Geachte bouwer(s) van hunebed D51

Door Robin Goudsmit, op Wed Sep 14 2022 22:00:00 GMT+0000

De hunebedbouwers bouwden prachtige stenen grafkamers voor hun doden, onder meer in het Noord-Nederlandse Drenthe. Robin Goudsmit schrijft een brief naar de bouwers van hunebed D51, een minder opvallend exemplaar. Een groet aan een begraaflandschap, waarin de leegte je recht aankijkt.

Ik was op vakantie in het gebied waar jullie ooit woonden. Ik wilde graag de bouwwerken zien die jullie daar hebben achtergelaten.

Op de fiets leek dat geen moeilijke opgave. We volgden de bordjes door de sparrenbossen en checkten af en toe of de autoweg N34, door lokale toerismemanagers omgedoopt tot ‘Hunebed Highway’, nog enigszins in de buurt was.

In de plaats Borger hebben de toerismemanagers een hunebedcentrum gebouwd, waar je informatie kunt krijgen over waarom mensen zo’n vijfduizend jaar geleden zulke grote monumenten van steen hebben aangelegd. Algemeen wordt aangenomen dat jullie bouwwerken werden gebouwd als grafkamers, alhoewel dat niet volledig zeker is. Hoe mensen vijfduizend jaar geleden stenen van tienduizenden kilo’s op elkaar konden stapelen, is nog steeds een raadsel.

In de beschutting van de bomen vonden we de twee hunebedden, D50 en D51.

Alle hunebedden zijn in Nederland genummerd. Het hunebedcentrum is gebouwd naast het grootste hunebed, D27. Toen wij langsfietsten, stonden er drie stellen van middelbare leeftijd. Ze discussieerden heel luid over of het tien jaar geleden ook al verboden was om op het hunebed te klimmen. ‘Ja, dat was toen ook al, maar jij deed het gewoon toch he, Henny.’ Iemand gaf een speelse stomp in Henny’s zij. Jullie moesten eens weten.

Het was onmogelijk om in het gezelschap van Henny het hunebed goed te bekijken, dus we maakten een foto en fietsten verder. Bij het dorpje Sleen wees een bordje met daarop een schematisch weergegeven hunebed richting een fantasieloze, rechte asfaltweg, waarnaast vergeelde maisvelden lagen.

Hunebed D50 - Wikimedia Commons

Aan het einde van de weg had de boer twee kleine bosjes laten staan van berken en bramenstruiken. In de beschutting van de bomen vonden we de twee hunebedden, D50 en D51. Ze staan allebei opgesteld van oost naar west. Er was niemand om op zo’n loeihete dag de hunebedden te bekijken behalve wij.

Onder de aarde, schrijft Robert Macfarlane, stoppen we zowel dat waar we vanaf willen als dat wat we willen bewaren en koesteren.

Het ene hunebed D50 is volgens de website ‘in zeer complete staat’. Het heeft nog de zogenaamde dekstenen, de grote keien die als een soort dak bovenop de kleinere stenen liggen. Maar ‘naast hunebed D50 is D51 minder indrukwekkend’, vermeldt de website van het centrum voor toerisme onbarmhartig. Van D51 staan veel minder stenen overeind, er zijn nog maar drie dekstenen over. Er staat wel voor de zekerheid een bordje bij opgesteld: of we het hunebed met respect willen behandelen, het is immers waarschijnlijk een grafmonument.

In zijn boek Underland overdenkt de Britse auteur Robert Macfarlane alles wat zich onder de aarde afspeelt. Onder de aarde, schrijft hij, stoppen we zowel dat waar we vanaf willen als dat wat we willen bewaren en koesteren. Hij beschrijft de dood van een jonge vrouw in het kraambed, ongeveer rond de tijd dat het hunebed D51 werd gebouwd. Ze wordt begraven in een grafheuvel in Engeland, naast haar zoon. Het kind wordt op de vleugel van een zwaan gelegd. In een dubbele omhelzing dus, zegt Macfarlane; aan de ene kant de arm van de moeder, aan de andere kant de veren van de zwaan.

Net als het gebied waar de vrouw is begraven, is het oosten van Drenthe gevormd door de wens van generaties voor ons om te markeren waar hun doden zijn. In veel van de bossen en op de heidevelden vindt je grafheuvels en hunebedden. Het is een begraaflandschap. De mensen hebben na de dood meer zichtbare sporen achtergelaten dan toen ze nog in leven waren; waarschijnlijk woonden jullie, de bouwers van de monumenten, in bescheiden houten hutten die allemaal vergaan zijn.

