Getuigenis: dansen tussen de peanuts
Door Evelyne Van Hecke, op Thu Aug 29 2019 22:00:00 GMT+0000‘Je begint met een onbetaalde stage en geeft er wat lessen naast. Eens je je diploma hebt, word je nog armer door alle lasten die erbij komen, terwijl de betaalde jobs niet binnenstromen. Je doet dan maar wat onderbetaald werk om in conditie te blijven. Na enkele jaren raak je dat beu en ga je op je strepen staan. Maar intussen nemen de nieuwe afgestudeerden jouw plek in en heb je nog steeds niet genoeg betaalde jobs voor wat minimaal comfort. Je kan niet blijven leven als een kotstudent.’
Dit gesprek heb ik tegenwoordig met veel van mijn dansers, als artistiek leider van de jonge dansorganisatie Moving Ground. In onze producties verweven we academische dans met urban dansculturen en streven we zo een inclusieve en sociale missie na. De academische dansers komen allen van kunsthogeschool Fontys, de urban dansers en inclusiedansers moeten zich opwerken via andere wegen. Zonder diploma is professionaliseren voor hen meestal nog moeilijker.
Maar allemaal worstelen we met hetzelfde vraagstuk: hoe van je werk ook gaan leven?
Om boven het bestaansminimum uit te komen moet je nu eenmaal zeven op zeven werken, en meestal ook te lange dagen.
Door de lage vergoedingen en te weinig werk in elke deelsector op zich moet elk van ons meerdere veeleisende jobs combineren: kunsteducatieve workshops bij jeugdorganisaties, danslessen in de sport- en amateurkunstensector, commercieel werk voor bedrijven en artistiek werk bij gesubsidieerde kunstorganisaties.
Iedereen in onze omgeving zegt dat we te hard werken voor te weinig geld, maar om boven het bestaansminimum uit te komen moet je nu eenmaal zeven op zeven werken, en meestal ook te lange dagen. Het is dat of stoppen.
Excuses en wat catering
Zelfs al hebben we intussen erkenning en reputatie verworven, toch worden we op te veel plekken ondergewaardeerd of onthaald binnen een rotslecht personeelsbeleid. Veel contracten die je voorgelegd worden, zijn van de pot gerukt. Het zotste dat een van onze dansers ooit voorgeschoteld kreeg, was dat ze niet betaald zou worden voor de repetities en wel 300 euro kon krijgen voor de shows… tenzij ze een fout maakte. Neem je dat niet? Een ander wellicht wel, uit blinde ambitie. De jonge generatie maakt dezelfde fouten als wij toen we startten.
Daar maken opdrachtgevers en organisatoren handig misbruik van. In plaats van hun schamele vergoedingen aan te pakken, hoor ik hen allerlei excuses formuleren. Vroeger geloofde ik hen: ja, er was te weinig budget. Tot ik als choreograaf eens in een bespreking zat waar ik zicht kreeg op het totale plaatje. Te vaak ligt onderbetaling niet aan hun budget, maar aan hun wil.
Het zotste dat een van onze dansers ooit voorgeschoteld kreeg, was gratis repeteren en 300 euro voor de shows… tenzij ze een fout maakte.
Neem Decathlon, dat vorig jaar gratis danslesgevers zocht omdat ze geen choreograaf wilden betalen. Of denk aan bekende muziekbands die je voor een godganse draaidag voor hun nieuwe videoclip niet méér bieden dan wat catering. Tegenwoordig doen sommige opdrachtgevers je zelfs al betalen om auditie te komen doen. Als voorbode voor nog slechtere arbeidsvoorwaarden kan dat tellen. En niemand lijkt te weten dat dit onwettig is. Onlangs zag ik zelfs een videoproductie die dansers vroeg om geld neer te tellen voor ‘deze unieke kans’.
Zeker, er zijn uitzonderingen die de moeite nemen om voor onze producten en diensten een leefbaar budget te voorzien. Maar veel meer kopers blijven ons in het vakje ‘jong talent’ stoppen om ons te weinig te moeten betalen tot we te oud zijn. We moeten hetzelfde kosten als een student die minder lasten te betalen heeft, ook al hebben we veel meer expertise.
