'Iedereen dichter': Lost in quotation

Door Virginie Platteau, op Wed Jan 31 2018 23:00:00 GMT+0000

Is poëzie wereldvreemd, moeilijk en totaal nutteloos? Niet als je het dichter en bloemlezer Ivo van Strijtem vraagt. Volgens zijn zinderende ode aan de dichtkunst Iedereen dichter! redt de poëzie ons juist van de onverschilligheid. En van nog heel wat.

Aan de hand van honderden verzen uit de wereldliteratuur toont de bloemlezer van Iedereen dichter! hoe de schoonheid van poëzie een groeimiddel is dat de mens boven zichzelf laat uitstijgen. Hoe ze klaarheid schept in een wereld vol ruis, geluk brengt in tijden van wanhoop en oproept tot reflectie en zelfs tot gerichte actie.

Ivo van Strijtem – pseudoniem voor Ivo Evenepoel – is met dit boek niet aan zijn proefstuk toe. Samen met Koen Stassijns toonde hij zich al eerder een begenadigd bloemlezer. Zo brachten ze de mooiste gedichten van klassiekers als Goethe, Heine, Tagore en vele anderen samen in een mooie reeks 'De mooiste van...' bij Lannoo. Ook nu in Iedereen dichter! heeft Van Strijtem zijn ruime belezenheid en geestdrift voor de poëzie volledig kunnen botvieren. ‘Poëzie is een manier van leven’, luidt de ondertitel. Benieuwd hoe deze aanbeveling in de praktijk wordt omgezet.

Verwacht geen tegeltjeswijsheden om de schoonheid der kleine dingen in het dagelijks leven te zien.

Een zelfhulpboek of handleiding voor een nog beter leven is het boek alvast niet. Verwacht geen tegeltjeswijsheden om de schoonheid der kleine dingen in het dagelijks leven te zien. Als dat al de onderliggende boodschap is – en vaak is precies dàt de goed verwoorde essentie van tijdloze poëzie – dan wordt die niet gratuit gegeven, maar stevig onderbouwd. Niet met theoretische argumenten, amper met eigen ervaringen of filosofische bespiegelingen.

Van Strijtem legitimeert elke stelling door dichters zelf aan het woord te laten. De opdracht die het hele pleidooi vooraf gaat, bevestigt bijvoorbeeld het belang van ‘de juiste eenzaamheid’: Groter dan de behoefte aan gezelschap / is de behoefte aan de juiste eenzaamheid / de juiste rustplaatsen / in het hart en in de ziel. (Harry Martinson)

Drommen dichters

Maar wie dit leest, hoeft allerminst eenzaam te wezen, hij/zij wordt geen moment aan zijn lot overgelaten. Vanaf de eerste bladzijde introduceert Van Strijtem een bonte stoet auteurs en kunstenaars van wereldfaam. Onder hen heel wat Nobelprijswinnaars en andere coryfeeën uit de internationale canon, die met hun tijdloze uitspraken het belang van poëzie in alle facetten de nodige kracht moeten bijzetten. Veel risico neemt hij niet; wie hij aanhaalt heeft zijn waarde al genoegzaam bewezen.

Van Strijtem opent zijn betoog met een ode aan de schoonheid, in al haar (kunst)vormen. Hij bevraagt en bevestigt, opnieuw geruggesteund door talloze uitspraken van auteurs voor hem. Zo gaat hij uit van één gedicht, bijvoorbeeld van Wislawa Szymborska, dat hij ontleedt en waarvan hij alle referenties uit de doeken doet. Alle rechtstreekse intertekstuele verwijzingen èn alle eigen associaties die ze bij hem oproepen, worden vermeld. Zo kan één strofe van slechts een aantal lettergrepen aanleiding geven tot het citeren van vijftien auteurs, gaande van Seneca tot Coleridge, van Neruda tot Tagore en Jiménes, Alan Watts, Homerus en Lao Tse…

Het moet een waar titanenwerk geweest zijn om alle quotes, citaten en fragmenten bij elkaar te zoeken. Wellicht de vrucht van jarenlang verzamelen en inventariseren, van intensief en aandachtig poëzie lezen en interpreteren en bovendien de levens en beweegredenen van de respectieve auteurs te traceren en te documenteren.

Van Strijtem zet niet echt een persoonlijke koers uit, voegt weinig toe aan alle rijkdom die hij in stukjes en fragmenten aanreikt.

Maar wat zijn precies Van Strijtems eigen ideeën? Hij zet niet echt een persoonlijke koers uit, voegt weinig toe aan alle rijkdom die hij in stukjes en fragmenten aanreikt. Het opzet van dit werkstuk doet soms wat denken aan Willem Wilminks Schriftelijke Cursus Dichten, maar dan zonder de kenmerkende luchtige en concrete toon.

Soms gaat Van Strijtem zo ver in zijn gestrooi met woorden van anderen, dat het voor de lezer niet meer helder is welk punt hij precies probeert te maken. Elke bedenking wordt meteen gestaafd met een aforisme of een uit de context gehaald citaat. Het koor van geciteerde auteurs moet zijn beweringen kracht bij zetten, maar eigenlijk zijn al die beweringen zelf al gedaan, bij monde dus van die auteurs.

Er is alles in de wereld het is alles (Lucebert)

Dit allemaal samenbrengen is een mooi streefdoel, een engagement zelfs, zoals de titel al uitroept. Maar je kan je afvragen voor wie dit boek juist bedoeld is. Voor de occasionele poëzielezer komt het allemaal erg enthousiast en wervend over, maar tegelijk ook erg dens. Niet dat dit boek niet met grote vaart geschreven is. Het wordt nooit saai of vervelend, wat een knappe prestatie is voor een werk dat het van de opsomming moet hebben. Maar het geheel is nauwelijks te behappen.

