JIJ hebt net op MIJN gezicht geklikt!
Door Jasper Van Loy, op Mon Nov 28 2022 23:00:00 GMT+0000Dave Chappelle werd ooit geprezen om hoe hij grenzen overschreed, vandaag is het de reden dat mensen hem van Netflix willen. Zijn generatiegenoot Ricky Gervais staat met handen en voeten uit te leggen wat ironie is. Ondertussen vragen nieuwere comedians als Bo Burnham en Hannah Gadsby zich af wat er eigenlijk nog te lachen valt. Er is iets fundamenteels veranderd in de stand-upcomedy. En ja, die verandering gaat verder dan ‘je mag niks meer zeggen’.
Er zijn veel mensen die vinden dat Dave Chappelle de grootste Amerikaanse comedian van zijn generatie is. Vanuit zijn standpunt als zwarte man fileert hij de maatschappij als geen ander. Dat deed hij in het baanbrekende sketchprogramma Chappelle’s Show (2003-2006) en in Netflix-specials als Sticks & Stones (2019) en The Closer (2021).
Er zijn ook veel mensen die vinden dat Dave Chappelle zijn tijd heeft gehad. Vanuit zijn standpunt als oude man voelt hij niet meer aan wat er in de maatschappij aan de hand is. Zijn drang om te willen choqueren zou oubollig zijn en zijn grappen over trans personen zijn gevaarlijk voor hen, met name in Netflix-specials als Sticks & Stones en The Closer.
Niemand weet uit hoeveel mensen elke groep bestaat, omdat verbolgen tweets tellen geen statistiek is en Netflix nooit exacte kijkcijfers vrijgeeft, maar het is duidelijk dat Chappelle de comedywereld verdeelt.
Wat voor hem opgaat, geldt ook voor andere comedians van zijn generatie. Ricky Gervais’ laatste special Supernature (2022) werd volgens Netflix in één week tijd door bijna een vijfde van alle Britse abonnees bekeken, maar recensenten braken de show af tot op de grond. Volgens de Britse krant The Independent is het zijn ‘luiste show ooit’. Hans Teeuwen, jarenlang geprezen om zijn nietsontziende cabaret, kreeg voor zijn recente voorstelling Nou lekker dan (2022) een weifelende recensie in De Standaard: ‘Wat vroeger provoceren heette, met veel schuttingtaal en beledigingen, wordt nu algauw toxische mannelijkheid genoemd. Je voelt dat Teeuwen zich inhoudt en beseft dat we in een andere tijd leven. Maar als artiest heeft hij daar nog geen antwoord op.’
Toen ik naar Supernature keek, viel me op dat Gervais zijn vak opvallend uitvoerig uitlegt. In het begin van de special vertelt hij wat hij dacht dat stand-up was: ‘Gewoon een gast die grappen vertelt.’ Zodra het woord gast valt, onderbreekt hij zichzelf: ‘Seksist. En wat met alle grappige vrouwelijke comedians? Zoals…’ Hij denkt nét iets te lang na, krijgt de lach waarop hij aast en corrigeert zichzelf dan weer: ‘Nee nee nee, daar doe ik niet aan. Dit is ironie, gaat nog vaker langskomen.’ Alex Agnew, een generatiegenoot van Gervais, vroeg zich onlangs in De Morgen nog af of hij nu ook al zijn grappen op die manier moest verduidelijken.
In dat licht is What’s in a Name (2022), de laatste video van Chappelle op Netflix, interessant. Het is geen comedyshow, maar een lezing die de Amerikaan gaf aan de Duke Ellington School of Arts, waar hij zijn acteeropleiding genoot. De school wilde een theaterzaal vernoemen naar zijn bekende alumnus, maar kreeg kritiek op die beslissing na het verschijnen van The Closer. Het schoolbestuur wilde niet wijken en uiteindelijk besliste Chappelle zelf om zijn eigen naam van het auditorium te halen en een alternatief aan te reiken: Theater for Artistic Freedom and Expression. Noem What’s in a Name gerust de poëtica van Dave Chappelle, de samenvatting van waar hij als kunstenaar voor staat.
