Is carnaval nog te redden?
Door Quinsy Gario, op Mon Nov 30 2020 23:00:00 GMT+0000Het volksfeest carnaval is een moment van uitgelaten zottigheid, maar tegelijk ook een vrijplaats voor dominante groepen om karikaturaal met het erfgoed en de lichamen van anderen om te gaan. Waar komt die neiging vandaan? En kan het ook anders?
Over een paar maanden is het weer carnavalstijd en de vraag is of we het in de Lage Landen zullen kunnen vieren. Vorig jaar was het nog een van de initiële brandhaarden van het coronavirus. Terwijl de zorg in Wuhan en Bergamo bezweek, met vele doden tot gevolg, besloten mensen die net van skivakanties in Noord-Italië terugkwamen mee te doen aan carnaval in Noord-Brabant. Ze konden niet zonder het jaarlijkse evenement: de gezelligheid van dicht op elkaar gepakte mensen, het bier, de carnavalsliederen die makkelijk mee te blèren zijn en de protserige kostuums.
De keuze om menigtes op te zoeken, nadat je net een hotspot hebt bezocht, zou nu veel vragen oproepen. Toen werd het in eerste instantie nogal weggewuifd, politieke leiders in Nederland spoorden mensen zelfs aan om te komen feesten.
Er volgde een uitbraak in Noord-Brabant waar in de rest van Nederland in de eerste paar dagen niet echt naar omgekeken werd. Het gebeurde onder de rivieren en dus leek het in een ander land plaats te vinden, althans volgens de mensen aan de knoppen van nieuwsgaring en publieke opinie. Er verscheen in Nederland zelfs een racistisch carnavalsnummer dat de uitbraak van het virus in Nederland koppelde aan het bezoeken van Chinese restaurants, in plaats van het houden van skivakanties in de Dolomieten. Humor noemt men dat dan.
Carnavalsliederen waren de afgelopen jaren in Nederland wel vaker in het nieuws en dan niet, zoals ik gewend ben uit het Caribisch gebied, omdat ze de dominante groep op de hak nemen, maar omdat ze verschillende groepen en personen racistisch bejegenen. Zo werd Sylvana Simons ooit verzocht om Nederland te verlaten omwille van haar kritiek op de stand van zaken in het land. Een lynchvideo volgde. In elk geval, carnaval lijkt steeds meer een dekmantel voor racisme te worden, terwijl het net ook een moment van bevrijding van dat racisme zou kunnen zijn.
Het Antilliaanse carnaval
Dat carnaval een feest van de bevrijding kan zijn, demonstreert het Antilliaanse carnaval. Carnaval beleven in Noord-Brabant is immers anders dan op het eiland St. Maarten, waar ik opgegroeid ben. Het feest begon zich daar lokaal te ontwikkelen op het moment dat de tot slaaf gemaakten, de bevrijde mensen en inheemse volkeren het nadrukkelijk uit de context van de salons van de Europese kolonisten haalden. Waar het op de eilanden aanvankelijk een exclusief feestje was met maskers voor de witte elite, werd het door hen nagebootst en aangevuld met lokale rituelen, reflecties en Afrikaanse ritmes, aanpassingen die telkens door de plantagehouders werden verboden. Pas na de antikoloniale opstand van 30 mei 1969 was carnaval op Curaçao officieel toegestaan. Inmiddels is het een niet weg te denken onderdeel van de regio. Als kind naar het toentertijd provisorisch gebouwde Carnaval Village gaan, op de Pondfill in Philipsburg op Sint-Maarten, was alleszins meer dan een uitje met mijn familie. Het was een manier om een gemeenschap te zien die haar verscheidenheid vierde.
Wat weinig mensen echter weten of herinneren is dat in 1982 het eerste Antilliaanse carnaval in Nederland werd georganiseerd. Door de oliecrisis waren de prijzen voor vliegtickets naar de door Nederland gekoloniseerde en bezette eilanden exorbitant duur geworden en dus besloot de Antilliaanse gemeenschap in heel Nederland een eigen versie te organiseren. Van Den Helder tot Tilburg kwamen er in 1982 groepen naar het Antilliaanse carnaval in het centraal gelegen Utrecht. Naast de ligging was ook het organisatietalent van Kibra Hacha een reden om het evenement in Utrecht te laten plaatsvinden.
