Het zoveelste geval van zelfoverschatting

Door Karel Vanhaesebrouck, op Fri Sep 01 2023 08:45:00 GMT+0000

In haar honderdste nummer activeert rekto:verso een archief van twintig jaar kunstkritiek. Karel Vanhaesebrouck reageert op één pagina uit zijn eigen edito uit de allereerste rekto:verso in 2003. Een persoonlijke terugblik op de ietwat rommelige start van een van de toonaangevende cultuurtijdschriften van Vlaanderen.

Twintig jaar geleden doorkruisten Tom en ik het Vlaamse land in het busje van het Gentse theaterhuis Victoria, de koffer gevuld met exemplaren van het eerste nummer van rekto:verso. We hadden alles zelf geregeld – DIY zoals het hoort – weliswaar met de gulle financiële steun van Victoria. We hadden een drukker, een vormgever en advertenties, en heel wat cultuurhuizen hadden zich enthousiast aangeboden als distributieplek. Een pietluttig maar niet onbelangrijk detail waren we vergeten: de distributie zelf. En dus zat er niks anders op dan zelf onze nummers overal te lande af te leveren.

In mijn werkkamer bewaar ik elk nummer van rekto:verso. Samen geven die 99 nummers een rijkgeschakeerd beeld van het discours over kunst en cultuur in Vlaanderen over een periode van 20 jaar. De vormgeving veranderde meerdere malen, redactieleden kwamen en gingen (ook ondergetekende), de werking werd professioneler, maar het kloppend hart bleef hetzelfde: nieuwe stemmen een plek in het publieke debat geven, jonge auteurs begeleiden, en bovenal debat en reflectie (steeds samen) initiëren in plaats van achterna te hollen. rekto:verso functioneert op z’n best als een soort seismograaf: een voelspriet die ondergrondse trillingen registreert en in kaart brengt.

Toch is er ook veel veranderd, twintig jaar later. De eerste inhoudstafel telde tien mannen als auteur. Karen was de enige vrouwelijke auteur. Ambitieus waren we zeker, maar een beetje blind ook. De minzame Christophe, die voor ons eerste nummer een mooi artikel schreef over vrouwen en cyperpunk, is er ondertussen niet meer. En de prachtige artiest Chris Whitley, een van de onderwerpen in datzelfde eerste nummer, stierf in 2005, twee jaar later. Ook dat is het leven.

In ons allereerste voorwoord eisten we een plek op tussen de dagbladpers en de gespecialiseerde tijdschriften. We wilden vooral niet De Witte Raaf zijn: dat vonden we te theoretisch, te hermetisch, niet geëngageerd genoeg. Elke generatie heeft haar zelf gecreëerd afzetpunt. Dat mag, hoe artificieel ook. De kwaliteitskranten, zo vonden we, hadden geen ruimte veil voor onderbouwde recensies. Kort voor het eerste nummer had Tom daarover nog zijn woede bijna letterlijk uitgekotst in een artikel. Twintig jaar later sla ik de zaterdagkrant open. De cultuurkatern bedraagt nog amper drie pagina’s. Twee pagina’s met korte stukjes (én sterretjes) over Rock Werchter, twee artikels over Big Tech en AI, en, o warempel, een recensie van een voorstelling. De letterenbijlages zijn de laatste (krimpende) oases in een snel verschralend landschap.

Aan de universiteiten is het al niet veel beter gesteld. Door de toenemende nadruk op externe financiering nemen (en krijgen!) jonge onderzoekers, met name in de geesteswetenschappen, steeds minder de tijd om een eigen kritisch discours te ontwikkelen. Evaluatiesystemen belonen trendgevoelig onderzoek en dat leidt al snel tot formattering van denken en schrijven. De verengelsing van de universitaire habitus laat steeds minder ruimte voor essayistische praktijken in het Nederlands. Niet toevallig komen veel auteurs van rekto:verso uit de omgeving van kunsthogescholen.

Twintig jaar geleden vonden we onszelf heel wat. En dat mag. Misschien moet dat zelfs een beetje. Toen de commissie zich in een verslag liet ontvallen dat de toon toch minder studentikoos mocht, waren we op onze tenen getrapt. Wat dachten die wel? Uiteraard had die commissie gelijk. rekto:verso was dan ook ontstaan op café, na een paar streekbieren te veel, op een moment van verdwazing en dus zelfoverschatting. Ik wens iedereen op gezette tijden zo’n moment toe. Ik heb er veel van geleerd. Ik heb er vrienden en vriendinnen voor het leven leren kennen. En ik heb ook geleerd belangrijke dingen te verdedigen en niks al te serieus te nemen.

Wanneer nummer 200 zal verschijnen, viert rekto:verso zijn 40-jarige bestaan. Dan ben ik 65. Volgens mypension.be heb ik dan nog twee jaar te gaan. Ik stel me bij deze dan ook graag kandidaat voor het volgende themanummer over ouder worden.

Tom Rummens & Karel Vanhaesebrouck, 'Het zoveelste cultuurtijdschrift van Vlaanderen', nr. 1, 2003, p. 2.

Bekijk deze recto en verso, en andere archiefstukken en reacties uit het honderdste nummer ook hier.