Het AfricaMuseum van morgen
Door Tine Geunis, op Tue Jun 03 2025 10:09:00 GMT+0000Journalist en politicoloog Tine Geunis blikt terug op haar tijd als diensthoofd Educatie in het AfricaMuseum, waar ze vorig jaar ontslag nam. Maar ze kijkt vooral vooruit: in het AfricaMuseum van morgen is kritische educatie een prestigezaak en gaat het eerst en vooral over België.
Op een dag volgde ik als medewerker van het AfricaMuseum een workshop voor kinderen. De gids had net de Belgische kolonisatie van Congo uitgelegd en veegde het zweet al van haar voorhoofd, toen er plots een jongen vroeg: ‘En wat hebben de Belgen gedaan om het goed te maken?’
Het was maar goed dat de gids zelf een samenhangend antwoord klaar had, want het AfricaMuseum van vandaag − zowel een museum als onderzoekscentrum − heeft dat niet. De permanente tentoonstelling wordt vooral gebruikt als uithangbord van het onderzoekscentrum. 75 jaar Belgische kolonisatie staat samengeperst in de zaal ‘Koloniale Geschiedenis en Onafhankelijkheid’. Neokolonialisme en recente maatschappelijke gebeurtenissen zoals de Black Lives Matter-protesten, de in 2020 door het parlement aangestelde Bijzondere Commissie ‘Koloniaal Verleden’ of de spijtbetuiging van koning Filip voor de koloniale overheersing en uitbuiting in Congo komen niet aan bod.
Ik verliet het museum eind vorig jaar, omdat ik vaststelde dat mijn visie niet meer paste bij de vernieuwde visie en missie van het museum, namelijk een kenniscentrum zijn over Sub-Sahara-Afrika. Met die ‘vernieuwing’ wordt het museum immers nog verder gereduceerd tot een promomiddel voor een voorbijgestreefde grootheidswaanzin.
Toch blijf ik overtuigd van het potentieel van de instelling en de rol die het in de toekomst kan spelen. Het AfricaMuseum van morgen is een educatief centrum over Belgische koloniale geschiedenis en zijn erfenis. Het biedt bezoekers kritische educatieve activiteiten in samenwerking met externe experts en ervaringsdeskundigen en met een prominente plaats voor personen uit Centraal-Afrika en zijn diaspora.
Een museum over België
In het AfricaMuseum van morgen gaat het in de eerste plaats over België. Het verandert dus om te beginnen best van naam en laat zich niet meer gijzelen door de absurde ambitie het Afrikaans continent als onderzoeksobject tentoon te willen stellen. De collecties die het museum vandaag bewaart, werden bovendien voor een groot deel tijdens de koloniale periode verworven, en vaak gestolen. Maar welke stempel drukte het koloniale project op een natie in opbouw? Het koloniale project verleidde Belgen uit alle lagen van de samenleving, van mijnwerkerszonen tot industriëlen. Was het ambitie, geld, zin voor avontuur, medeleven of nog iets anders dat hen dreef? Wie weet er bijvoorbeeld nog dat Rwanda en Burundi als beloning golden voor de Belgische bijdrage aan de overwinning van de Eerste Wereldoorlog? Hoe heeft de kolonisatie het internationale prestige van België mee vormgegeven? Dié vragen moet het museum stellen.
Het is een gemiste kans dat het AfricaMuseum zo weinig aandacht heeft voor de racistische beeldvorming die ze meer dan honderd jaar lang tentoonstelde en verspreidde.
Ook de impact van de kolonisatie op de Belgische samenleving en op de voormalige kolonies krijgt veel meer ruimte in het AfricaMuseum van morgen, net zoals de onafhankelijkheidsstrijd en recente geschiedenis van Congo, Rwanda en Burundi en de Belgische rol daarin. Welke verzetshelden viert Congo en zijn diaspora vandaag? Wat zijn de (koloniale) oorzaken van de Rwandese genocide, de Burundese burgeroorlog en de al dertig jaar durende oorlog in Congo? Welk belang hebben Congolese grondstoffen en biotopen vandaag in de wereldeconomie en in de strijd tegen globale klimaatverandering, en welke prijs betaalt de Congolese bevolking?
Vandaag staat het zaaltje Afropea, over de migratiegeschiedenis van de zwart-Afrikaanse gemeenschappen in België, een beetje verloren en vergeten tussen de grote zalen. De ruimte werd pas vijf jaar na de heropening van het museum in 2018 afgewerkt. In het museum van de toekomst wordt Afropea evenwel een centrale plek. De zaal wordt flink uitgebreid en de archieven en collecties worden er (digitaal) toegankelijk gemaakt. Daarbij moet het museum uitgebreid stilstaan bij de manier waarop Afrikanen tijdens en na de kolonisatie al dan niet aan het maatschappelijk leven konden deelnemen in België.