Kibra Hacha, vernoemd naar een Caribische boom die maar een keer per jaar in bloei staat, is een vereniging met leden die omwille van uiteenlopende redenen uit Curaçao, Aruba, Bonaire, St. Maarten, St. Eustatius en Saba naar Nederland waren gekomen. De vereniging organiseerde evenementen om de eigen cultuur in verre oorden in leven te houden. Toen ik in 2002 in Utrecht ging studeren, nam ik deel aan hun kennismakingsweek in een buitenwijk genaamd Zuilen. Het verenigingshuis van Kibra Hacha was toen al uit de binnenstad verdreven door de stijgende huurprijzen. Inmiddels zijn ze ook die locatie verloren en sinds 2011 ligt hun Facebookpagina stil.
Ook hun rol bij de oprichting en organisatie van een Caribische versie van carnaval in Nederland is min of meer gewist uit de geschiedenis van de stad Utrecht. In 1984, na twee opeenvolgende edities, verhuisde men het carnaval naar Rotterdam en doopte het om tot Zomercarnaval. Het werd onderdeel van de citymarketing en identiteit van Rotterdam en de activistische oorsprong verdween naar de achtergrond.
Vijandigheid en diefstal
De rol die migrantengemeenschappen kunnen spelen in publieke evenementen is exemplarisch voor de ontwikkeling van een samenleving. Het demonstreert hoe de dominante gemeenschap denkt over wie in deze gemeenschap thuishoort en hoe zij hun plek verwerven. In 2010 werd het carnaval van Aalst op de UNESCO-werelderfgoedlijst geplaatst. Tien jaar later, in februari 2020, werd het er weer af gehaald na de weigering om racistische en antisemitische stereotypen te weren uit de parade. Maar er zijn ook minder extreme voorbeelden van het botvieren van macht en dominantie in folkloristische feesten en optochten.
Zo vond in 2013 opnieuw de Ommegang in Mechelen plaats, de parade die elke vijfentwintig jaar georganiseerd wordt. Dat jaar zou ze een verandering doormaken, de organisatoren hadden namelijk besloten om naast de witte personages in kledij uit de achttiende en negentiende eeuw, ook nieuwe personages toe te voegen aan de parade van de reuzen. Voortaan
Als kind naar het Carnaval Village op Sint-Maarten gaan was een manier om een gemeenschap te zien die haar verscheidenheid vierde.
zou er ook een Afrikaans personage, een Aziatisch personage en een Arabisch personage te zien zijn. De Ommegang vond op hetzelfde moment plaats als Contour, de Biënnale van Mechelen. Een van de deelnemers aan de Biënnale was de Zweedse kunstenaar Petra Bauer, bekend van het werk Read The Masks. Tradition Is Not Given omtrent Zwarte Piet als blackfacepraktijk, dat ze maakte met kunstenaar en schrijver Annette Kraus. Toen ze over de Ommegang hoorde, besloot ze om het creatieproces van deze nieuwe personages te volgen.
Ze zette onder andere een reeks interviews op met de betrokken ontwerpers, kledingmakers, leden van de klankbordgroep en de directeur van de organisatie. De transcripties van deze gesprekken stuurde ze naar een aantal mensen, waaronder mijzelf, met de vraag hier schriftelijk op te reflecteren. De uiteindelijke boekpublicatie Choreography for the Giants zou uit Bauers interviews en correspondentie bestaan, aangevuld met kritische commentaren door gastbijdragers. Wel, ik hield er na een derde van het transcript mee op. Dat de organisatoren van een eeuwenoud publiek evenement de intentie hadden eindelijk raciale diversiteit te tonen is weliswaar lovenswaardig. Maar de stereotiepe gedachten die werden geuit tijdens de ontwikkeling van de beeldvorming van deze personages, waren naast naïef ook gewelddadig. Ik raakte uitgeput door het ongegeneerd tentoongespreide exces van witte vijandigheid en gaf er de brui aan.