Begraven maakt ons niet ‘menselijk’, het betekent eerder dat wij horen bij een groep wezens die iets kunnen voelen als tederheid of verdriet.

Macfarlane verwijst in zijn boek naar de Italiaanse filosoof Giambattista Vico, die opmerkte dat het Latijnse humanitas stamt van het woord humando, dat begraven of begrafenis betekent, wat weer zijn oorsprong deelt met humus, aarde of grond. Het mens-zijn wordt niet alleen gekenmerkt door een besef van de dood, maar vooral door het idee dat we degenen die dood zijn gegaan ergens moeten opbergen.

Hunebed D51 met de poortstenen - Wikimedia Commons

Vico leefde van 1668 tot 1744, en heeft misschien over het hoofd gezien dat begrafenisrituelen ook bij niet-menselijke dieren voorkomen. Het is bekend dat olifanten en orka’s afscheid nemen van hun dierbaren. Zelfs muizen wassen hun dode soortgenoten, omschreef filosoof Eva Meijer onlangs in een ontroerende column voor NRC Handelsblad. Ze woonde twee jaar met voormalige laboratoriummuizen en zag zelf hoe na de dood van Lieve de muis de andere dieren haar lijfje verzorgden.

Macfarlane merkt ook op dat niet alleen de Homo sapiens waarde hecht aan begrafenisrituelen. Ook de ondersoorten van de moderne mens namen afscheid van hun doden en strooiden volgens sommige archeologen zelfs bloemen in de grotten waar ze hun overledenen heen brachten. Begraven maakt ons dus niet ‘menselijk’, het betekent eerder dat wij als mensen horen bij een groep wezens die iets kunnen voelen als tederheid of verdriet. Dat is eigenlijk ook een hoopvoller idee dan dat wij als mensen uniek zouden zijn in onze drang om liefdevol met de doden om te gaan.

Waarom is D51 veel kleiner dan D50? Wie bepaalde de plek, aan wiens standaarden moest het stukje land voldoen?

Fietsend door het sparrenbos probeerde ik me in jullie te verplaatsen. Het landschap is hier vaak veranderd. De bossen waren er niet altijd, en het is er vast ook nog niet zo lang geleden natter en koeler geweest. Ik vroeg me af waarom de D50 en D51 juist op die plek zijn neergezet. Was het dichtbij een nederzetting, of juist ver weg? Waarom is D51 veel kleiner dan D50? Wie bepaalde de plek, aan wiens standaarden moest het stukje land voldoen? Ik moest denken aan het landschap van Macfarlane, aan het heuveltje waar de vrouw zo voorzichtig onder is gelegd. Dat moet een troostrijk landschap zijn, net zoals de zanderige bossen rondom het hunebedgebied.

De laatste keer dat ik van een naaste afscheid nam, was toen mijn grootvader stierf. Het landschap waar hij begraven werd, ziet er heel anders uit, terwijl het misschien een kilometer of vijftig bij het hunebed vandaan is. De aarde is er zo vlak dat de lucht en het land plat op elkaar lijken te liggen, teruggebracht tot de abstractie van twee vlakken, waarvan er één grijs is en één groen. Er zijn geen knusse sparrenbosjes of bloeiende geurige heidevelden. Het is een plek waar de troost uit jezelf moet komen.

Sommigen vinden het griezelig, zo’n land zonder beschutting waar je zo op jezelf bent teruggeworpen.

Het is ook een landschap dat door toedoen van mensen is ontstaan, al honderden jaren geleden. Toen hebben mensen dijken gebouwd en geulen gegraven waar het water in kon wegstromen. Ze gingen wonen op kleine verhogingen in het land, de wierden en terpen. ‘Zo zelfgemaakt en zo wankel’, schrijft de dichter en essayist Marjoleine de Vos over dit gebied.

Weinig mensen vinden dit stukje van Nederland mooi. Dat vind ik niet erg, dat moeten zij weten. Soms leg ik uit dat het ‘acquired taste’ is, je moet van dit land leren houden zoals je olijven of oesters lekker moet leren vinden. Sommigen vinden het griezelig, zo’n land zonder beschutting waar je zo op jezelf bent teruggeworpen. Dat valt ook wel te begrijpen. De horizon is onverbiddelijk, je moet de leegte recht aankijken.

Een paar dagen voordat we mijn grootvader voor het laatst toedekten met zijn favoriete blauwe fleecedeken, begon het te stormen. Mijn zus, mijn vriend en ik liepen naar buiten, het groene land in. Het woei zo hard dat we het gevoel hadden op de wind te kunnen leunen. We konden elkaar nauwelijks verstaan. De wind nam alles mee.

Veel liefs,
Robin