Get out of the fucking robot!

Door Thijs Lijster, op Sat Jun 05 2021 13:00:00 GMT+0000

Eén van de strafste reflecties op het leven in lockdown dateert van ... de jaren 90. Thijs Lijster ontdekte de anime-serie Neon Genesis Evangelion, een Japanse cultklassieker die een kwarteeuw na zijn release een revival beleeft op Netflix. 'Evangelion is voor de kijker een aansporing om het leven te zoeken buiten zichzelf, maar ook buiten dit fantastische universum, en om nu echt contact te maken met andere mensen.'

Musea, theaters en bioscopen zijn lange tijd dicht geweest, en dus waren we voor onze culturele ervaringen voor een groot deel aangewezen op streamingservices. Omdat ook daar de nieuwe aanwas dun gezaaid is, stuitte ik tijdens de lockdown van lieverlede op een Japanse anime-serie uit de jaren 1990, getiteld Neon Genesis Evangelion (vaak kortweg Evangelion genoemd).

Nu schaam ik me bijna om het toe te geven (over die schaamte later meer), maar de serie heeft een diepe indruk op me nagelaten, en ik zeg dan ook zonder ironie dat ik ze als een van de beste producties beschouw die ik de afgelopen tijd heb gezien (en dat komt zeker niet alleen door het corona-cultuurdieet). Evangelion is groots in de aangesneden thema’s , complex in narratieve structuur en karakters, en pompeus en grotesk in visualisatie. Sinds ik het slotstuk zag – de hallucinante film The End of Evangelion die in 1997, een jaar na het controversiële einde van de serie, in de bioscoop verscheen – gaan mijn gedachten er onwillekeurig steeds weer naar terug.

Evangelion raakte me als exploratie van en meditatie op menselijke relaties, en dan vooral de frustratie en pijn die deze met zich meebrengen.

De plot laat zich onmogelijk kort samenvatten, maar aan de oppervlakte gaat het verhaal over een veertienjarige jongen, Shinji Ikari, die door zijn autoritaire, afstandelijke vader Gendo, na jaren zonder contact, gerekruteerd wordt voor een geheime militaire organisatie. Shinji wordt geacht om een gigantische robot (de EVA) te bemannen om tegen buitenaardse wezens (zogenaamde ‘Angels’) te vechten, die uit zijn op de vernietiging van de mensheid. Dat klinkt op zich natuurlijk al behoorlijk cool, of suf, naargelang je persoonlijke voorkeuren (en vermoedelijk je leeftijd en gender). Maar, zonder al te veel weg te willen geven, gaandeweg en vooral halverwege de serie wordt het verhaal complexer, de karakters meer gelaagd, de toon donker en tegelijk filosofisch. Er zitten verwijzingen naar Schopenhauer, Kierkegaard en de kabbala in, om nog maar te zwijgen van de freudiaanse symboliek. Die verwijzingen zijn misschien soms wat nadrukkelijk – afleveringen met titels als ‘De ziekte tot de dood’ en ‘Het dilemma van de egel’, de oedipuscomplexen die er wel erg dik bovenop liggen – maar ze zijn nooit gratuit, ze dienen de plot- en karakterontwikkelingen, die op een manier in elkaar overlopen die ik niet anders dan briljant kan noemen.

Aan de mythologie binnen de serie, en de ontraadseling van elk afzonderlijk symbool, zijn vele blogs en YouTube-video’s gewijd, waarvan elk de definitieve uitleg claimt. De Evangelion-exegese doet wat dat betreft denken aan de commentaren bij het werk van Mulisch of Kafka. Interpretatie bestaat evenwel niet in het ‘oplossen’ van de puzzels die een auteur in zijn of haar werk heeft gestopt – was dat het geval, dan zou het kunstwerk zijn glans verliezen zodra de juiste oplossing gevonden is. Bovendien is die mythologie, hoe raadselachtig en intrigerend ook, mijns inziens niet wat Evangelion zo goed maakt. De wijze waarop de serie me raakte was eerder op een gut level, om het zo maar te zeggen, als een exploratie van en meditatie op menselijke relaties, en dan vooral de frustratie en pijn die deze met zich meebrengen: de behoefte aan acceptatie, de angst om teleur te stellen, voor afwijzing en eenzaamheid, en het verlangen naar verzoening en eenheid. Vandaar ook de verwijzing naar Schopenhauers allegorie van de egels, waarin de mensheid wordt voorgesteld als een groep egels die bij elkaar moeten schuilen voor de kou, maar die tegelijk ook afstand moeten bewaren omdat ze elkaar anders pijn doen met hun scherpe stekels.

De combinatie van slap vermaak, kitsch, fantasy en body-horror met een complexe plot en gelaagde karakters is binnen de westerse populaire cultuur misschien alleen te vergelijken met Twin Peaks.

