Hoe Daisy Johnson met 'Zussen' uitgroeit tot het boegbeeld van een nieuwe schrijversgeneratie
Door Camille Bortier, op Tue Oct 27 2020 23:00:00 GMT+0000Nadat ze eerder al als jongste genomineerde ooit schitterde op de shortlist van de Booker Prize for Fiction voor Onder het Water (2018) vindt de 29-jarige Daisy Johnson in Zussen opnieuw de perfecte mix tussen huiselijkheid, hypnose en horror. Is de Britse schrijfster de stem van een nieuwe generatie horrorauteurs?
De Britse Daisy Johnson (1990) werd geboren op Halloween en groeide op met The Shining en The Exorcist. Dat zou – althans volgens de auteur – haar grote belangstelling voor het horrorgenre verklaren. De veelbelovende schrijfster staat immers bekend om haar ongebreidelde fantasie en de duistere sfeer die haar fictie domineert. Zo schiep ze in haar heerlijk desoriënterende debuutbundel Veenland (2017) een angstaanjagende wereld waarin mannen het slachtoffer worden van een bende vrouwelijke kannibalen en waarin een huis een meisje tracht te bekoren. Het jaar daarna schitterde ze als jongste genomineerde ooit op de shortlist van de Booker Prize for Fiction met haar roman Onder het water (2018), een moderne versie van Sophocles’ Oedipus Rex. Dat Johnson ook met haar opvolger Zussen aanzienlijk succes zou oogsten, is dus geen verrassing.
Een nare zusterband
In Johnsons nieuwste roman staat de paranormale band tussen twee onafscheidelijke zussen centraal. Ze heten September en Juli – mysterieuze namen die de schrijfster niet toelicht. September is roekeloos, onstuimig en brutaal. In haar schaduw staat de tien maanden jongere Juli, een introvert en ietwat naïef meisje, dat zich gedwee laat manipuleren door haar dominante zus. Al snel blijkt dat er wat schort aan de tieners. Als September eet, voelt Juli het voedsel door haar slokdarm glijden. Als Juli spreekt, rollen haar woorden ook over Septembers lippen. De verhouding tussen de excentrieke meisjes wordt alsmaar verontrustender. Onheil ligt op de loer.
In Johnsons nieuwste roman staat de paranormale band tussen twee onafscheidelijke zussen centraal.
‘Toen ik het boek begon te schrijven, wist ik enkel dat ik een verhaal wilde vertellen over een behekst huis’, verklapte Johnson in een interview met de National Public Radio. Doorheen het schrijfproces besloot ze om zich minder te concentreren op de setting van haar verhaal en in de plaats daarvan op de buitengewone relatie tussen September en Juli.
Dat neemt niet weg dat de krakkemikkige cottage in Yorkshire, waar het grootste gedeelte van het verhaal zich afspeelt, erg onbehaaglijk is. Het grommende en krakende bouwsel is als het ware een protagonist in de roman. De boiler springt er op eigen kracht aan en de deuren openen er zichzelf. De angstsfeer die het boek oproept, doet denken aan Stephen Kings horrorverhalen en Daphne du Mauriers gotische roman Rebecca. De setting van Edgar Allan Poe’s De val van het huis Usher is er niets tegen.
Unheimliche huiselijkheid
Zussen wordt voornamelijk verteld vanuit het perspectief van Juli. Al snel blijkt dat haar geheugen ernstig tekortschiet. Herhaaldelijk zinspeelt ze op een mysterieus voorval op school, de reden waarom het gezin in allerijl van Oxford naar de cottage in Yorkshire vertrok. De verwarde Juli alludeert op een storm, een sirene, een omgevallen boom en een verlaten, drassig tennisveld. Johnson speelt verstoppertje met haar lezers en laat hen de waarheid achternajagen. Voorzichtig en geleidelijk ontsluiert ze met haar show, don’t tell-schrijfstijl info – enkel datgene wat essentieel is om het verhaal te kunnen begrijpen.
De schrijfster is een kei in het combineren van het banale en het vreemde. Dat doet ze door bewust de grijze zone tussen realisme en magisch realisme op te zoeken.
Johnsons fictie jaagt je de stuipen op het lijf. Haar korte zinnen bonzen als een hartslag en voor je het beseft, houdt de onbeteugelde September ook jou in haar greep. De schrijfster is een kei in het combineren van het banale en het vreemde. Dat doet ze door bewust de grijze zone tussen realisme en magisch realisme op te zoeken. De akeligheid die haar oeuvre typeert, is bovendien niet zozeer te wijten aan de bovennatuurlijke elementen die erin voorkomen. In Zussen, bijvoorbeeld, zijn de huiselijke passages vaak net de meest angstaanjagende. Zelfs wanneer September en Juli doodgewoon conservenvoedsel oppeuzelen en David Attenborough-documentaires bekijken, slaagt Johnson er met haar kenmerkende sfeerschepping in om onrust te zaaien. In dat opzicht doet de roman denken aan Mark Z. Danielewski’s huiveringwekkende boek Het kaartenhuis, waarin de familie Navidson geen rust weet te vinden in haar nieuwe huis, dat om onverklaarbare redenen aan de binnenkant ruimer is dan aan de buitenkant.