Tot slot buigt het AfricaMuseum van morgen zich uitgebreid over zijn eigen ontstaansgeschiedenis. Het is een gemiste kans dat de instelling zo weinig aandacht heeft voor de racistische beeldvorming die ze meer dan honderd jaar lang tentoonstelde en verspreidde. Die is immers nog steeds aanwezig in de Belgische samenleving; het is de oorzaak van een groot onrecht dat steeds bestreden moet worden. Het AfricaMuseum van morgen sensibiliseert kinderen en jongeren in tijden van Tiktok en AI over de valkuilen van desinformatie en stereotiepe beeldvorming.
Het prestige van educatie
In het toekomstige AfricaMuseum is kritische educatie eindelijk een prestigezaak. Er zijn tal van internationaal gewaardeerde onderzoeksinstellingen in België, maar hoeveel daarvan hebben ook een museum? Kwaliteitsvol onderwijs is een thema dat gretig wordt opgepikt door de huidige Vlaamse regering. Het moment bij uitstek dus voor een museum in Vlaanderen om zich verder te ontwikkelen en profileren als een toegankelijk, meertalig centrum voor leerkrachten en leerlingen. Met workshops over de Belgische kolonisatie en de voortdurende impact ervan draagt het museum bij aan de ontwikkeling van een historisch bewustzijn bij de deelnemers. Tegelijk laten de workshops hen plezier of voldoening aan een museumbezoek ervaren.
Worden in het museum van de toekomst ook steeds vaker uitgenodigd voor workshops: ouders.
Het museum van morgen gaat ook partnerschappen aan met lerarenopleidingen aan Belgische hogescholen en universiteiten. Die partnerschappen bieden het museum een netwerk van toekomstige leerkrachten, verrijken de opleidingen, en maken uitwisseling mogelijk tussen leerkrachten enerzijds en gidsen en andere museummedewerkers anderzijds.
Meerstemmigheid en multiperspectiviteit zijn cruciaal voor kwaliteitsvolle educatie en dus gaat het museum van morgen steeds ook op zoek naar externe experten om educatieve activiteiten te voeden en versterken. De educatieve partnerschappen die mijn voormalige dienst aanging, zijn een goed startpunt: de dekoloniale en feministische vereniging Fémïya (vroeger: Bamko) en het Vlaams-Afrikaans huis Kuumba beschikken over dekoloniale inzichten die verrijkend en noodzakelijk zijn.
Worden in het museum van de toekomst ook steeds vaker uitgenodigd voor workshops: ouders. Ik zag hoe groot de impact is van een museumbezoek op kleuters en kinderen en twijfel steeds meer of het museum wel geschikt is voor hen als eerste ‘blik’ op het Afrikaanse continent. Het museum bulkt vandaag immers nog van stereotiepe beeldvorming die een jong kind niet per se kan plaatsen, laat staan ontmantelen.
Ouders en kleuterleiders kunnen daarom in het toekomstig AfricaMuseum terecht voor workshops van experten over beeldvorming over Centraal-Afrika. Hoe en waar kunnen ze kinderen immers bewust laten kennismaken met Afrikaans erfgoed, in een maatschappelijke context vol stereotiepe beelden? Hoe kunnen ze stereotypes herkennen én uitdagen met tegenverhalen? Waarop moeten ze letten bij de zoektocht naar representatieve jeugdliteratuur, prentenboeken, films, speelgoed, enzovoort?
Het museum van morgen brengt bovendien de ambitieuze ‘Agenda 2030’ van de Verenigde Naties in de praktijk: jong én oud hebben een leven lang recht op kwaliteitsvol leren. De komst van de Belgisch-Congolese schrijfster Nadia Nsayi als culturele programmator in mijn team zorgde voor vernieuwende events met een educatieve insteek voor (jong)volwassenen, in nauwe samenwerking met personen en organisaties uit de Afrikaanse diaspora. Nsayi bouwde een vertrouwelijke relatie met hen op. De evenementen stuiten soms echter intern op ongemak, wantrouwen en verzet, want ze stellen vaak de rol en legitimiteit van de instelling zelf in vraag. Toch is een kritische zelfbeschouwing noodzakelijk voor de geloofwaardigheid van het museum en de rol die het in de toekomst wil spelen.