Daarbij draait het niet alleen om de relatie tussen Shinji en zijn afstandelijke vader, maar ook om die tussen Shinji en andere karakters, vooral zijn leeftijdsgenoten (en trouwens ook tussen andere karakters onderling). Neem Asuka, een meisje dat verderop in de serie wordt geïntroduceerd als een van de andere EVA-piloten. Terwijl we Shinji hebben leren kennen als een onzekere binnenvetter, is Asuka juist extravert, arrogant, en heeft ze het hart op de tong. Het laat zich raden dat dit vooral een zichzelf overschreeuwen is, een wanhopige poging tot contact waar, zo leren we, een traumatisch verlies achter schuilgaat. Hun gedeelde wanhoop brengt Asuka en Shinji echter niet bij elkaar. Voor beiden is de enige manier om te kunnen bestaan in de wereld, en het gevoel te krijgen erdoor geaccepteerd te worden, paradoxaal genoeg het bedienen van een vechtmachine, waarbij de EVA tegelijk fungeert als een beschermend schild en zelfs letterlijk als een moederschoot.

Deconstructie

Vanwaar dan toch die schaamte, waarover ik het hierboven had, en die iets anders behelst dan een eenvoudige guilty pleasure? Die komt allereerst voort uit het feit dat het genre, Japanse anime, op zichzelf al doordrenkt is van kitsch, over the top actie en geweld, geseksualiseerde vrouwenlichamen, melodrama afgewisseld met flauwe, slapstickachtige scènes zoals in dit geval onder andere een huispinguïn als comic relief. Dikwijls dacht ik: waarom zit ik hier als volwassen persoon eigenlijk naar te kijken? Jeugdsentiment was immers geen excuus, want tot een paar jaar geleden reikte mijn bekendheid met anime niet veel verder dan Pokémon. En toch: die combinatie van slap vermaak, kitsch, fantasy en body-horror, en tegelijk de complexiteit van plot en de gelaagdheid van karakters, en dat dit alles wonderwel samengaat en werkt, is iets wat binnen de westerse populaire cultuur misschien alleen te vergelijken is met Twin Peaks. Juist die soms naïeve, wat kinderlijke of puberale toon van Evangelion maakte dat de serie me raakte, meer dan bijvoorbeeld de Amerikaanse animatieserie Bojack Horseman, waarin veelal dezelfde psychologische thema’s van eenzaamheid, depressie, en angst voor afwijzing worden behandeld, maar met een zelfbewuste, tongue-in-cheek toon waarmee de serie altijd een slag om de arm houdt.

De toon van sommige afleveringen is dusdanig zwaar wordt dat je je bijna niet kunt voorstellen dat dit ooit bedoeld was als vorm van jeugdentertainment.

Evangelion speelt ook, postmodern bewust, met zijn eigen genreconventies, maar boort daarmee juist een diepere laag aan. De serie is eigenlijk een soort deconstructie van de mecha, een in Japan razend populair subgenre waarbij reusachtige robots, al dan niet voorzien van een heldhaftige menselijke piloot, de wereld redden (een populaire voorloper was Gundam; in het westen kennen we het van o.a. Power Rangers en Pacific Rim). Maar Shinji is allesbehalve heldhaftig; hij is schuchter en sociaal ongemakkelijk, loopt weg van zijn problemen, en weigert in de serie meermaals te vechten. Dit leverde een populaire internetmeme op, get in the fucking robot, Shinji!, gebruikt als equivalent van: man up, flink zijn! Maar bovendien blijken de EVA’s in Evangelion uiteindelijk zelfs niet eens robots te zijn, maar organische wezens, waarin de piloot middels een soort capsule ‘geïnjecteerd’ wordt (alweer: hallo Freud). Het mechanische pantser is voor deze wezens in feite een kooi, die hun dierlijke energie beteugelt en beheersbaar maakt.

(c) Know Your Meme

Het creatieve brein achter Evangelion is Hideaki Anno, een protegé van de wereldberoemde regisseur en Studio Ghibli-oprichter Hayao Miyazaki (ze werkten samen aan de prachtige animatiefilm Nausicaä of the Valley of the Wind uit 1984, eveneens te zien op Netflix). Anno heeft in interviews vaak toegegeven dat hij voor en tijdens het maken van Evangelion met zware depressies te kampen had. Dat is te merken, met name in de tweede helft van de serie waarin de toon van de afleveringen soms dusdanig zwaar wordt dat je je bijna niet kunt voorstellen dat dit ooit bedoeld was als een vorm van jeugdentertainment. Het mondt in de laatste twee afleveringen zelfs uit in een soort therapiesessie, die met name bij de fans die nog op epische robotgevechten gehoopt hadden niet in goede aarde viel.

Voor mij resoneerde de kijkervaring van Evangelion op een uitzonderlijke wijze met het leven tijdens de lockdown.

Dat was een van de redenen dat Anno een jaar later een film uitbracht die in zekere zin een substituut was voor die laatste twee afleveringen, en inderdaad de nodige epische scènes bevat, maar tegelijkertijd psychologisch gezien niet minder complex is. Halverwege de film, in een sequentie die qua trippiness nog het meest aan het slot van 2001: A Space Odyssey doet denken, draait Anno de camera om naar het publiek (we zien een niet-geanimeerde, Japanse bioscoopzaal), dat gevraagd wordt te reflecteren op zijn eigen voorliefde voor dit soort entertainment. Immers, net zoals Shinji zijn eenzaamheid denkt te kunnen overwinnen door de EVA te besturen, zo zoekt de eenzame adolescent zijn uitvlucht en troost in stripverhalen, series en games (met als extreem voorbeeld de Japanse hikikomori, jongeren die zich maandenlang achtereen opsluiten in hun kamer). Maar voor beide is het slechts een tijdelijke oplossing, een schijnoplossing.

