Hey Lucinda

Door Lucinda Ra, op Wed Mar 19 2025 10:29:00 GMT+0000

Wat ben je eigenlijk aan het doen? Waar werk je naartoe? Waar leidt dit alles toe? Het zijn vragen die niet alleen onderzoekers en kunstenaars af en toe in een kramp doen schieten. Maar misschien hoeft het allemaal niet zo rechtlijnig, bedenkt Lucinda Ra. Je kan ook een omweg nemen, ergens tussen verleden en toekomst, en vooral aandachtig kijken naar het nu: ‘Ogen open en op de tast achteruit.’

Hey Lucinda

Hoe is het met je? Hoe gaat het met je onderzoek?

Je wil niet panikeren over je werk of over je onderzoek. Maar het is vaak best onduidelijk. Werk je nu samen of niet? Gaat het enkel over de Guislainsite, of ook over de instelling waar Barbara deze zomer ging schrijven, of over Geel, die andere bijzondere plek in de geschiedenis van de psychiatrie, waar Sofie in Yellow Art werkt? Of over de gevangenis waar Mario, Gio en Jeroen werkten? Wat is nu de link met academisch onderzoek bij Simon? Beteken je nu iets voor Stefanies nieuwe voorstelling of niet?

Wat ben je eigenlijk aan het doen? Waar werk je naartoe? En hoe gaat dit ooit aflopen?

Je wil geen paniek zaaien, maar als je eerlijk bent: het is best onduidelijk waar dit heengaat.

Je hebt ooit gelezen dat mensen in hun denken, spreken en gebaren de toekomst vóór zich situeren. En dat het verleden dan achter hen ligt. Men achtte dat bewezen – want wanneer je ‘morgen’ zegt of ‘volgende week’, dan gebaar je zonder na te denken voor je uit. Je handen springen dan als het ware in de tijd vooruit en tikken zo op de schouder van je toekomst, gebaren naar wat in het verschiet ligt, in de richting waarin je kijkt. Het woord ‘vooruit’ zegt het toch zelf: zowel vooruit in de tijd als in de ruimte. Dat zal dan wel samen horen. ‘Gisteren’ en ‘vroeger’ en ‘twee weken geleden’ bevinden zich dan achter je rug – je wijst dan naar ergens over je schouder. Alsof je iets achteloos weggooit. Wat voorbij is, ligt achter ons. Allemaal logisch toch, en ook universeel.

Je bent nu eenmaal een wezen dat vooruit loopt, in de richting van je eigen neus, terwijl je je eigen blik volgt. Soms blootsvoets, onhoorbaar, slalommend, spurtend, uitgeput; soms loop je tegen een paal, soms door het rood, verloren of op laarzen. Als je een krab was, zou links misschien de toekomst zijn en rechts het verleden – of andersom. Maar je bent geen krab. Heel erg logisch allemaal.

Net wanneer je dat allemaal bewezen achtte, lees je over Zuid-Amerikaanse indianen die het zich helemaal anders voorstellen. Hun verleden tijd is immers afgeleid van het werkwoord ‘zien’, en het verleden is dus ‘wat gezien is’. Bijgevolg ligt het verleden voor je ogen, binnen je blik. En het is de toekomst die achter je rug ligt (of is het dan net vóór je rug?). Als je er even over nadenkt besef je dat die indianen ook gelijk hebben – want niemand kan in de toekomst kijken. Ze kijken dus naar het verleden, en wandelen achterwaarts de toekomst in. Hoe langer je daarover nadenkt, hoe logischer het lijkt. Misschien vind je het ook eerlijker, omdat je dan tenminste toegeeft dat je niet weet waar je heen gaat.

Misschien hoeft het allemaal niet zo rechtlijnig. Misschien is het goed om te verdwalen ergens tussen verleden en toekomst. En is er een omweg mogelijk.

De God Kronos vrat zijn kinderen op omdat hij bang was voor wat de toekomst zou brengen. Dat lijkt op die paniek over waar dit allemaal heen gaat. Misschien heb je soms het gevoel dat je wordt opgepeuzeld door de tijd. Dat alles vooruit gaat en er amper tijd is om een blik naar achteren te werpen. Misschien hoeft het ook allemaal niet zo rechtlijnig. Misschien is het goed om te verdwalen ergens tussen verleden en toekomst. En is er een omweg mogelijk. Je denkt: misschien bekijk je alles beter op zijn Zuid-Amerikaans.

