Het land waar alles is toegestaan
Door Bob Vanden Broeck, op Wed Mar 14 2018 23:00:00 GMT+0000Tot 1 april kan je in Wiels terecht voor de eerste solotentoonstelling van Sophie Podolski (1953-1974). De Chileense auteur Roberto Bolaño was een groot bewonderaar van dit ‘Belgische meisje dat schreef als een ster’. Ja, Podolski was schizofreen, gebruikte verdovende middelen en pleegde op haar 21ste zelfmoord. En ja, dit zijn bepalende factoren voor de interpretatie van haar werk. Maar in dit land waar alles mag is nog zoveel meer aan de hand.
Wiels heeft er een patent op kunstenaars in ere te herstellen die in de gaten van ons kunsthistorisch geheugen zijn gevallen. Artistiek directeur Dirk Snauwaert heeft bovendien een voorkeur voor kunst die nooit helemaal binnen de lijntjes van een medium kleurt. Zo heeft hij een zwak voor beeldende kunstenaars met een literaire achtergrond. De manier waarop deze kunstenaars zich verhouden tot de kunstwereld, sluit naadloos aan bij de positie die Wiels zelf inneemt. Binnen het beeldend werk wordt ‘de taal’ immers als machtsinstrument op allerlei manier bepoteld, bevraagd en verstoord. Op een soms speelse manier worden zo de institutionele machtsverhoudingen in de kunstwereld zelf bevraagd. Podolski’s literair-beeldende werk past dan ook perfect binnen dit postmediale en institutioneel-kritische kader.
-Portret-avril-1974-copy.png)
Sophie Podolski verwierf bekendheid met haar cultboek Le pays où tout est permis (1973). Haar tekeningen daarentegen waren tot voor deze expo veel minder bekend. Doorheen drie zalen wordt het beeldende en literaire werk chronologisch geschetst. Op die manier kan de bezoeker Podolski’s artistieke ontwikkeling zaal per zaal volgen. In totaal worden iets meer dan honderd tekeningen getoond. Ze kwamen allemaal tot stand binnen een tijdsbestek van slechts enkele jaren. Podolski werkte tegen de klok. Op haar 21ste werd zij officieel als volwassene erkend en zou zij in een psychiatrische instelling voor volwassenen terecht zijn gekomen.
Schrijven is een levend iets
De laatste zaal van de tentoonstelling toont een filmhommage aan Podolski van Joëlle de La Casinière – de voornaamste bruikleengeefster en de oorspronkelijke uitgeefster van Le pays où tout est permis. Podolski’s stem krijst, zingt en murmelt doorheen de verschillende ruimtes, conform aan haar werk dat overloopt van associativiteit, ordeloosheid en verbeelding. Door de veelheid aan talig materiaal verlang je als bezoeker ook wel naar die stem. Vooral de tweede zaal vaart daar wel bij. Daar lijken de tekeningen die op de tafels zijn geëxposeerd als onkruid in een herbarium geplakt.
-Tekening-(24,5-x-32-cm,-ink-on-paper)-copy.png)
In de derde zaal wordt meer dan de helft van het oorspronkelijke manuscript getoond van Le pays où tout est permis. Verscheidene pagina’s zijn letterlijk tot de rand gevuld. De zinnen golven en kronkelen waardoor het papier lijkt op te bollen. Soms duiken kleine figuurtjes tussen de woorden op. Ik bemerk ook een bandje van een sigarettenpakje. Een pagina is voor Podolski duidelijk meer dan een vlak blad papier. Het is een ruimte, een land, waarin taal en beelden ongecontroleerd kunnen binnenvallen.
Die blootstelling aan haar omgeving, die kwetsbaarheid, lijkt ook haar eigen medium te overrompelen: visioenen, liedteksten, biografische informatie, filosofisch en poëtische beschouwingen, en politieke standpunten volgen elkaar in een ijltempo op. Compositie wordt verkozen boven coherentie. Ze schrijft dan ook: SCHRIJVEN IS EEN LEVEND IETS. Kristalheldere gedachten worden afgewisseld met gestotter en grammaticaal gehakkel: Wees braaf – zwevende – tot gauw – de wiet ligt in de lade – // U moet wel verschrikkelijk goed weten wat er van u gaat worden dat u zo onzeker bent van uzelf?
