Geen deining voor diversiteit

Door Raf Njotea, op Mon Aug 31 2020 22:00:00 GMT+0000

Niets is genereuzer dan een oprechte, nederige sorry. Drie auteurs trekken het boetekleed aan. Scenarist Raf Njotea excuseert zich bij Familie-acteur Adams Mensah.

‘Ken jij geen acteurs met Nigeriaanse roots, Raf?’ We hadden in de writers room van televisiereeks Familie een verhaal bij elkaar gebrainstormd over Ayo, een arme Nigeriaan die zijn dorp had moeten ontvluchten nadat Boko Haram zijn gezin had uitgemoord. In die zogeheten Ayo-lijn dook de jonge Afrikaan in kwestie plots op als sans-papier in het café Jan en Alleman, waarna de volkse Benny Coppens (Roel Vanderstukken) en zijn dochter Stefanie (Jasmijn Van Hoof) hem bij hen thuis onderdak boden.

Eerst werd een schijnhuwelijk tussen Ayo en Stefanie beraamd. Maar uiteraard werden ze verliefd op elkaar, wat de nodige opschudding in het gezin Coppens veroorzaakte. En uiteraard viel, net wanneer Ayo en Stefanie in sneltreinvaart hun huwelijk begonnen voor te bereiden, de politie binnen. Ayo werd gevat en het land uit gezet. Hartverscheurend! Het was de perfecte lijn voor Familie: niet zonder enige maatschappelijke relevantie, maar bovenal doorspekt met voldoende drama en de nodige spanningselementen.

Mijn eerste gedachte toen ik de vraag kreeg, was: ik zit amper een jaar in het vak, natuurlijk ken ik geen acteurs met Nigeriaanse roots! Het is niet omdat mijn vader toevallig Nigeriaans is, dat ik plots een blik gekleurde acteurs kan opentrekken. Wat een oppervlakkige veronderstelling! Maar voor ik dat antwoordde, dacht ik even na. En kijk, blijkbaar kende ik wel een goede Vlaams-Ghanese acteur. (Noot aan mezelf: niet te snel van veronderstellingen uitgaan, Raf.) Ik gaf zijn naam door aan de mensen van productie en niet veel later werd Adams Mensah gecast als Ayo Buhari. Adams speelde de pannen van het dak en is me altijd heel dankbaar geweest voor de kans. Ik, van mijn kant, was erg trots, zowel op de Ayo-lijn als op Adams. En toch heeft Ayo voor mij ook altijd een licht wrange nasmaak gehad…

Adams Mensah had al vaker een vluchteling moeten spelen en steeds was diens achtergrond hetzelfde geweest. Hij had het wel zo’n beetje gehad.

Niet lang nadat Adams de rol had binnengehaald en de eerste scripts had gekregen, belde hij me op met een vraag over Ayo’s backstory. Kon daar wat aan aangepast worden? Moest Ayo per se arm zijn? Moest hij uit een eenvoudig dorpje komen? Waarom van hem geen zakenman uit de Nigeriaanse hoofdstad Abuja maken? Kwestie van twee stereotyperende vooroordelen tegen te gaan die bij veel westerlingen nog leven, namelijk 1) dat elke vluchteling een armoezaaier is en 2) dat Afrika enkel bestaat uit okergele landschappen waar zand en lemen nederzettingen het straatbeeld bepalen. Adams had al vaker een vluchteling moeten spelen (de rollen voor zwarte acteurs in Vlaanderen zijn belachelijk beperkt) en steeds was diens achtergrond hetzelfde geweest. Hij had het wel zo’n beetje gehad.

