Geachte mevrouw Van Marxveldt, lieve Cissy

Door Robin Goudsmit, op Thu Feb 23 2023 23:00:00 GMT+0000

Robin Goudsmit schrijft een brief aan de Nederlandse auteur Cissy van Marxveldt (1889-1948), beroemd voor haar kinderboeken over Joop ter Heul. Zou haar werk hetzelfde lot beschoren zijn als dat van Roald Dahl? 'Het echte onderonsje in Joop ter Heul is met ons, de lezer, en niet met de mannelijke personages.'

Ik herlas uw werk onlangs, in dezelfde week waarin rumoer ontstond over uw collega-kinderboekenschrijver Roald Dahl. Ik houd van herlezen. Het leert me mijn verleden als lezer te begrijpen en hoe die lezer van toen verschilt van de lezer nu. Moet ik nog om dezelfde dingen lachen? Ben ik kritischer geworden op wat mijn lievelingsauteurs me voorschotelen?

U kent meneer Dahl niet, maar hij schreef boeken over heksen, reuzenperziken, chocoladefabrieken en zo meer. Zijn uitgever besloot onlangs dat zijn werk moest worden aangepast. Gewelddadige passages in die verhalen worden in een moderne uitgave iets minder bloederig gemaakt. Ook vindt men sommige beschrijvingen van personages niet meer geschikt voor jonge lezers omdat ze stereotyperend zouden zijn.

‘De hele Cissy van Marxveldt bevalt me in het algemeen bijzonder goed’, noteerde Anne Frank in 1942.

Door deze ingrepen in het oeuvre van Dahl was ik benieuwd hoe uw werk de tand des tijds heeft doorstaan. Toen ik een jaar of twaalf werd, kreeg ik voor mijn verjaardag van mijn lievelingstante een baksteen van een boek. Op de voorkant staat een meisje met blonde kapperskrullen dat dromerig naar de lucht staart. Een tennisracket rust tegen haar schouder. Joop ter Heul Omnibus, stond er in goudgele letters. Met daaronder in een zwierig handschrift uw naam.

De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul, het eerste boek uit die lijvige band, verscheen in 1919. Maar net als generaties kinderen voor mij was ik meteen verknocht aan de titelheldin. Joop is een meisje dat naar de middelbare school gaat en van haar belevenissen verslag doet in een dagboek. Ze houdt van tennissen, zeilen, taartjes eten en kattenkwaad uithalen met haar vriendinnen Pop, Pien, Noor, Lou, Kitty en Conny, verenigd in de door hen gestichte Jopopinoloukicoclub. (Terwijl de meeste leden van de club met de onuitspreekbare naam door moderne lezers vergeten zijn, kreeg Kitty Franken nog een tweede leven, als de Kitty die Anne Frank aanschreef in haar dagboekbrieven. ‘De hele Cissy van Marxveldt bevalt me in het algemeen bijzonder goed’, noteerde ze in 1942.)

In Joop van Dil-Ter Heul, het derde deel van de serie, is het gedaan met de leutige Joop van de eerdere delen.

Lieve mevrouw Van Marxveldt, wilt u wel geloven dat ik de eerste twee boeken weer heb verslonden? Dat deed ik bovendien, om met Joop te spreken, ‘blazend van genoegen’. Alle personages straalden me weer als vanouds tegemoet: Joops strenge maar goeiige vader, haar nuffige zus Julie, de strenge Leo van Dil met zijn ‘wilskrachtige kin’ die uiteindelijk Joop kuis het hof zal maken (‘Wat krijg ik dan’, vraagt hij nadat hij Joop op een zeiltocht à deux ten huwelijk heeft gevraagd. ‘Een kersenbonbon’, zegt zij).

Maar dan begint Joop van Dil-Ter Heul, het derde deel van de serie. Gedaan is het met de leutige Joop van de eerdere delen. In plaats daarvan heeft Leo haar weggevoerd naar een kast van een huis ergens buiten Amsterdam, waar ze zich stierlijk verveelt, tot ergernis van zowel Leo als haar vader (die zich te pas en te onpas met het huwelijk bemoeit). Deze mannen vinden dat Joop zich eens wat meer aan haar rol als trouwe echtgenote moet wijden. Onder andere behelst dat: niet zonder het met Leo te bespreken naar de stad gaan, niet haar haar afknippen en zeker niet met een vreemde jongeman een sigaret roken aan de rand van het tennisveld. Uiteindelijk capituleert Joop. Ze zal nog even als secretaresse bij Leo op het bankkantoor werken, totdat, dixit Leo, ‘er een klein mensje komt’ dat haar ‘de hele dag nodig zal hebben’.

Grimassend las ik verder. Waarom had ik eerder zo van dit boek gehouden?

