Hofleverancier in woorden

Door Maarten Inghels , op Thu Aug 29 2024 08:43:00 GMT+0000

Auteur Maarten Inghels schrijft een literair portret van kroonprinses Elisabeth. De hofschrijver mag haar alles vragen, verzekert haar adviseur.

De voorbije jaren bracht ik een groot deel van mijn tijd door in aanwezigheid van kroonprinses Elisabeth van België, die naar verwachting de eerst regerende Koningin der Belgen wordt.

De koning heb ik in die jaren nooit gezien.

Haar moeder de koningin twee keer. Eenmaal bij onze eerste ontmoeting, bij wijze van kennismaking, en een tweede keer vluchtig in het voorbijgaan toen ik met haar dochter het bordes van het paleis afstapte in de richting van de achteraan in de tuin gelegen serres. Bij monde van haar adviseur had de koningin weliswaar te kennen gegeven dat ze had gehoopt op een uitgebreider samenzijn met mij, maar haar drukke agenda liet dat jammer genoeg niet toe. Ze was er zeker van dat ik het goed kon vinden met haar dochter.

Soms kon ik via de kranten volgen waar het koningspaar die dag was. De koning bracht dan bijvoorbeeld een bezoek aan een olieraffinaderij in de haven van Antwerpen, de koningin las de kleutertjes van De Vlindertuin in Evergem prentenboeken voor, terwijl ik met de kroonprinses koffie dronk in een pub in Oxford.

Dat ik de koningin bij mijn eerste bezoek al meteen zou ontmoeten had ik niet verwacht.

Dat ik de koningin bij mijn eerste bezoek al meteen zou ontmoeten had ik niet verwacht. Ze droeg een gestreept mantelpakje en kwam als een roofdier achter haar welp de kamer binnengeslopen. De prinses en haar moeder leken beiden opgetogen mij te zien. De prinses droeg een zwarte blouse met zacht opbollende mouwen, een antraciet-grijze kokerrok en lange kousen die uitmondden in suède poppenschoentjes. Haar blonde haren zaten nonchalant vastgeklemd in een speld. Ze keek me recht in de ogen, op een manier die deed vermoeden dat ze hierin getraind was.

In het half uur voor hun intrede had de koninklijk adviseur mijn taak nog eens omstandig uit de doeken gedaan. Ik kreeg de ongelooflijke eer een portret te schrijven van de kroonprinses van België. In de afgelopen twee weken was ik blijven denken dat zijn e-mail één grote grap was, een portie spam van de bovenste plank als was ik de enige erfgenaam van een Afrikaanse prins. Tot ik onder dit bladerdak van bladgoud zat. Ik wreef nerveus mijn vochtige handen droog aan mijn zwarte broek.

De adviseur vertelde dat in Nederland al langer de gewoonte bestond om bij de achttiende verjaardag van de troonopvolger een biografisch portret te laten opmaken door een schrijver. ‘Omdat de Rijksvoorlichtingsdienst van Nederland deze opdracht tot drie keer toe aan een schrijver heeft toevertrouwd,’ zo herhaalde de adviseur zijn e-mail, ‘durf ik te spreken van een traditie.’

Hella Haase schreef in 1955 een portret van Beatrix, dat ik ter voorbereiding uiteraard snel had gelezen.

Renate Rubinstein portretteerde in 1985 Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Willem-Alexander van Oranje. De schrijfster en de prins spraken elkaar naar verluidt gedurende tien dagen in Engeland, waarbij die laatste zich blijkbaar liet opmerken door zijn humoristische antwoorden. Wanneer Rubinstein de troonopvolger vroeg waarom hij in Engeland school liep, antwoordde hij: ‘Kijk, ik vond mezelf niet lastig. En mijn ouders vonden zichzelf niet lastig. Maar elkaar vonden we wel lastig.’

In 2021 bezocht cabaretière Claudia de Breij enkele keren kroonprinses Amalia om van hun kennismaking een dun en luchtig boekje te brouwen, waarvan ik vooral het bezoek aan de strandtent en de paardenmanege onthoud.

Eenmaal per jaar nodigt onze koning de beste banketbakkers, worstendraaiers en jaknikkers van het land uit op zijn domein voor een receptie en een toespraak.

Tot vandaag had België zo geen traditie.

Ja, eenmaal per jaar nodigt onze koning de beste banketbakkers, worstendraaiers en jaknikkers van het land uit op zijn domein voor een receptie en een toespraak. Zij mogen zich vanaf die dag gedurende een jaar ‘hofleverancier’ noemen. Het Koninklijk Paleis vroeg nu bij monde van zijn adviseur of ik hofleverancier in woorden wilde worden.