Tot op de lettergreep
De comedian begint aan zijn speech met een verhaal over zijn kindertijd, over hoe hij bij de kapper het mikpunt van alle grappen was, tot hij liet zien dat hij elke grap over elke vaste klant had onthouden en zich zo een plek in de groep knokte. Voor Chappelle is humor met andere woorden een grote gelijkmaker: als hij met je mag lachen, dan hoor je erbij. Toen hij Bill Cosby in Time zag staan – toen nog onbesproken –, dacht hij: dat kan ik ook. Elke week trok hij naar een comedyclub in New York, gewoon om te kijken. Een oude rot in het vak – Chappelle noemt geen naam, misschien voert hij gewoon een niet-bestaande comedian op om zijn punt te maken – vertrouwde hem daar toe: ‘If you wanna be a good comedian, you should know how to act.’ Weinig mensen zien comedians als acteurs en dat heeft te maken met de oorsprong van het genre.
Stand-up ontstond net toen komieken als Frank Fay (1891-1961) zich gingen losmaken van typetjes en geschreven sketches. Hij ontdeed zich voor het oog van alle theatrale truken, maar achter de schermen moest hij nog steeds schaven aan zijn materiaal. De Engelstalige Wikipedia – niet de elegantste bron, maar ik vind de omschrijving zo mooi – beschrijft de werkwijze van Fay als ‘telling jokes and stories in a carefully planned "off the cuff" manner’. Het vraagt wel wat voorbereiding om je verhalen te vertellen alsof je ze ter plekke staat te verzinnen.
Dat is het duidelijkst op de plek waar stand-up is geboren en waar ze thuishoort: in een zaal. Die is donker, de spot staat op de comedian en op niemand anders. Het publiek heeft een kaartje gekocht, staat open voor wat de comedian wil vertellen en weet in het beste geval wat het kan verwachten. Met andere woorden: de komiek is de baas, hoe schokkend, beledigend of pijnlijk zijn grappen ook zijn. Dat is voor velen ook de kracht van comedy. Chappelle verwijst zelfs expliciet naar dat aspect van zijn vak in het motto van What’s in a Name, een citaat van Duke Ellington: ‘Art is dangerous. It is one of the attractions: when it ceases to be dangerous you don't want it.’
De comedian ventileert, stelt ter discussie, zet zaken tegenover elkaar in nieuwe verbanden en zegt zo dingen waar zijn toeschouwers op zichzelf nooit aan zouden denken of die ze zelf niet durven te uiten. Dat is niet zonder risico voor hem. Het kan dat het publiek niet lacht of de komiek zelfs uitjouwt. Iets terugzeggen doe je als toeschouwer eigenlijk niet: in comedyjargon heet dat hecklen en voor de komiek is het een kunst om de stoorzender daarna extra hard aan te pakken met een paar stevige grappen. Voor wie daar een demonstratie van wil zien: googel Jimmy Carr.
Art is dangerous, maar de vraag is voor wie. Het internet trekt comedy niet alleen uit zijn context, maar ook in de echte wereld.
Met de opkomst van televisie in de jaren 1950 en 1960 veranderde de context waarin comedy werd gemaakt. Jonge komieken droomden van en kregen plots een eigen talkshow (Jon Stewart) of tv-reeks (Jerry Seinfeld), van anderen werden hele shows live gecapteerd voor de tv. Ze kregen zo een groter publiek en dito impact. Wie wil weten waar stand-up in de jaren 1970 en 1980 voor stond, moet gewoon op Netflix naar ‘Richard Pryor: Live in Concert’ kijken: comedians traden op voor stampvolle zalen met de allure van rocksterren, met wie ze bovendien gemeen hadden dat ze de tegencultuur voorstonden.
Vandaag is Netflix, en bij uitbreiding het internet, voor veel mensen de belangrijkste bron van comedy. Iemand als Chappelle heeft daar baat bij: zonder Netflix zou Sticks & Stones enkel in de VS te zien zijn en zou Dave Chappelle in Europa niet de zalen vullen die hij vandaag vult. YouTube geeft je de mogelijkheid om in één avond tien nieuwe comedians te leren kennen door van elk een fragment of routine te bekijken. Zo ben ik ook van comedy gaan houden, door uren naar Alex Agnew op YouTube te kijken.
Maar wat je op YouTube mist, is context, niet alleen die van de theaterzaal, maar ook die van een voorstelling als geheel. Comedians die hun werk op Netflix hebben staan, zitten met hetzelfde probleem. Bij een grote nieuwe special op het streamingplatform is de routine als volgt: de show komt uit, alle grote popcultuursites in de VS transcriberen de tien beste – in veel gevallen: hardste – grappen en als de komiek dan wel de controverse groot genoeg is, waait de hetze over naar de Belgische krantensites.