Noem drie grote namen uit totaal uiteenlopende periodes en Van Strijtem weet ze verdienstelijk met elkaar te verbinden. De Holocaust, het spel, dictatuur, humor, erotiek, reizen, nachtegalen, de appel, het vluchtelingenvraagstuk: alles, echt alles komt aan bod. De ultieme bedoeling lijkt wel exhaustief te zijn, uitputtend. Helaas is dat ook het effect van dit betoog, in die andere zin van het woord.

Als een ongeleid projectiel wervelt Van Strijtem door de kunst- en literatuurgeschiedenis. Hij valt van de ene verbazing in de andere en neemt de lezer daarbij op sleeptouw. De ogenblikken van ver- en bewondering volgen elkaar in razend tempo op. In de beste momenten werkt dat aanstekelijk. Zijn ongebreidelde enthousiasme kan in het beste geval de vonken van zijn poëtisch vuur doen overslaan. Maar na een tijd raak je als lezer finaal de horizon kwijt: het einddoel waar deze wervelwind van associaties, hoe boeiend ook, op af moet stevenen. Geregeld moet de auteur ook zichzelf tot de orde roepen, om de draad van zijn razende relaas niet te verliezen.

De stroom aan informatie is zo rijk en visceus dat onderweg hier en daar pootjebaden haast onmogelijk wordt.

Het gevaar van de indigestie is bij Iedereen dichter! niet denkbeeldig. Dit zou een boek kunnen zijn om af en toe een passage uit te savoureren, om de vermelde referenties te gaan opzoeken, de voorgestelde dichters te gaan lezen. Helaas wordt dat nogal bemoeilijkt door het gebrekkige overzicht. De titels van de hoofdstukken mogen dan al intrigerend of welluidend zijn, zeer duidelijk zijn ze niet. De stroom aan informatie is zo rijk en visceus dat onderweg hier en daar pootjebaden haast onmogelijk wordt. Men duike mee en men zwemme in de kolkende stroom. Of men verzuipe.

Je kan wel zoeken met behulp van het uitgebreide personenregister op wat deze of gene illustere auteur over de poëzie gezegd heeft. Het namenregister is indrukwekkend, net als het notenapparaat met alle werken waaruit geciteerd wordt. Niets dan lof voor de belezenheid en grondigheid waarmee dit project is aangepakt. Maar het is van een tragische ironie dat juist het opdienen van zoveel moois, rijks en waardevols zonder heldere uitdieping van thema’s de individuele waarde van de aangehaalde stukken nivelleert. De Zweedse heilige Santa Lucia houdt verband met de sandinisten in Nicaragua en in één moeite door met Tosca van Puccini. Jose Saramago gaat willens nillens in dialoog met Richard Minne, Hans Andreus verwijst naar Bas Heijne en Jeanette Winterson… en zo zijn er talloze voorbeelden te geven.

Iedereen toch ontoereikend?

In het gegalm van al die stemmen is de echoënde stem van de auteur/bloemlezer nog amper te ontwaren. Er worden wel lijnen uitgezet, hier en daar weet Van Strijtem wel treffende bedenkingen aan te halen. Maar nergens neemt hij echt standpunt in, precies door zijn wijdlopigheid.

Al bij voorbaat verontschuldigt hij zich ook bij wie hij mogelijk toch kan veronachtzamen als hij een (meestal erg voorzichtige) uitspraak doet of bijvoorbeeld durft te klagen over de manier waarop vulgariserende publicaties gepercipieerd worden in het academische milieu. Om meteen verder te gaan over de aangename samenwerkingen die hij zelf al had met professoren of in academische middens. “Het is duidelijk dat hun brede kennis, hun continue studie en diepe inzicht in hun specialisatie iedereen kunnen helpen bij het opsporen en corrigeren van blunders en denkfouten, bij het invullen van lacunes of het bezorgen van uitstekende tips.” Dergelijke passages maken het geheel wat klef en lauw.

Van Strijtem doet uitgebreid zijn best om het cliché van poëzie als tijdverdrijf voor fijne luiden te bestrijden.

Van Strijtem doet uitgebreid zijn best om het cliché van poëzie als tijdverdrijf voor fijne luiden te bestrijden. Zijn boek is een langgerekte uitnodiging om iedereen dichter te brengen, nader tot elkaar en nader tot de poëzie. Iedereen dichter te maken ook, poëzie te leren proeven en te laten toetreden tot de kring van ‘fijne luiden’, die – zo blijkt – met talloos velen zijn. Want poëzie is niet elitair, je moet alleen kijken en willen zien.

Poëzie is een manier van leven. Dat kan wel blijken uit de fragmenten uit leven en werk van alle geciteerde dichters, maar wat zegt het voor ons? Hoezo, iedereen dichter? Komen we werkelijk dichter tot de poëzie met deze zeer ambitieuze, encyclopedische maar vlot geschreven verbinding van citaten en illustere figuren?

Ondanks zijn grote volume eindigt het boek toch nog abrupt, alsof Van Strijtem zich zuchtend gewonnen geeft en zich neerlegt bij de oneindigheid van zijn heroïsche opdracht: “Het uitzicht is vertroebeld. Ons geestesoog wordt verblind door tegenliggers, door de dwarsliggers van een humane wereld. Maar poëzie is een ruitenwisser bij uitstek. In alle tijden en overal. Poëzie is poëzie desondanks, ‘against your better judgement’. Dit boek zal nooit af zijn. Poëzie is nooit af.”

Nee, dat klopt. Maar was dat de bedoeling dan? Om William Wordsworth (eveneens uit Iedereen dichter!) te citeren: Poëzie is immers altijd een revolte tegen de ontoereikendheid van het woord.

Misschien brengt juist dat besef ons nog dichter.