Het was een legitieme vraag; een aanpassing van Ayo’s backstory zou immers amper impact hebben op het verloop van zijn verhaallijn. Een vraag ook die getuigde van Adams’ oprecht idealisme. Maar ik aarzelde. Het productieproces van een soap ligt zo strak vast dat het veranderen van zaken die reeds afgeklopt zijn, hoe klein ook, erg lastig kan zijn. Bovendien was dit mijn eerste job als beginnend schrijver en op de koop toe had ik net voor het eerst negatieve feedback gekregen op mijn meest recent geschreven afleveringen. Kortom, ik kon (durfde) mij niet te veel dwarsliggerij veroorloven. Uiteindelijk liet ik Adams weten dat ik mij niet zelfzeker genoeg voelde om op die manier en in die fase nog aan de scripts te gaan morrelen.

Af en toe denk ik terug aan mijn beslissing van toen. Alle argumenten die ik voor mezelf gaf om niet op Adams’ verzoek in te gaan waren terecht, ja, maar tegelijk waren het redenen om geen deining te hoeven maken in de writers room. Excuses dus, die een oerklassiek dilemma voor mij op scherp stelden. Want hoezeer ik de diversiteitszaak ook genegen was, wanneer ik mijn eigen positie daar mogelijks voor in het gedrang moest brengen, zweeg ik.

personage Ayo uit Familie © VTM

Niet dat ik helemaal niets ondernam ter bevordering van de diversiteit bij Familie. Ik sprak me in de halfjaarlijkse evaluatievergaderingen vaak uit over het gebrek aan kleur binnen de cast. Ik probeerde in de scripts regelmatig expliciet te vermelden dat een advocate zwart was of dat een verpleegster een hoofddoek droeg, gewoon om aan de mensen van casting duidelijk te maken dat ze met de figuranten óók aan diversiteit konden doen. Ik schreef zelfs een scène met een prachtige dragqueen, die weliswaar sneuvelde. (De scène, niet de dragqueen.)

Dat is iets. Maar wel niet heel veel. Uiteindelijk waren dat immers stuk voor stuk veilige voorstelletjes. Waren mijn bazen het er niet mee eens, dan konden ze die simpelweg negeren. Ik hoefde mijn nek er niet ver voor uit te steken, had niet veel te verliezen. Er stond weinig op het spel. Niet dat ingrijpen in de backstory van een nevenpersonage van Familie per se het toppunt van moed is, maar op dat moment, in die omstandigheden, was het toch een net iets groter risico. Een risico dat ik blijkbaar niet bereid was te nemen.

Er is vaak verbazend weinig tijd om je veranderingen in het systeem in gang te steken.

En ja, er was het argument dat ik op de lange termijn in de writers room meer zou kunnen betekenen voor de diversiteitszaak, althans dat dacht ik. De befaamde utopie genaamd ‘het systeem van binnenuit veranderen’. En voor die strategie valt ergens iets te zeggen. Maar de vraag is dan wel hoe lang die lange termijn juist duurt. Zelf werkte ik een dikke twee jaar voor Familie. In de tijd van de Ayo-lijn zat ik ongeveer in de helft. Dat wist ik op het moment zelf natuurlijk niet, maar zo zie je maar dat er vaak verbazend weinig tijd is om je veranderingen in het systeem in gang te steken. Reden te meer dus om er zo snel mogelijk mee te beginnen. Want uiteindelijk: waarom zou je wachten?

Dat moet ook Adams’ ingesteldheid zijn geweest. Toen hij mij belde met zijn vraag was hij immers nog maar net aangenomen voor de rol. Uiteindelijk is hij op eigen houtje met zijn opmerkingen naar de head write en de regisseurs gestapt, die er zonder meer oren naar hadden. (Noot aan mezelf: niet te snel van veronderstellingen uitgaan, Raf.) En zo kwam het dat dik 700.000 Vlamingen dat jaar een hoogopgeleide, intelligente Nigeriaanse zakenman als vluchteling te zien kregen in plaats van weer maar eens het stereotype van de wereldvreemde Afrikaanse armoezaaier. Dat lijkt misschien een voetnoot in het grotere geheel, maar het is vaak via zulke voetnoten dat vooroordelen langzaam maar zeker herschreven worden. Dus via deze weg, Adams, wil ik mijn respect betuigen. En mijn excuses aanbieden. I should have had your back.