Die blootstelling aan haar omgeving, die kwetsbaarheid, lijkt ook Podolski's eigen medium te overrompelen.
In haar tekeningen duiken obsessief veel monden en lippen op, maar struinen ook vreemde en fantastische creaturen rond. Vleermuizenvleugels komen herhaaldelijk terug, maar ook vagina’s waar uitvergrote vampiertanden uitsteken, een voet waarop een tafelpoot plakt die op zijn beurt uitmondt in een uitstulpend oog… Alles en iedereen is in een voortdurende staat van metamorfose en mutatie. De vreemdste elementen worden al tekenend met elkaar verstrengeld. Podolski tast ontelbaar veel verbindingen af, talig, maar ook fysiek.
Zo hangt in de eerste zaal een prachtige tekening van twee vissen die innig met elkaar verstrengeld zijn. De staarten krullen subtiel in elkaar, de koppen worden door een eenvoudige lijn verbonden met elkaar. Deze tekening illustreert Podolski’s verlangen naar intimiteit en vloeibaarheid in een al te rigide werkelijkheid met harde en goed afgebakende grenzen. Tussen de twee vissenkoppen ontstaat er een derde kop, alsof de twee vissen in elkaar glijden en er zo een derde lichaam ontstaat. Deze drie-eenheid doet sterk denken aan de Heilige Triniteit, maar toch moet dat derde lichaam hier niet perse christelijk of seksueel worden opgevat, eerder ruimtelijk.
Poëtische samenhang
Onlangs las ik op een wc een reclame van een verzekeringsmakelaar die zowaar gebruik maakte van een chiasme. Het zegt veel over de manier waarop taal en poëzie kunnen worden toegeëigend, in elke ruimte binnengetrokken. Maud Vanhauwaert zei ooit eens in een interview: ‘poëzie is overal’. Maar als poëzie al overal is, waarom hebben we dan nog dichters nodig? Ik zou willen pleiten voor poëzie die zich bewust is van de omgeving waarin ze wordt geopenbaard, van de structuren die werkzaam zijn in haar gebied. Een dichter dient zich bewust te zijn van taal als machtsinstrument en kan ook zelf zijn poëzie aanwenden om gebieden te veroveren of heroveren. Er zijn mensen die beweren dat poëzie schrijven sowieso een vorm is van verzet. Podolski antwoordt:
In zekere zin wordt de subjectiviteit, die niets was iets, ze heeft haar waarheid – haar mysteries – haar hartstochten – haar rechten. Haar officiële erkenning verloopt via haar verdeling in geijkte gehomologeerde elementen volgens de normen van de macht – door middel van identificatie gaat het subjectieve deel uitmaken van de objectieve vormen die de stereotypen zijn.
Sinds de jaren 1970 wordt kunst niet louter als object, maar ook als als proces benaderd, waarbij de omgeving niet langer een passief decor is waarin het kunstwerk en de bezoeker een rol krijgen toebedeeld. Integendeel, vandaag treedt het decor steeds vaker op als een actieve speler binnen dat procesmatig geheel. Het is diezelfde grensvervaging tussen gedicht en omgeving, die Le pays où tous est permis zo actueel maakt. Het is geen netjes afgewerkt geheel, de taal is zelf ook in een continue staat van wording, van metamorfose. De omgeving tuimelt en duwt zich met al haar ruis binnen in de tekstuele ruimte. Een land wordt hier een fluïde gebied, dat voortdurend in beweging is en waarvan de grenzen voortdurend worden geherstructureerd door toevallige botsingen en verbindingen.
Het land van Podolski staat in die zin haaks op de natiestaat
Het land van Podolski staat in die zin haaks op de natiestaat, waar grenzen a priori en onafhankelijk van de verschuivingen binnen haar gebied bepalen wie er binnen en wie er buiten dat gebied valt. Dat is de visionaire kracht van deze beeldtaal. Dit ‘land’ is geen vaststaand gebied, geen afgebakend lapje grond, maar een procesmatig geheel dat voortdurend verschuift, beweegt en in elkaar haakt. Het staat dwars op elke vorm van rationalisatie en hiërarchisering:
Vanuit de positie van het individu: zoek
geen samenhang in het netwerk van het
individuele denken wat alleen kan leiden tot
onsamenhangende slavernij – laat dus de
samenhang van het netwerk zichzelf ontplooien
en volg haar met de blik om de beweging te vatten
die zich tot wilskracht maakt door de bevrijding
De apocalyps
Ondanks alle verbindingswegen en de permissiviteit uit de titel, is geweld even nadrukkelijk als subtiel aanwezig in het land van Podolski. Zo is er een tekening waarop het hoofd van een duivel in een mond omhoog rijst. In de mondholte hangt allerlei turnapparatuur, zoals een klimkoord, ringen en een trapladder. Tussen dit nostalgische en speelse turngerei bevindt zich evenwel ook een koord waaraan een vleeshaak hangt.