Het was mij volstrekt onduidelijk hoe de keuze op mijn persoon was gevallen. Van alle zinnenbakkers in de Nederlandse taal verdraaide ik heus niet het mooist mijn woorden. Was dit niet eerder een klusje voor Tom Lanoye, die Shakespeariaanse hofhoudingen naar het Vlaams vertaalde? Saskia De Coster misschien, van vrouw tot vrouw? Of beter nog: Bart Van Loo, die met zijn dikke pillen de poldergeest van het vaderland probeerde te vatten.

Misschien hadden mijn collega’s vriendelijk bedankt voor de eer en was ik de vierde in lijn die een mail ontving.

Vonden zij het budget te min?

De adviseur van het paleis had me geen inzage gegeven in de selectieprocedure. Ik was ongeveer tien jaar ouder dan de prinses. Hadden ze mij gekozen omdat ik nog net genoeg voeling had met haar leefwereld? Of omdat mijn laatste roman, Het mirakel van België, een soort verknipte biografie was, weliswaar van een crimineel? Of was het banaler, en dachten ze op basis van die romantitel dat ik een belgicist was?

Ik wist het niet.

Op 25 oktober 2019 was Elisabeth achttien geworden; vanaf dat moment werd zij ‘kroonrijp’ geacht, mocht koning Filip ons ontvallen. In de jaren daaropvolgend werd zij als een avocado besnuffeld, betast, van hand tot hand gerold, teneinde te weten of zij rijp genoeg was om aan te snijden. Het werd tijd dat zij haar gezicht aan het publiek toonde.

Na haar achttiende verjaardag werd Elisabeth als een avocado besnuffeld, betast, van hand tot hand gerold, teneinde te weten of zij rijp genoeg was om aan te snijden.

Het koningshuis van Nederland is naar mijn gevoel vele malen populairder dan dat van België. Ik vermoed dat de koninklijk adviseur mogelijkheden zag. Daarom werd aan mij gevraagd of ik de blanke pit van de troonopvolgster wilde ontbolsteren middels verschillende gesprekken en ontmoetingen die in onderling overleg waren af te stemmen. We kregen een rustige vergaderruimte in het paleis ter beschikking, maar we mochten ons evengoed in de stad wagen. In dat geval, had de adviseur me op het hart gedrukt, moest ik minstens een week vooraf een aanvraag bij zijn kabinet indienen opdat haar beveiligingsteam kon worden ingeschakeld.

Voor mijn eerste bezoek had ik zoveel mogelijk over haar opgezocht. Volgens de website van het Paleis speelde Elisabeth piano en volgde ze dansles. Net als haar broers en haar zus was ze sportief: tennissen, zwemmen, skiën en zeilen waren haar favoriete sporten. Meer kwam ik niet te weten. Volgens de website was het verboden om de koning persoonlijke vragen te stellen. Maar over de kroonprinses werd niets gezegd.

Ik mocht haar alles vragen, verzekerde de adviseur. De familie was zich ervan bewust dat de eenentwintigste eeuw een andere regie dicteerde dan de gesloten gordijnen van de twintigste eeuw, en men had daarvoor inspiratie gezocht bij onze noorderburen, die in omgang altijd al een stuk vrijer en amicaler waren in vergelijking met onze mosselachtige geslotenheid. Wij vinden onszelf dan wel bourgondischer dan de Nederlanders, maar als het om gevoelens gaat, klappen onze schelpen dicht.

De Nederlandse royals hadden zelfs een jonkvrouw die tiktokte.

De adviseur wees naar de muren van het Coburgsalon, waar ik in een met rood fluweel beklede fauteuil zat. Om ons heen verbeeldden talloze schilderijen de verschillende familieleden, waaronder een streng staatsieportret van Koning Leopold I in een ingewikkeld organogram gehangen naast Hertog Frans van Saksen-Coburg-Saalfeld en de ouders van Koningin Victoria van Engeland, voor zover ik het me juist kan herinneren. Op dit punt in het proces had ik nog geen notities durven maken.

‘Dit zijn de olieverfportretten van de voorbije twee eeuwen’, zei de adviseur. ‘U maakt in woorden een portret van de prinses voor de eenentwintigste eeuw.’

Ik beloofde mijn best te doen. Toen kwamen de kroonprinses en haar moeder de ruimte binnen.

Het is geheel en al toeval dat ik vandaag in de Maria-Henriëttalei in Antwerpen woon, vernoemd naar de tweede koningin van België, en mijn herinneringen aan de kroonprinses opschrijf tussen de verbouwingen door van mijn nieuwe appartement in de Koningin Elisabethlei, ooit nog derde koningin van België aan de zijde van Albert I. De gigantische rode beuk in onze nieuwe tuin, door de winterwind kaalgeschud, werd wellicht aangeplant tijdens de regeerperiode van Koning Leopold I, halfweg de negentiende eeuw.

Het jaar is bijna om en op mijn computerscherm houdt de koning zijn jaarlijkse toespraak, een toespraak ‘in bedekte termen’, zoals dat heet, over vluchtelingen, klimaatcrisis en wereldoorlogen, maar in vergelijking met al dat leed weegt zijn toespraak zo licht als een papieren zakdoekje. De koning is een houten wasknijper die het zakdoekje met zijn witte handen vastklemt. Daags nadien expliciteren de kranten welke verborgen boodschap er onder die bedekte termen verscholen zat, alsof de koning een gedicht voordroeg.