Wat je bij comedyfragmenten op YouTube mist, is context, niet alleen die van de theaterzaal, maar ook die van een voorstelling als geheel.
Chappelle heeft het daar lastig mee. ‘YOU’ve clicked on MY face!’, veegt hij de kritiek van tafel in Sticks & Stones, als in: jij bent hier, in de zaal of in je eigen zetel, dus je weet wat voor humor ik maak en dus mag ik hier zeggen wat ik wil. De ‘netflixisering’ van de comedy doet hem ook geen goed. Als hij in Sticks & Stones naar de lgbt-gemeenschap verwijst als ‘de alfabetmensen’, dan zou je ervan kunnen uitgaan dat hij de problemen van trans personen op zijn minst niet serieus neemt. Waar veel minder aandacht naar gaat, is het verhaal waarmee hij The Closer afsluit over Daphne Dornan, een trans comedian die hij zijn vriendin noemt. Zij nam het voor hem op na Sticks & Stones en benam zichzelf zes dagen nadat die special verscheen van het leven. Chappelle schetst Dornan als iemand die niet meer vroeg dan ‘te geloven’ dat zij als trans vrouw ‘een menselijke ervaring doormaakt’. Op het einde richt Chappelle zich tot de dochter van Dornan: ‘Ik heb je vader gekend, en hij was een geweldige vrouw.’
De grappen passen in een vergelijking die Chappelle graag maakt, die tussen de zwarten in Amerika en de lgbt-gemeenschap. De komiek is de achterkleinzoon van een tot slaaf gemaakte en blijft er zich show na show over opwinden dat queers in enkele jaren gedaan hebben gekregen waar zwarten al eeuwen voor strijden. ‘Bruce Jenner veranderde gemakkelijker van gender dan Cassius Clay van naam’, is een van zijn bekendste citaten. Wat je daar ook van vindt, het is belangrijk om ook dat standpunt mee te nemen als je het over Chappelle hebt. Dat gebeurt nu amper.
Schild & Vrienden
Toch mist de Amerikaan een cruciaal punt. Om het met zijn geliefde quote van Duke Ellington te zeggen: art is dangerous, maar de vraag is voor wie. Het internet trekt comedy niet alleen uit zijn context, maar ook in de echte wereld, waar mensen die zich benadeeld voelen nog nooit zo gemakkelijk hebben kunnen reageren en waar dat het duidelijk wordt wat het effect is van die grap op de ruimte buiten de theaterzaal. Zo betoogde Terra Field, trans persoon en op dat moment werknemer van Netflix, dat de specials van Chappelle van het internet moesten worden gehaald. Niet omdat ze zich aangevallen voelde, maar omdat ze vindt dat de grappen in The Closer trans personen in gevaar brengen, onder meer omdat Chappelle zich TERF noemt (trans-exclusionary radical feminist) en dus vindt dat trans vrouwen zich niet onder de ‘echte’ vrouwen mogen rekenen.
Nu ze het hele kijkende internet voor zich hebben, wordt het moeilijker voor comedians om vol te houden dat ze met hun microfoon in de hand de enige baas zijn in de zaal.
‘Dit is geen discussie met twee kanten’, schrijft Field. ‘Het gaat tussen trans mensen die willen leven en mensen die niet willen dat we leven.’ Je kan dan terugkaatsen dat Chappelle vanzelfsprekend niemand dood wil, maar dan is er de getuigenis van Fields ex-collega Jaclyn Moore, ook trans. Zij schreef op Twitter hoe ze ooit tegen muren werd gegooid door mensen die haar verweten ‘geen echte’ vrouw te zijn.
Dat Chappelle zijn uitspraken op een podium deed, in de samenhang van ruim een uur comedy, lijkt steeds minder mensen uit te maken. Zijn show staat op het internet en onder meer dankzij het internet is de grens tussen grap en ernst de afgelopen jaren flou geworden. Letterlijk alles – een kwade kleuter, een filmstill, een foto uit de Tweede Wereldoorlog – kan uit zijn verband worden getrokken en als meme op het internet worden gezet. Het zegt genoeg dat Dries Van Langenhove de spotprenten op de fora van Schild & Vrienden vergeleek met de grappen van Alex Agnew over joden. Dat de comedian niet met wapens poseert en online niet fantaseert over genocide, zijn maar twee van de verschillen.