Op het eerste gezicht lovenswaardig is ook de poging om de koloniale schade tegen inheemse volkeren te herstellen, maar enkel wanneer het op de juiste manier gebeurt. Zo presenteerde de choreograaf Ezster Salamon in 2017 bij Wiels tijdens Kunstenfestivaldesarts de dansvoorstelling Monument 6 – Landing a Ritual of Empathy, die ze omschreef als een heropvoering van een verloren dans van de uitgeroeide Mapuche. En dat klopt helemaal niet. Moira Ivana Millan van The Movement of Indigenous Women for Buen Vivir noemt het in een in februari 2020 gepubliceerde brief dan ook een walgelijk werk. Daarnaast wordt choreograaf Salamon, naar mijn mening terecht, een neo-pirate genoemd. De Mapuche bestaan nog en de choreograaf wist van de dans af omdat die zonder toestemming heimelijk was opgenomen. Het heropvoeren van de dans, maar dan ontdaan van zijn spirituele betekenis, is een actieve deelname aan de eeuwenlange koloniale poging om de Mapuche uit te roeien en hun kennis te onttrekken van hun lokale context.

Koloniale taferelen
Carnaval wordt in de Lage Landen en elders in Europa aangegrepen om onverschillig met andermans culturen om te gaan. En ik weet zelfs niet of ik het nog onverschillig kan noemen: onverschilligheid suggereert immers dat er niet te lang over nagedacht wordt, terwijl er bij de gemaakte keuzes eigenlijk uit een diep reservoir van ideeën over de ander geput wordt. Het cultureel archief wordt aangesproken en verankerd, zoals ook beschreven door Gloria Wekker in haar boek Witte Onschuld. Naast de mensen die zich verkleden als fantasiefiguren of beroepen uitbeelden, zijn er die de ruimte nemen om zich de klederdracht, huidskleur of attributen voor spirituele ceremonies van culturen van over de hele wereld toe te eigenen. Er lijkt een onverzadigbare drang vanuit wit Europa om dominantie uit te oefenen over gemeenschappen die ze niet als de hare beschouwt.
Het is cruciaal dat er meer inzicht in dit soort praktijken ontstaat. Carnaval zou de plek kunnen zijn die dit soort diefstal net onder de aandacht brengt, zodat de betrokken personen en organisaties bij zichzelf te rade gaan over hun deelname aan culturele appropriatie. Het publieke evenement kan een revolutionaire ruimte zijn waarin dominantie wordt afgewezen en misstanden aangekaart. Nu is het jammer genoeg nog al te vaak een plek die ‘de ander’ karikaturaal te kijk zet. Het zijn net deze vastgeroeste koloniale patronen die inheemse, Caribische, Afrikaanse en Aziatische groepen door middel van publieke manifestaties en parades proberen te doorbreken. Het zijn momenten waarop ze zichzelf definiëren en die in het verleden vaak verboden werden. Ook vandaag nog liggen deze manifestaties vaak gevoelig, zo wordt bijvoorbeeld de Pride-parade op meerdere plaatsen ter wereld gewelddadig de kop ingedrukt.
Carnaval kan een revolutionaire ruimte zijn waarin dominantie wordt afgewezen en misstanden aangekaart.
De presentatie van de ander als blijk van onze eigen ontwikkeling is niets nieuws. In 1958 streek de Wereldexpo in Brussel neer met de bedoeling de wederopbouw en rijkdom van Europa tentoon te stellen. Ze vond plaats een jaar na de onafhankelijkheid van Ghana, het eerste Afrikaanse land dat haar vrijheid had bevochten, en honderdvijfenveertig jaar na de onafhankelijkheid van Haïti, waar de tot slaaf gemaakten voor het eerst succesvol hun eigen natie bevrijdden. Het was een uitermate koloniale vertoning. De expo stelde Europa voor als een geavanceerd continent, dat technologisch vooruit liep op de koloniale gebieden. Die werden buiten de menselijke geschiedenis geplaatst door middel van racistische en karikaturale weergaves in onder andere menselijke dierentuinen. Mensen werden tentoongesteld in levende kijkdozen, als het ware bevroren in een moment dat Europa zogezegd al lang achter zich had gelaten. De racistische koloniale taferelen benadrukten de rijkdom en macht van wit Europa, zonder de kanttekening te maken dat de erbarmelijke situatie in de gekoloniseerde gebieden net het gevolg was van Europees geweld en diefstal.