Je ziet immers wel wat je gedaan hebt. Of wat je geprobeerd hebt. Je probeerde te werken in ruimtes. In verschillende soorten ruimtes en op verschillende manieren, om zo contact te leggen met de mensen die je daar tegenkwam. Met het meisje dat gedichten schreef en even later weer zou vertrekken omdat haar verblijf erop zat. Of met de jongen die het maar raar vond, al die kunst, en jij die deze keer zou vertrekken om je kunst af te maken. Je zag hoe muziek werkte als er iemand begon mee te spelen die eerst lang tegen de muur stond. Je zag studenten zorgelijk kijken als je vertelde over de dingen die niet passen in een syllabus. Je zag in dat het ongepaste niet op punten staat. Je zag de parade van Geel in Gent, met de gasten van Geel. Je zag iemand met een wegwijzer waarop stond 'ik ben de weg kwijt' en hoe mannen van Antwerpen op bezoek kwamen en duidelijk goesting hadden om vaker te komen.

Je leerde over de jongen die stierf alleen in zijn tentje en in een dossierstapel van het gerecht ging wonen. Een stapel zo hoog als de Rabottorens voor hun tijd. Je ging naar Frankrijk om in de processie mee te stappen van de Zwarte Madonna en pikte het idee van de kleine huizen op stokken om het in je volgende voorstelling te gebruiken. Je ging naar huis met allemaal ideeën en wachtte om te zien welke er zouden overblijven. Je zag de prachtige schetsboeken van iemand die als patiënt was opgenomen. Je zag de gedichtenboeken van iemand die ook zo was opgenomen. Je denkt dat dát het overblijvende idee is. Die schetsen en gedichten. Je voelt tegenzin om iemand zomaar ‘patiënt’ te noemen. Je voelt tegenwind als je op de fiets zit. Je zag mensen tijdens interviews, en hoe ze heel ernstig zo goed mogelijk probeerden te antwoorden. Je zag hoe antwoorden slimmer konden zijn dan de vragen. Je zag dat er geen woorden bestaan voor bepaalde fenomenen.

Je zag ooit een schilderij van Paul Klee. Het is een engel die de blik star op het verleden gericht houdt, en met zijn vleugels probeert te herstellen wat mis ging – die zo de ruïnes overeind probeert te houden. Maar de wind jaagt hem voort. De engel verwijst naar een tekst van Walter Benjamin, en Benjamin noemde die engel ‘de engel van de geschiedenis’. En de wind is dan de vooruitgang, die hem onverbiddelijk de toekomst in jaagt, zonder dat hij ooit iets uit het verleden kan herstellen. Misschien schreef Benjamin de tekst toen het schilderij er al was. Of andersom. Je weet nu niet goed meer wat in welke volgorde ontstond. Dat moet je nog eens opzoeken.

Je hebt al vaker bedacht dat het verleden niet te herstellen is. Maar misschien is het te herschikken. Zoals met oude brieven die je mee verhuist.

Pas als je achterom kijkt zie je wat die engel ziet. Uit die beweging is de nostalgie geboren. De weemoed en de heimwee. Maar de beweging van die gekke engel zegt je wel iets. En je beslist dat die beweging helemaal niet tragisch hoeft te zijn. Oké, het onderzoek is best spannend als je niet weet waar je heen gaat. En soms is het ook ’s nacht-niet-kunnen-slapen-spannend. Maar misschien hoort dat erbij. Zeg nu zelf: als je al wist wat je ging doen, en waar dit allemaal naartoe gaat, dan was het toch geen onderzoek meer? Je hebt al vaker bedacht dat het verleden niet te herstellen is. Maar misschien is het te herschikken. Zoals met oude brieven die je mee verhuist. Misschien belanden ze in een van de onderste schuiven. Maar het zou evengoed kunnen dat je de brieven herleest en er ineens heel anders naar kijkt. Je ziet de omgeplooide hoeken. Je ziet de vlek op de datum omdat er ooit een vochtige vinger op ging staan. Daar zit een soort herstel in, dat lijkt op verzachting. Of besef. Dat er nog geen zin bestaat om de toekomst mee in de schuif te leggen.

De toekomst valt niet te controleren, maar het helpt wel om goed te kijken naar het nu. Je neemt je voor om goed te kijken naar wat er zich afspeelt, wat er gebeurt. Goed kijken, goed luisteren. Je neemt je voor om op die manier traag en achterwaarts de toekomst in te stappen. Je herinnert je dat Giovanni ooit zei: ‘We willen de wereld niet veranderen, we willen er aandacht aan besteden’. Ogen open en op de tast achteruit.

Tot snel!

Lucinda Ra