Op een andere tekening wordt een zonnebadend koppel afgebeeld. De man leest een krant. Op de pagina die naar de bezoeker is gericht staat exterminat des Indies geschreven. Links van het vadsige, onverschillige koppel staan twee naakte figuren, die ik als een allegorie op Adam en Eva interpreteer. De mens is hier naakt, heeft geen bescherming meer. Begin jaren 1970 hangt de Koude Oorlog immers als een donkere, nucleaire wolk boven Europa. Het is een periode waarin men tevergeefs de harmonie tussen mens en natuur wil herstellen en waarin het technologische vooruitgangsgeloof uitmondt in een race naar de ruimte.
-Femme_serpent-(011---33,5-x-25,5-cm)-copy-2.png)
Tegelijk zijn de woelige jaren 1960 nog maar net voorbij, draait de Vietnamoorlog op volle toeren en stapelen de postkoloniale oorlogen zich op. Podolski schrijft dan ook: En altijd houdt de mens zich een onvervuld ideaal voor van het goede – Goed! Dat niets anders is dan God (God zit in de snelheid) GOD IS IN THE SPEED. Het is een ambigue kritiek op het Westers universalisme dat in zijn overheersingsdrang de rol van God wilde vervullen en het moderne paradijs wou vestigen over gans de wereld, maar uiteindelijk vooral de Apocalyps aankondigde voor andere volkeren. Onder het mom van vooruitgang moesten deze volkeren breken met hun geschiedenis, de toekomst telde.
Podolski reageert gevat: de waarden die de mens vooruit doen gaan zijn niet noodzakelijk de waarden die haar in stand houden. Ze besefte maar dat de oorspronkelijke Joods-Christelijke betekenis van de Apocalyps naar een moderne variant muteerde: dromen van andere werelden – van onbekende sterrenstelsel die we nooit zullen bereiken – van zuivere rassen van redders – dat alles is goed – maar alleen na de vernieling van alle steden op aarde. En toch stelt Podolski de wereld niet voor als een ‘hel’. Zo schrijft ze: waarom is de hemel zo ver? Omdat we hem niet meer kunnen zien als we er zijn. Hemel en hel behoren tot dezelfde werkelijkheid, bestaan simultaan in elkaar.
Podolski deelt met Blake de afkeer van geïnstitutionaliseerde en gerationaliseerde kunst.
Dit doet sterk denken aan ‘The Marriage of Heaven and Hell’, van William Blake. Podolski deelt met Blake de afkeer van geïnstitutionaliseerde en gerationaliseerde kunst. Ook haar tekeningen – zowel in de versmelting van beeld en taal als de inhoudelijke uitwerking – vertonen gelijkenissen met de fantastische en macabere beeldtaal van Blake. En de taal zelf is net zoals die van Blake buitenissig acrobatisch en idiosyncratisch. Dit betreft zowel de zinsbouw als het eigenzinnig gebruik van interpunctie.
God verdween dan wel uit de hemel, de moderne invulling die hij kreeg op aarde was niet minder absoluut. Nieuwe machtsinstanties claim(d)en ‘het globale’ en het ‘totale’ op aarde. In de eerste plaats de natiestaten en ‘het westen’. Maar ook ‘het kapitalisme’ verhief zich tot nieuwe globale speler. Een van de voornaamste gevolgen van die globalisering is de dematerialisatie en deterritorialisatie van uiteenlopende volkeren en hun gebruiken. Dus ja, de absurde en hallucinante verbindingen van Podolski getuigen van een enorme verbeeldingskracht, maar ze zijn vooral door en door politiek: Iedere cultuur is een reeks onderling verbonden structuren – waaronder de sociale conventies – de waarden – de kosmologie – het geheel van kennis DIE STRUCTUREN ZIJN BEMIDDELAARS van ELKE ERVARING.