Nu koloniale tentoonstellingen uitsterven stijgt de drang naar de publieke representatie van de machteloze levende ander. Het is geen toeval dat een van de eerste grote evenementen in het AfricaMuseum in Tervuren na de heropening in 2018 turbulent verliep. Zonder schaamte kwamen witte mensen met hun gezicht zwart geschminkt in kledij gemaakt van Vlisco-stof naar het Afrohouse-feest van Thé Dansant. Het museum en de organisatie gingen door het stof nadat zelfs CNN er een bericht aan wijdde. Dit was geen geïsoleerd voorval. Terwijl musea als het AfricaMuseum zichzelf de onmogelijke taak hebben gegeven om te dekoloniseren, is er een whitelash gaande tegen de ontmanteling van dergelijke koloniale opstellingen. Ook de huidige ontwikkeling van carnaval, als een moment en plek waar de ander veelvuldig racistisch en karikaturaal wordt belichaamd, is onlosmakelijk verbonden met het verwijderen van koloniale beeldvorming uit musea en de publieke ruimte. Het is een defensieve reactie van witte mensen op de ontmanteling van racistische systemen.
Een moment van bevrijding
Wanneer we handelingen vaak genoeg herhalen, worden ze rituelen waar we gemeenschappelijke betekenissen aan toeschrijven en persoonlijke betekenis uit halen. Oude koloniale machtsdynamieken worden door herhaling verankerd in onze huidige tijd. Groepen die met geweld dominantie hebben afgedwongen tonen dat zij de macht hebben opgebouwd om karikaturaal met het erfgoed en de lichamen van anderen om te gaan. Deze dominantie is een exces dat bewust en onbewust gevierd wordt.
Carnaval in Europa moet dat idee van verzet tegen aangemeten rollen, gedragingen die vanuit dominantie opgelegd worden, opnieuw opnemen.
Afkomstig uit het Caribisch gebied, gekoloniseerd door vertegenwoordigers van de Republiek van Zeven Provinciën, behoor ik tot de Europese, Nederlandse en Belgische gemeenschap, maar ook weer niet. Ik ben een exces van de bezetting en uitbuiting van dat gebied. Van het ontmenselijken van mensen door hen tot slaaf te maken en hen met geweld te dwingen om grondstoffen te delven en gewassen te verbouwen. Ondanks dit alles te blijven leven, is een afwijzing van je opgelegde lot. Carnaval in het Caribisch gebied is vanuit deze drang geboren, om de door de bezetters bedachte rollen te overschrijden. Onze gebruiken en rituelen werden expliciet getypeerd als het tegenovergestelde van normaal, respectabel en fatsoenlijk gedrag. De door middel van geweld, religie en beleid opgedrongen rollen, die je overal terugziet in de samenleving, konden tijdens carnaval even afgeschud worden. Juist door het zoeken naar de ruimte binnen en buiten het systeem kon carnaval een belangrijk moment van bevrijding worden van koloniale witte dominatie. Het vindt plaats binnen de katholieke kaders van carnaval maar is aangevuld met een mix aan invloeden en referenties.
Carnaval in Europa moet dat idee van verzet tegen aangemeten rollen, gedragingen die vanuit dominantie opgelegd worden, opnieuw opnemen. Nu wordt het feest simpelweg ervaren als een moment waarin alles mag en alles kan. De vraag die daarbij altijd gesteld moet worden is: ten koste van wie? De religieus ingegeven dimensie van introspectie is voor het merendeel van de carnavalisten uitgehold geraakt of verdwenen.
Daarnaast wordt het moment ook niet langer ingezet om de verscheidenheid in de gemeenschap te etaleren en koesteren. Er zijn in de Lage Landen talloze voorbeelden van dergelijke momenten waarop verschil niet gevierd wordt maar gestigmatiseerd en verdacht gemaakt. Personen in een cultureel, sociaal of politiek dominante positie schoppen omlaag in een poging terug te keren in de tijd naar een situatie waarin de dominante groep nog culturele overmacht had. Zoals de geschiedenis van carnaval laat zien, is het de perfecte plek om juist deze dominante groepen van repliek te dienen. Willen we het feest niet verloren zien gaan aan het coronavirus, aan reactionairen of racisten, kunnen wij er maar beter alles aan doen om het te redden.