Wat is een koning anders dan iemand die op gezette tijden wordt gevraagd zijn medemens te adresseren?

Op sleutelmomenten haalt het koningshuis de televisiecamera’s erbij. Met Kerstmis en op zijn verjaardag en op de jaarlijkse militaire parade, als de koning zijn paardjes en tankwagens wil tellen en hij alle voorwerpen toont die hij om zich heen wist te verzamelen: een staf met gouden knop, een uniform met opgenaaide eretekens, een botte sabel. Een arsenaal aan straaljagers spuit de driekleur. Vanop de tribune kijkt hij uit op het enorme paleis met de wapperende vlag op het dak.

Op sleutelmomenten haalt het koningshuis de televisiecamera’s erbij. Met Kerstmis en op zijn verjaardag en op de jaarlijkse militaire parade, als de koning zijn paardjes en tankwagens wil tellen.

En terwijl ik naar zijn toespraak op de televisie zit te kijken, bedenk ik dat eenieder die nog maar een fractie gelooft in de gelijkheid van de mens het bestaan van het koningschap moet ontkennen. De aanspraak op macht vanwege een adellijke familiestamboom is een middeleeuwse praktijk. Zonder veel vragen of tegenkantingen is de koning erin geslaagd om het grootste gebouw van de hoofdstad te betrekken en een hofhouding om zich heen te verzamelen.

De nieuwe Dalai Lama wordt tussen jonge kinderen gezocht, herkend door de hogepriesters om zijn religieuze talent, en vervolgens onderworpen aan enkele testen om te verifiëren of hij werkelijk de geïncarneerde Lama is.

Het zou in deze tijd geen verrassing zijn om middels een wekenlang televisieprogramma een koning te kiezen tussen alle achttienjarigen in het jaar dat de oude sterft. So You Think You Can Be The King or Queen? Een avondvullende zaterdagavondshow met zang, sport, zwaardgevechten, wiskunde, een vlaggenspel, een landenquiz en een spreekvaardigheidswedstrijd. Nattehaartjestelevisie voor het ganse gezin. Een gillende jury die rode knoppen indrukt. Verbolgen afvallers, snikkende vaders.

Het zou toch van een minimum aan eerlijkheid getuigen dat men via een wedstrijd de allerbeste handjesschudder tot koning kroont. Maar de koninklijke familie beroept zich op de onzichtbare blauwe bloedlijn om het theater in stand te houden. Alleen met de juiste achternaam of een DNA-test kan je auditie doen om te mogen meespelen met haar leden.

So You Think You Can Be The King or Queen? Een avondvullende zaterdagavondshow met zang, sport, een vlaggenspel en een spreekvaardigheidswedstrijd.

Het koningshuis is een instituut met overgesubsidieerde overtuigingskracht. Het paleis maakt de medemens wijs dat de koning een secretaris nodig heeft om zijn gedachten op orde te brengen en een kamermeisje om zijn veters te strikken. Het koningschap is een van de weinige beroepen waarbij iemand het land rondreist om te kijken hoe andere mensen aan het werk zijn.

In het kielzog van de koning loopt een handvol journalisten die ijverig noteren hoe de koning een puddingfabriek bezoekt en zijn mouwen opstroopt om met zijn vinger in de pap te roeren, hoe de koning op zijn meest plechtstatige manier een school opent en enkele kinderen over hun bol aait en hoe de koning zijn rubberen laarzen aantrekt om een overstroming te bezoeken.

Doorgaans beperkt zijn bedrijvigheid zich echter tot werk achter de schermen. Hij wisselt woorden met andere koningen in stijve audiënties, hij giet zogenaamde hoogwaardigheidsbekleders vol exquise wijnen op avondvullende banketten, hij ontvangt elke maandag de eerste minister om de staat van het land te overlopen.

Hij heeft de pers nodig om zich af en toe aan het volk te laten zien.

En terwijl de koning zijn nieuwjaarswensen voorleest, zie ik op de familiefoto op de buffetkast achter hem zijn dochter met een gestolde glimlach. Zij is een actrice die haar rol niet te kiezen heeft, haar tekst ligt klaar. Op de een of andere manier verwacht ik dat zij op een dag gillend het theater uitloopt, op de vlucht voor haar voorbestemdheid.

Ik wilde bij de koninklijke familie rondhangen om te begrijpen wat haar bezielt en hoe ze de fictie in stand houdt. Heeft Elisabeth ideeën om haar rol anders in te vullen? Wat waren haar dromen? Met welke passies vulde zij haar dagen? Wat wenste zij te bereiken?

Dat moest ik de kroonprinses vragen nu zij de kamer binnenkwam.