Furieuze vrouwen
Johnson wordt vaak bejubeld om haar vrouwelijke personages. ‘Vrouwen zijn al te vaak echtgenoten, zussen of tantes van de mannelijke held. Ik wilde niet zomaar schrijven over vrouwen, wel over vrouwen die gemeen zijn, woedend, hebzuchtig’, vertelde ze aan De Standaard. De vrouwen die Johnson in haar werk tot leven brengt, zijn allesbehalve alledaags. In Zussen, bijvoorbeeld, ontmoet de lezer de manipulatieve September, die zelfs haar eigen moeder tot wanhoop weet te drijven. Die laatste kent Johnson overigens bewust een afwezige rol toe. Moederschap wordt volgens de schrijfster te vaak voorgesteld als een doel dat ieder meisje als vanzelfsprekend moet nastreven. Bij wijze van tegenreactie creëert ze in Zussen dan ook een vrouw die zich ongemakkelijk voelt in haar moederrol.
Bewonderenswaardige mannen zijn in Johnsons werk schaars te vinden. Slachtoffers en sukkels, daarentegen, zijn talrijk vertegenwoordigd.
Buiten ingaan op stereotype enscenering, zoomt Johnson in haar bundel Veenland op de kracht van vrouwen in. Zo ontmoet de lezer in het eerste kortverhaal, ‘Hongerlijder’, een wilskrachtig tienermeisje dat zichzelf kan omtoveren tot een paling, simpelweg door te stoppen met eten. Het verhaal ‘Bloedritus’, dat wat verderop in de bundel staat, gaat dan weer over furieuze vrouwen die hun honger stillen door een bende cafégangers te verorberen.
Ook in haar debuutroman Onder het water spelen sterke vrouwen de hoofdrol. Het Oedipus-personage, dat op latere leeftijd op zoek gaat naar haar moeder, is in deze roman een vrouw die uit veiligheidsoverwegingen zichzelf voordoet als man. Bewonderenswaardige mannen zijn in Johnsons werk schaars te vinden. Slachtoffers en sukkels, daarentegen, zijn talrijk vertegenwoordigd.
Een nieuwe schrijversgeneratie
De veelbelovende Johnson behoort tot een nieuwe golf van Engelstalige horrorschrijfsters. Typerend voor deze generatie is de beangstigende sfeer die hun fictie oproept en de aanwezigheid van sterke vrouwelijke personages. Tot deze groep van jonge auteurs behoren onder meer Evie Wyld, die Zussen omschreef als een boek dat je eraan herinnert waarom je van lezen houdt. Naar eigen zeggen nam Johnson een voorbeeld aan de structuur van Wylds Overal vogelzang voor haar eigen boek Onder het water. Wylds roman is een duister verhaal over een vrouw die geconfronteerd wordt met toxische mannelijkheid in een bedreigende setting vol vogelgekrijs en verminkte schapen. In 2020 trakteerde Wyld haar lezers op Wij zijn de wolven, een even huiveringwekkend boek dat beschrijft hoe mannen de levensloop van drie verschillende vrouwen ingrijpend bepalen.
Tot de spilfiguren van deze nieuwe generatie behoren eveneens Sarah Hall, Karen Russel en Sophie Mackintosh. Die laatste bracht recentelijk Blue Ticket uit, een dystopische roman waarin aan de hand van een lotingssysteem bepaald wordt welke vrouwen zwanger mogen worden en wie kinderloos moet blijven. Het lot bepaalt dat Calla, de protagonist, tot die laatste groep behoort. Wanneer ze uiteindelijk toch in verwachting blijkt te zijn, slaat ze op de vlucht. De patriarchale maatschappij die in deze roman wordt afgebeeld, is maar half zo beangstigend als de vreemde veranderingen die Calla in haar lichaam begint waar te nemen. In Mackintosh’ boek Water Cure, gepubliceerd in 2018, beschrijft ze een wereld waarin drie zussen en hun moeder de gekste overlevingsstrategieën bedenken, uit angst voor vergiftiging veroorzaakt door lichamelijk contact met mannen. Margaret Atwood, die als geen ander een dystopische wereld weet te creëren, stak al snel de loftrompet over Mackintosh.

Met haar bijzondere vrouwelijke personages en haar kenmerkende sfeerschepping past Daisy Johnson perfect in het rijtje van jonge horrorauteurs zoals Wyld en Mackintosh. Dat ze het bovendien tot nog toe de jongste schrijfster is die het tot de shortlist van de Booker Prize for Fiction schopte, maakt haar misschien wel het boegbeeld van deze nieuwe schrijversgeneratie. Johnsons nieuwe roman Zussen bevestigt haar positie in het literaire landschap. Het boek bezorgt je nachtmerries waarvan je kan genieten. Het verhaal is intrigerend, frustrerend en onheilspellend donker. De ideale lectuur voor op een kille herfstavond – bij voorkeur te lezen bij kaarslicht, naast een uitgeholde pompoen.