Wat Van Langenhove wel gemeen heeft met veel comedians, is het vermogen om uit te pakken met sterke oneliners, die complexe vraagstukken soms simpel laten lijken. Dertig grijzige opiniestukken van de anti-abortusbeweging zullen nooit blijven hangen zoals George Carlin die sneert: ‘Conservatives want live babies so they can train them to be dead soldiers.’ Wie zich zo eenvoudig, helder en toch krachtig kan uitdrukken, heeft een sterk wapen op zak en al helemaal in tijden die veel mensen ervaren als verwarrend. Is het echt toeval dat komieken als de Fransman Dieudonné en de Italiaan Beppe Grillo scoorden in de politiek, dat John Olivers analyse van de actualiteit meer wordt vertrouwd dan die van veel traditionele journalisten en dat populisten als Donald Trump en Boris Johnson zich uitputten in grappige oneliners?
Mijn vrees als comedyfan is niet dat er niks meer mag worden gezegd, maar dat er niets meer zal worden begrepen.
Nu ze niet langer meer een zaal, maar het hele kijkende internet voor zich hebben, wordt het moeilijker voor comedians om vol te houden dat ze met hun microfoon in de hand de enige baas zijn in de zaal. Dat besef heeft de laatste jaren geleid tot een aantal gehypete voorstellingen van comedians die actief reflecteren op hun vak en op de wereld waarin ze zich begeven. Hannah Gadsby is daar een goed voorbeeld van. In haar successpecial Nanette (2018) overweegt ze om te stoppen met comedy. De zelfspot die ze zich als lesbische comedian zo eigen heeft gemaakt, past haar gewoon niet meer: ‘Weet je wat zelfspot betekent als het van iemand komt die zich toch al in de marges van de samenleving bevindt? Dan is het zelfvernedering.’ In comedy is geen ruimte voor de context, zegt ze, want een grap bestaat maar uit twee delen (de set-up en de punchline), terwijl een verhaal altijd driedelig is (begin, midden, eind). Zo blijft er veel onbelicht.
Bo Burnham is een ander goed voorbeeld. Tijdens de lockdown nam hij Inside (2021) op, een show in zijn tuinhuis die hij zonder dralen opent met de vraag of hij nog wel comedy moet maken: ‘The people rising in the streets / The war, the drought / The more I look, the more I see nothing to joke about / Is comedy over?’
Persoonlijk vind ik What’s in a Name een meer dan dienstwillige poging van Chappelle om zichzelf en zijn vak te verdedigen. Samen met hem ben ik bezorgd over de vrijheid van meningsuiting. Niet omdat ik geloof dat je vandaag zoveel minder mag zeggen, wel omdat ik geloof dat het nog beter kan. Er moet niet minder, maar méér uitgesproken worden. Niet enkel door de comedian, maar ook door de arme, angstige, vrouwelijke, zwarte, queer, dikke, bange of om een andere reden begrapte toeschouwer die vroeger zweeg in het donker. Tweet het, blog het, spreek uit wat op je lever ligt. Deze grap doet mij pijn. Jij bent niet in de positie om daarover te spreken. Ik vind je woordgebruik schandalig. Aan de comedian om de schijnwerper niet altijd op zichzelf te richten, maar ook op het publiek. Dat maakt hem niet de loopjongen van zijn toeschouwers, maar wel iemand die bewust omgaat met de macht die hij heeft.
Mijn vrees als comedyfan is niet dat er niks meer mag worden gezegd, maar dat er niets meer zal worden begrepen en dat de beste stand-uppers door hun critici zonder voorbehoud op één lijn worden gezet met wat zonder meer bedoeld is om te pijnigen of te beledigen. Ook als de dingen die je schandelijk vindt niet meer worden gezegd, worden ze nog steeds gedacht. Het zit in de ware comedian om ze dan toch uit te spreken, desnoods de kogel te vangen en de vinger op de wonde te leggen, hoe hard ze ook zweert. Uitschreeuwen wat onuitspreekbaar is maar in de hoofden leeft, dáár is comedy ook vandaag nog absoluut voor nodig.