In de winter sluimert het vuur
Door Joline Vermeulen, op Fri Feb 14 2025 08:01:00 GMT+0000De expo When Tomorrow Comes van de Zwitserse kunstenaar Nicolas Party maakt de bosbranden ten gevolge van klimaatverandering tastbaar, schrijft auteur en dramaturg Joline Vermeulen. Zich verdoven met een vals gevoel van veiligheid is geen optie meer.
Het is februari 2024 en ik heb net drie dagen doorgebracht in het Zwarte Woud rond Baden-Baden. De bossen hebben me net zo diep betoverd als ik had gedacht en dat doen ze nog steeds wanneer ik ze op de laatste ochtend inruil voor het Frieder Burda Museum. De expo When Tomorrow Comes van schilder, beeldhouwer en installatiekunstenaar Nicolas Party (1980) gutst als een landschap over de witte wanden. Bij het binnengaan doemt rechts van me een loofboom op die tot het plafond reikt. De boom lijkt in niets op de dreigende, met mos beklede beuken in het woud die me aan de gruwelijke sprookjes van Grimm hadden doen denken. Met zijn bladeren die zich als wolken om de stam wentelen is hij allesbehalve realistisch en toch lijkt het, zoals hij daar zonder kader voor me op de wand staat geschilderd, alsof hij zuurstof door de verflucht blaast. Ik kijk omhoog, dan opzij, en plots stokt mijn adem. De betovering houdt op. Ik ben nochtans niet meer dan een kwartslag gedraaid.

Schuin voor me verspreidt zich een bosbrand in de hoogte en in de verte. Net als de lange loofboom is het smeulende naaldbos reusachtig en rechtstreeks op de muur geschilderd. Ik beweeg me naar de brand toe maar blijf net zoals de andere toeschouwers op een veilige afstand staan. Het oudere koppel voor me doet me denken aan de twee figuren die bij mijn laatste bezoek aan LAB 111, een cultbioscoop en bar in Amsterdam, op tafel stonden. Geschilderd op de biervilthouder keken ze, zoals het koppel nu, hand in hand naar de ramp die zich voor hun ogen voltrok: de Twin Towers stortten in. Net als toen word ik ook nu door twijfel getroffen. Ik denk eerst dat het duo slachtoffer is, vervolgens dat ze schuldig of toch zeker medeplichtig zijn, en ten slotte vraag ik me af of dat onderscheid wel opgaat.
Oog in oog met Gaia
Bosbranden ontstaan nooit zomaar, en ze bestaan al zo lang als er bomen zijn. Ze waren er oorspronkelijk om kreupelhout uit te dunnen, waarna ze zonder grote schade weer uitdoofden. Die rol zijn ze voorgoed ontgroeid. Sinds de klimaatcrisis zijn bosbranden heviger, duren ze langer en zijn hun gevolgen verwoestend. Ook voor de mens worden ze een steeds grotere bedreiging. Volgens de Franse socioloog en wetenschapsfilosoof Bruno Latour (1947-2022) laten de gevolgen van het menselijke handelen zich steeds hardnekkiger voelen. We muteren naar een wereld die haar beperkingen niet langer kan ontkennen. Om aan te geven hoe alomvattend die mutatie is, verwijst Latour naar de crisis als het ‘Nieuwe Klimaatregime’.
Deze brand laat zich niet in een kader vangen. Hij is onafwendbaar.
In Oog in oog met Gaia: Acht lezingen over het Nieuwe Klimaatregime (2017) plaatst Latour de natuur tussen aanhalingstekens: ze is een hersenspinsel van de vijftiende-eeuwse schilderkunst. In die tijd werden we in het westen frontale toeschouwers van passieve kunstobjecten – vaak landschappen of stillevens. De traditie zette zich door, werd de standaard, en herdefinieerde onze relatie tot de niet-menselijke wereld. De ‘natuur’ werd het toneel van het doen en laten van de ‘mens’, en ze leek trouw aan haar functie.
Apocalyptische beeldvorming draait de rollen om die eeuwenlang als de standaard golden. De mens wordt het lijdend voorwerp van de brute klimaatverandering, en er is niets wat we kunnen doen. Zo paradoxaal en gemakzuchtig is het westerse denken. De ene dag zijn we heerser, de andere onderdaan, en in beide gevallen ontkennen we het bestaan van wat Latour onder ‘Gaia’ verstaat: de dichotomie tussen ‘mens’ en’ natuur’, die sinds de vijftiende eeuw ons denken en handelen stutte, is niet langer houdbaar. Ze smelten samen tot één wezen – Gaia – waarin menselijke activiteit en de niet-menselijke wereld onverwachte verbindingen aangaan.

Party’s Red Forest in Baden-Baden maakt Gaia tastbaar. Ging het om een bosbrand in een klein, ingelijst exemplaar in een galerij – die zijn er ook – dan had de kunstenaar ons het einde van de wereld voorgespiegeld. Dan hadden we de brand, zoals nieuws over ecologische en andere rampen op onze schermen, naast ons kunnen neerleggen. Maar deze brand laat zich niet in een kader vangen. Hij is onafwendbaar.
Stilte is als stikken
De weg is een grijze massa, weilanden lopen in fabrieken over, maar op de beuken in de verte stel ik scherp.
Het naaldbos dat Party in vlammen doet opgaan, is er niet zomaar een. Het ligt om het museum heen en ik heb er mijn vakantie doorgebracht. De dreiging is echt en nabij, en voor het eerst voel ik me niet gewoon gealarmeerd, maar ook geactiveerd. Volgens de Caraïbisch-Amerikaanse schrijver Audre Lorde is mijn gevoel menselijk. We komen pas in actie wanneer het gevaar ons echt bereikt. In The Transformation of Silence into Language and Action (1978) haalt ze de drie onzekere weken aan tussen twee doktersbezoeken. De kans op borstkanker was bij haar eerste bezoek op 75 procent geschat, en terwijl ze de dagen tot de diagnose aftelde, zag ze haar leven voorbijflitsen. Het was de verbeelding van haar nakende dood die haar aanstookte. Haar angst had haar al te lang geremd, en dit was haar laatste kans om zich over onrecht uit te spreken. Daar moesten haar lezers en luisteraars een voorbeeld aan nemen: ‘Your silence will not save you.’
Terwijl ik in de trein van Baden-Baden naar Brussel uit het raam staar, raast het landschap als een waas aan me voorbij. De weg is een grijze massa, weilanden lopen in fabrieken over, maar op de beuken in de verte stel ik scherp. Ik heb een voorliefde voor bomen, en hun stille aanwezigheid was altijd vanzelfsprekend. Ik had nooit bosbranden gezien of voelen naderen, en met de zomer ver achter me verdwenen de rampen van mijn radar. When Tomorrow Comes maakte een einde aan dat valse gevoel van veiligheid.
Een jaar na mijn bezoek aan het Frieder Burda Museum heeft de herfst de laatste bosbranden in Europa gedoofd. Toch word ik tot in februari de nasleep gewaar. De bomen die in kolen liggen, blazen een warme zuidenwind naar België, soms zo hard dat hij een onweer achter zich aan sleept. Ik ben geen meteoroloog maar ik voel het elke dag wanneer ik buiten ben. Het vuur is niet weg; in de winter sluimert het.

This article was published in the context of Come Together, a project funded by the European Union.