Resonantie

Evangelion lijkt vooral toegesneden op de belevingswereld en problemen van tieners en jongvolwassenen: met autoritaire vaders, ongemak met sociale contacten in het algemeen en met leeftijdgenoten van de andere sekse in het bijzonder, en die betekenis zoeken in het volwassen leven. Dat de serie mij (eind dertig) zo raakte, had mogelijk te maken met het moment waarop ik de serie keek: voor mij resoneerde de kijkervaring op een uitzonderlijke wijze met het leven tijdens de lockdown. De social distancing had me teruggeworpen op mezelf, op mijn gezin, en sneed me tegelijk af van de rest van de buitenwereld. Thuiswerken en thuisonderwijs leverden binnenshuis, zoals ongetwijfeld bij velen, soms spanningen op, en een vermoeidheid of ergernis die mij in mezelf deden keren, wat me vervolgens weer gevoelens van schuld en schaamte bezorgde over wat voor beroerde vader of partner ik kon zijn.

Evangelion roept vragen op over wat liefde eigenlijk inhoudt, wat het voor ons betekent en hoe je er op een zinvolle manier gestalte aan kan geven.

Dit alles maakte misschien dat thema’s uit de serie harder binnen kwamen: ze deden me peinzen over de (on)mogelijkheid van het verkrijgen van een daadwerkelijke connectie met de ander, zelfs in liefde, omdat je nu eenmaal niet in iemands hart of hoofd kan kijken, en de ander niet in de jouwe, waardoor er onbegrip en verdriet is, en daarmee afwijzing en eenzaamheid. Evangelion roept vragen op over wat liefde eigenlijk inhoudt (zowel in romantische zin, maar ook in de vorm van ouderschap of vriendschap), wat het voor ons betekent en hoe je er op een zinvolle manier gestalte aan kan geven. En hoe het verlangen naar verbinding met de ander en geborgenheid op gespannen voet staat met, of kan omslaan in, een verlangen naar afzondering, het gevoel met rust gelaten te willen worden.

(c) Neon Genesis Evangelion (c) Toei Company

Het einde van de film The End of Evangelion liet me in een staat van verwarring achter. De aanval van de Angels culmineert in human instrumentality, een apocalyptische gebeurtenis waarin iedereen op aarde oplost in een soort vloeistof, waarna er geen individualiteit meer bestaat, omdat iedereen deel is van één geheel. Shinji weet hier met succes weerstand tegen te bieden, zodat hij uiteindelijk, op een of andere manier alleen overgebleven met Asuka, aanspoelt op het strand van een roodgekleurde zee.

Met het afwijzen van human instrumentality eindigt deze serie, met haar depressieve en apathische protagonist, alsnog hoopvol.

Het is misschien vreemd om te zeggen over een verhaal met een depressieve en apathische protagonist dat eindigt met het vergaan van de mensheid, maar hoe vaker ik er over nadenk, hoe meer ik dit einde van de film, en van de serie als geheel, als hoopvol beschouw. Voor Shinji zou het proces van human instrumentality in veel opzichten een zegen moeten zijn: niet alleen zou hij ermee verlost worden van zichzelf, van al zijn zwakheden en onzekerheden, maar hij zou daarmee ook eindelijk in staat zijn om zich daadwerkelijk te binden, te versmelten zelfs, met anderen. Freud noemde dat het ‘oceanische’ verlangen, een gevoel van ‘onlosmakelijke verbondenheid, van saamhorigheid met de buitenwereld in haar geheel’, dat volgens hem aan de basis van elke religie staat. Dat Shinji daartegen evenwel weerstand biedt, betekent volgens mij dat hij zijn wanhoop overwonnen heeft: het afwijzen van human instrumentality betekent niet zozeer dat hij zich neerlegt bij de fundamentele eenzaamheid van elk individu, maar bestaat juist in de erkenning van zichzelf als begrensd, onvolledig en onvolmaakt wezen, dat juist door die begrenzing relaties met anderen kan aangaan, moet aangaan, en liefde kan ervaren.

Anno lijkt zo zowel zichzelf als zijn publiek aan te sporen om het leven te zoeken buiten zichzelf, maar ook buiten dit fantastische universum, en om nu echt contact te maken met andere mensen, ondanks de pijn die dit zeker zal opleveren: to get out of the fucking robot! Dat zal nog niet zo eenvoudig zijn na meer dan een jaar van ‘sociale distantie’ en isolement. Maar alleen wanneer we onze schaamte overwinnen, kunnen we onze eigen pijn alsook die van anderen onder ogen zien, en wordt het mogelijk een werkelijke verbinding tot stand te brengen.