In de zeven jaar dat ik intussen professioneel dans, is de gemiddelde prijs ongewijzigd gebleven, terwijl al je andere facturen natuurlijk wel de hoogte zijn ingeschoten. ‘We kunnen niet méér vragen van onze klanten’, hoor je dan. Maar allemaal vragen ze wel professionele kwaliteit en heel veel engagement van ons. Danspassie en ambitie wordt steeds verder uitgemolken. Hoe valt hier ooit een leefbaar beroep van te maken?
Voor vakbonden zijn we ingewikkelde gevallen, wat onze sociale zekerheid wankel maakt. Of je nu als zelfstandige werkt of via een Sociaal Bureau voor Kunstenaars (SBK), wie informeert ons en behartigt onze belangen? Danspunt probeert, maar ook voor hen is het een kluwen. Andere steunpunten lijken er niet mee bezig.
Het heft in eigen handen
Waar dus te beginnen? Het keerpunt ligt in de eerste plaats bij onszelf. Als opdrachtgevers ons geen waarde toekennen, laat ons dat tenminste zelf doen. Dansers geloven te vaak dat ze niet meer waard zijn dan te weinig of gratis, want dat is de gangbare praktijk en slechts een enkeling stelt eisen. Zo halen we onze waarde zelf mee onderuit, worden we onze eigen slachtoffers. Liever gaan we wat meer denken als ondernemers: ‘geen betaling = geen producten of diensten’.
We moeten minder braaf de aanbiedingen aanvaarden, strijden voor het minimum of anders wegwandelen. Vaak is er dan plots wel budget. En anders scheur je tenminste je broek niet aan een dag ‘werk’.
Zo zet ik voortaan alles in op mijn eigen gezelschap. Alle andere activiteiten heb ik stopgezet. Dat was een heel moeilijke keuze, die me soms nog ongelukkig maakt. Maar dat doet dansen voor peanuts ook. Na zoveel jaren van onderwaardering ben ik op. Er komt geen stabiliteit en dat vreet steeds meer energie en creatieve kwaliteit. Ik was chronisch ontevreden over wat ik zo maar kon bereiken. Ik voelde me uitgeperst, kon zelfs geen vakantie nemen om te bekomen.
Tegenwoordig doen sommige opdrachtgevers je zelfs al betalen om auditie te komen doen.
Nu neem ik het heft in eigen handen, bepaal ik zelf de spelregels. Vandaag een dansonderneming uitbouwen in Vlaanderen is niet evident, maar ik ga niet bouwen op onderbetaling. We gotta be the change we wish to see in the world. Sommigen vinden dat ik zot ben om mijn dansers wel minimale daglonen te betalen. Maar als het mij lukt als starter, waarom dan niet bij al die anderen?
Sámen moeten we werken aan de kwaliteit en de professionaliteit van de brede danssector. We moeten een gezamenlijke stem ontwikkelen en elkaars belangen verdedigen, niet alleen die van onszelf. Oudere rotten in het vak beweren dat de concurrentie daarvoor altijd te groot is geweest. Maar als niemand er beter van wordt, kunnen we die dan nu eindelijk eens overstijgen?
Zolang we elkaar blijven behandelen als concurrenten, zal de danssector niet leefbaar worden. Onlangs is dat overleg spontaan gestart op initiatief van een paar danswerkers en -ondernemers. Hopelijk groeit er een bond uit die voor alle partijen wat kan betekenen.
Ik hoop ook dat alle steunpunten voor dans, Unizo voor de zelfstandigen en de vakbonden voor de SBK’ers de handen in elkaar slaan om dit initiatief op termijn mee te ondersteunen met elk hun eigen expertise. Allemaal hebben ze een deel van de sleutel in handen. Onze belangen moeten ‘sectoroverschrijdend’ behartigd worden, in plaats van elkaar in hokjes te bekampen. Misschien zullen de nieuwe lichtingen dan ooit stoppen met dezelfde fouten te maken. En wordt ons werk eindelijk wat meer leefbaar.