Dit seksisme verdwijnt niet zomaar van de pagina als je een paar woorden zou aanpassen, het is inherent aan de plot. Om nog maar te zwijgen van de laatdunkende portrettering van mensen uit de arbeidersklasse, die allemaal een verminkt (Amsterdams?) dialect spreken en stuk voor stuk als ‘lelijk’ worden voorgesteld. Grimassend las ik verder. Waarom had ik eerder zo van dit boek gehouden? En, belangrijker, waarom genoot ik er nog steeds zo van?

Een paar jaar geleden kreeg ik echter uw biografie, geschreven door filosoof en literatuurwetenschapper Monica Soeting. Zij legt uit dat zowel uw persoon als uw werk dubbelzinnig zijn.

Ten eerste, stelt ze: u heeft altijd benadrukt dat u geen feministe was. Terwijl in de jaren twintig de ‘new girl’ in zwang raakte, die stropdassen en sportieve kleren droeg en haar haar kort liet knippen, benadrukte u in interviews hoe conventioneel uw boeken waren. U was ook geen echte schrijfster, zei u steeds. Die verhaaltjes verzinnen, dat deed u er een beetje bij, als de kinderen sliepen en uw echtgenoot gegeten had en voorzien was van een genoeglijke sigaar in zijn studeerkamer. Die houding, zo legt Soeting uit, houdt ook verband met klasse. U wilde zich graag presenteren als een vrouw uit de hogere middenstand. Zo’n vrouw zou niet gauw toegeven dat ze schreef om de kost te verdienen.

Alhoewel Joop ter Heul misschien op het eerste gezicht ‘anti-emancipatoir’ leest, bevat het ook elementen die de patriarchale plot ondermijnen.

Maar dat publieke imago stond in schril contrast met hoe uw leven er in de praktijk uitzag. U hield er een drukke vriendenkring op na. U verplaatste zich, als een moderne vrouw, per fiets. En alhoewel er geen boekhouding bewaard is gebleven, is het aannemelijk dat u door de inkomsten van Joop en andere boeken economisch zeer zelfstandig was en misschien zelfs wel de hoofdkostwinner thuis.

Deze schijnbare tegenstelling in uw persoon is doorgedrongen in Joop ter Heul, aldus Soeting. Alhoewel het verhaal misschien op het eerste gezicht ‘anti-emancipatoir’ leest, bevat het ook elementen die de patriarchale plot ondermijnen. Het huwelijk is in Joop van Dil-Ter Heul vooral een bron van somberheid voor de titelheldin en lijkt niet benijdenswaardig. De personages om haar heen die wél gelukkig zijn, zijn juist de vrouwen die naar iets anders of in ieder geval méér streven dan het heteroseksuele huwelijk. Ze zitten ‘in effecten’ (Kitty) of zijn kunstenaar (Pien). De gemene Noor, die prat gaat op haar ‘hoge’ afkomst en op zoek is naar een adellijke huwelijkskandidaat, functioneert daarbij als nemesis van de egalitaire Joop, die juist uitstekend kan opschieten met tuinmannen, werksters en kindermeisjes. Die blijken op hun beurt dan weer eigenschappen te hebben als loyaliteit, humor of gevoeligheid.

Het spook van het patriarchaat is hier een kind onder een laken. Niet echt iets om van te schrikken.

Soeting citeert ook de literatuurwetenschapper Pamela Pattynama, die erop wijst dat zelfs als de Joop ter Heul-serie een conventionele, romantische plotwending bevat, die systematisch wordt onderbroken door iets alledaags waar de lezer samen met Joop om kan lachen. Op het moment suprême schiet er een drukknoop los, er raakt een zakdoek kwijt. Die kleine details maken dat het verhaal aandoet als een anekdote, een ‘giller’, in Joop-jargon. Het echte onderonsje is daardoor met ons, de lezer, en niet met de mannelijke personages. Mede daardoor is Joop ter Heul ‘in ons collectief cultureel geheugen genesteld als rebel, als eeuwige adolescente’. Niet als brave moeder en echtgenote.

Daarbij: het seksisme is in dit boek dermate overdreven, dat het de moderne lezer toch vooral op de lachspieren werkt. Het spook van het patriarchaat is hier een kind onder een laken. Niet echt iets om van te schrikken.

Als jong meisje ontdek je gaandeweg wat ‘vrouw-zijn’ zou kunnen betekenen. Dat doe je, denk ik, mede door je te leren verhouden tot verbeeldingen van dat ‘vrouw-zijn’, zoals Joop ter Heul. Ik ben daarom toch blij dat ik uw boeken ter hand heb genomen. Toen ik die grote, stukgelezen Joop ter Heul Omnibus uit mijn boekenkast haalde, zag ik bovendien een rode draad in mijn traject als lezer. In zekere zin opende Joop ter Heul een poort naar andere literatuur, naar de Napolitaanse romans van Elena Ferrante bijvoorbeeld, of De gelukzalige jaren van de tucht van Fleur Jaeggy. Romans waarin meisjes en jonge vrouwen complexe wezens mochten worden, zoals het misschien Joop nog niet gegund was.

As ever,
Robin Goudsmit