Een museum met Afrikaanse diaspora
Sinds de heropening in 2018, en zeker sinds de komst van Bart Ouvry als directeur, besteedt het AfricaMuseum veel aandacht aan zogezegde ‘duurzame partnerschappen in Afrika’. Het vergeet echter vaak de Centraal-Afrikaanse diaspora in België. De gemeenschappen hebben nochtans een directe link met het Belgische koloniale verleden en zijn daardoor een cruciale bron van expertise en ervaring.
Het AfricaMuseum van morgen bedt de ervaring en expertise van de Afrikaanse gemeenschappen in op alle niveaus van de instelling.
Het AfricaMuseum van morgen bedt de ervaring en expertise van de Afrikaanse gemeenschappen in op alle niveaus van de instelling. Dat beperkt zich niet tot het afsluiten van partnerschappen. Het begint met een fundamentele herziening van het aanwervings -en personeelsbeleid. Bereiken de vacatures van het museum vandaag personen uit de diasporagemeenschappen in België? En hoe ervaren medewerkers die zichzelf identificeren als deel van de Afrikaanse diaspora vandaag het museum als werkgever? Het museum van vandaag beoogt diversiteit, maar om die ambitie waar te maken moet het investeren in een inclusieve werkomgeving. Dat gebeurt nu jammer genoeg niet. Zo probeerde ik in 2024 via een samenwerking met een onderzoeker aan een Belgische universiteit bovenstaande en andere vragen te onderzoeken, om dan aan de hand van de resultaten een aangepast beleid te ontwikkelen. Het bleek geen prioriteit te zijn voor de directie.
Structurele inbedding kan ook de vorm aannemen van een overkoepelende raad, naar het voorbeeld van de huidige Wetenschappelijke Raad van het museum. Daarvoor is echter een politiek draagvlak nodig en dus zou de directie best aan het lobbyen slaan. In die context moet ook het Comraf erkenning krijgen, het adviesorgaan van de Afrikaanse diaspora dat werd opgericht begin jaren 2000 onder directeur Guido Gryseels.
Toen was het best vernieuwend dat expertise uit die gemeenschap binnen de muren van de instelling werd gebracht. Er was echter onenigheid over de rol en legitimiteit van het Comraf en de spanningen leidden uiteindelijk tot een breuk tussen de instelling en de leden van het adviesorgaan nog voor de heropening in 2018. In 2024 nam ik als medewerker in naam van het museum opnieuw contact op met de huidige voorzitter Billy Kalonji. Samen kwamen we tot haalbare stappen, waarvan sommige al jaren eerder door een ex-collega werden geformuleerd: een publiek rapport met de verwezenlijkingen en uitdagingen van het Comraf, een pagina op de website van de instelling en een publiek debat over de evolutie van de samenwerking tussen de instelling en de Afrikaanse diaspora.
Na bijna een jaar moest ik echter vaststellen dat ook in dit dossier geen vooruitgang mogelijk was. Er ontbreekt een institutionele diasporawerking: de directie rekent weliswaar op de motivatie en ideeën van individuele medewerkers, maar laat na hen te ondersteunen in hun opdracht. Ik had geen zicht op een budget en stond er intern alleen voor. Ik gooide zelf de handdoek in de ring, maar blijf ervan overtuigd dat een geloofwaardige diasporawerking noodzakelijk en haalbaar is voor het AfricaMuseum van morgen. Maar dat kan alleen als de directeur ook heel duidelijk dat idee ondersteunt binnen de organisatie.
Een relevant museum met een heldere identiteit
Het AfricaMuseum van morgen heeft een heldere identiteit, en dat begint met een scherpe visie die uitblinkt in maatschappelijke relevantie. De heropening in 2018 had al een keerpunt kunnen zijn, maar zadelde de instelling op met een problematische roepnaam en een kolossaal onthaalgebouw dat niet strookt met de ambities van een federaal museum in besparingsmodus. De afgelopen jaren kenmerkten zich door intern getreuzel en een daling van de bezoekersaantallen. Maar de motivatie om te begrijpen waarom dat zo is, ontbreekt.
De vernieuwde visie van 2024 is opnieuw een gemiste kans, maar er is nog niets verloren en vooral: de inzet is hoog. Er gaan alleen al in Vlaanderen elke dag een miljoen kinderen en jongeren naar school, hoewel slechts 25.000 Belgische leerlingen jaarlijks de weg naar het museum vinden. Het is echter cruciaal om hen zo goed mogelijk voor te bereiden op complexe vraagstukken zoals klimaatverandering, internationale conflicten, en hedendaags racisme. Koloniale wortels voeden immers al deze uitdagingen. Het museum van morgen koestert de ambitie om hen allemaal te verwelkomen met kritische educatie over een verleden dat nooit voorbijgaat.

This article was published in the context of Come Together, a project funded by the European Union.