: het verliezen van hun culturele trots. Ze komen in verzet nu die trots steeds vaker en luider vanuit ‘correctdenkende kringen’ als nationale schande wordt aangemerkt. Want ze weten, al dan niet bewust, dat een samenleving juist gefundeerd is op een gezamenlijke cultuur en de tradities die daarbij horen.

Is men bang met ‘een verkeerde mening’ of gewoon op basis van een ‘verkeerde identiteit’ tot paria te worden verklaard?

Daar kun je kritisch op zijn, en het siert in mijn ogen de democratische, westerse cultuur dat zelfkritiek er een fundamenteel bestanddeel van vormt. Kritiek houdt een cultuur levend, open en dynamisch. Maar die levendigheid verstart als die kritiek geen tegenspraak meer duldt en andersdenkenden brandmerkt als een abjecte mensensoort. Dan splitst de samenleving zich in uitersten. Een enkele blik op de geschiedenis is genoeg om te weten waar dat toe leidt.

Het meest verontrustende is dat het van de kant van het culturele veld, van de kant dus waar je juist een (zelf)kritische analyse van die ontwikkeling zou verwachten, op enkele uitzonderingen na angstvallig stil blijft. Is men bang met ‘een verkeerde mening’ of gewoon op basis van een ‘verkeerde identiteit’ tot paria te worden verklaard?

Dat gaat namelijk heel snel. Vraag het maar aan de directeur van cultureel debatcentrum De Balie in Amsterdam. Zijn links-georiënteerde reputatie is recentelijk flink beschadigd door de beschuldiging van een bekende Amerikaanse islamitische feministe dat twee jaar geleden een rechtse politica tijdens een debat in De Balie over islamitisch fundamentalisme had geopperd dat ‘beroepsmoslims maar beter het land konden worden uitgezet’. Op slag is het voor vele meningen openstaande debatcentrum in ‘correctdenkende kringen’ een tamelijk verdacht podium voor ‘niet-correcte’ meningen geworden.

Ook in de kunsten is het op eieren lopen. Zo zei de Zuid-Afrikaanse kunstenaar William Kentridge tijdens een recent interview over zijn opera voor het Holland Festival dat hij ongetwijfeld aangevallen zal worden voor het feit dat hij, ‘een witte man van 64 die met de nodige privileges is opgevoed, een opera maakt over zwarte soldaten tijdens een oorlog in Afrika.’

Het identiteitsprincipe is uiterst destructief, voegde hij daaraan toe. ‘Je vernauwt het steeds verder: tweede-generatie gepriviligieerde witte jood, getrouwd met een niet-joodse vrouw, drie kinderen. Uiteindelijk kun je nergens meer over praten.’

Trots is een begrip met haken en ogen, dat lijdt geen twijfel. Maar je hoeft maar naar kinderen te kijken om te weten dat trots een essentiële bouwsteen is.

Ik zeg er volledigheidshalve maar bij dat Kentridge al zijn hele kunstenaarsleven de beladen geschiedenis van Zuid-Afrika belicht, bijna altijd in nauwe samenwerking met zwarte Zuid-Afrikanen uit alle sociale lagen. Het is een drieste aanname, maar het zou mij niet verbazen als de even humoristische als diep betrokken kunst die daaruit voortkomt, beide partijen met trots vervult. Trots op hun eigen culturele inbreng en trots op hun gezamenlijke prestatie.

Trots is een begrip met haken en ogen, dat lijdt geen twijfel. Maar je hoeft maar naar kinderen te kijken om te weten dat trots een essentiële bouwsteen is voor zelfvertrouwen en zelfrespect. Ontneem een mens, een cultuur of een natie haar trots en je kunt (zelf)haat, verwarring en de roep om de Grote Leider verwachten. Die laatste weet altijd feilloos wat hem te doen staat: oude symbolen tevoorschijn halen die voor de trots van de natie staan.

Een van de eerste openbare dingen die Poetin deed toen hij aan de macht kwam en de uiteengevallen Sovjet Unie overzag, was de Russische vlag in ere herstellen. Maar je hoeft geen hele of halve dictator te zijn om de bindende, helende werking van dat soort symboliek te begrijpen. Ook een democraat als Macron is de kracht ervan niet ontgaan. Zie zijn eerherstel van de Franse Grandeur en hoe hij deze inzet in Europees verband.

Bij de symboliek van die Grandeur hoort ook de Notre Dame, ‘een hoop stenen,’ schrijft u, ‘in de gotische stijl op elkaar gestapeld en voorzien van heiligen, roosvensters en arabesken, als de harde, onvergankelijke vorm van onze identiteit (als dat woord nog is toegestaan).’ En toen brandde dat symbool van de christelijke cultuur van Frankrijk en Europa ineens af en werd het, volgens u, een symbool van de heersende culturele verwarring.

Ik ben het niet met u eens als u meent dat het christelijke erfgoed de verbindende en helende kracht is of moet zijn van het huidige Europa.

U heeft een remedie die moet helpen tegen wat u ‘de bezetenheid en puriteinse wereldvreemdheid van de onderling tegenstrijdige minderheidsideologieën’ noemt: we moeten opnieuw respect krijgen voor ‘al dat christelijke erfgoed in onze straten, koppen, boeken en burgerlijke salons. En dat wil vooral zeggen onze oorspronkelijke noties van schoonheid en ethiek.’

Ik ben het met u eens: dat alles is het fundament van de Europese cultuur en er is niets mis mee om daar trots op te zijn. Als een kritische blik erop maar mogelijk blijft, want daar zijn best redenen voor.

Maar ik ben het niet met u eens als u meent dat het christelijke erfgoed de verbindende en helende kracht is of moet zijn van het huidige Europa. Dat Europa telt vele verschillende culturen en wie ben ik of wie bent u om de ene boven de andere te stellen? In die val, die u zo bloemrijk hebt verketterd, gaan we toch niet trappen?

Ik heb een ander voorstel.

Kort geleden sprak ik met de Spaanse beeldhouwer Jaume Plensa. Net als voor u staan schoonheid en ethiek voor hem in verband met een verheven kijk op het menselijke gelaat. Zijn vaak metershoge sculpturen zijn portretten van jonge vrouwen en meisjes die gemeen hebben dat hun gezicht een ovaalvorm heeft gekregen en hun ogen gesloten zijn. De sereniteit en ingekeerdheid die ze uitstralen, vormen het grootst mogelijke contrast met de banaliteit en hectiek van het hedendaagse leven en de openbare ruimte waar deze indrukwekkende sculpturen vaak in staan.

Misschien hunkeren wij wel naar mensbeelden die weer het gevoel van schoonheid in ons oproepen.

Ik heb door mijn samenwerking met hem voor het project 11fountains veel van die beelden gezien. Je vindt ze van Chicago en Hong Kong tot in Rio en Leeuwarden, en altijd zie je bij zo’n zuiver, verstild gezicht hetzelfde gebeuren: mensen staan erbij stil, gefascineerd, devoot bijna, als zien ze een beeld van een tedere heilige. Dat is het niet, dat zie je ook. Die in prachtige materialen uitgevoerde, enorme sculpturen blijven het portret van een mens, maar wel een onbezoedelde, vredige en vooral waardige mens. Een mens die licht geeft.

Jaume Plensa, Dream (2009) Sutton Manors, St Helens, Liverpool, UK

Beste Benno Barnard, Plensa’s mensbeelden zeggen nu eens niet dat wij een mislukte, schadelijke diersoort zijn, zoals ons van alle kanten wordt ingepeperd, maar al te vaak ook door de kunst. Ze sluiten ook niemand uit op basis van geloof, cultuur of politieke voorkeur.

Misschien verklaart dat het enthousiasme dat zijn werk overal op de wereld ten deel valt. Misschien hunkeren wij wel naar mensbeelden die weer het gevoel van schoonheid in ons oproepen. Een schoonheid die trots maakt omdat ze ons een gevoel geeft van onze menselijke potenties, van het mysterieuze dat ons ondanks alles verbindt. Een schoonheid, kortom, die hoop geeft voor de toekomst.

Een goddelijke schoonheid zonder welke god dan ook. Wat denkt u, zou dat niet het begin van een nieuwe, universele symboliek kunnen zijn?

Met vriendelijke groet,

Anna Tilroe