Kameraden

Door Koen Sels, op Fri Jun 27 2025 09:00:00 GMT+0000

In zijn laatste brief schrijft Koen Sels zijn kameraden aan. Losse gedachten – fietsend door Antwerpen naar het Museum voor Schone Kunsten, kijkend op de rug van een bekende – en sporadische ontmoetingen, die deel zijn van een hele beweging. Gebeurt alles om erover te berichten? Of stoppen met schrijven, om opnieuw te beginnen … bewegen?

Kameraden

Hier nog wat verspreide anekdotes, deels vanop de pendeltrein, om de reeks af te sluiten. Van X. terug naar jullie: niet gemakkelijk, er zijn veel obstakels, wij (wij alleen al, binnen onze kring) worden doorsneden (verbonden) door grenzen.

Maar eerst een groet, een soort motto: Ideology, one might say, has been a pretext for discovering friends.

(c) Koen Sels

//

Dus jaren geleden achtervolgde ik G. op de fiets. Het was een dag in het leven, d.w.z. in een bubbel, gevuld met gas, een toestand die ergens een andere toestand ontmoette. Ik keek naar de lucht, voor tekenen, naar wat we ooit wolken noemden. De achtergrond was veranderd, maar hoe kon ik dit waarnemen, de lucht was onnavolgbaar. Waren dit bovendien nog wolken, zoals vroeger, in wat nu een oude fantasie leek te zijn geweest: behangpapier? Ik was driftig, het was overgangsweer, ik voelde een immense oppervlaktespanning: kleine, relationele krachten ontlaadden zich, we zaten op een grens. De dingen waren fragieler dan ze leken. Eenvoudige woorden werden mechanisch en repetitief verpletterd. Ik zat al een tijdje, maar nog geen jaren, in deze cerebrale klem. Die dag was ik echter onverhoeds emotioneel, en het was misschien dit gevoel geweest waar mijn denken, ten langen leste, op leek te hebben aangestuurd. Gevoel dat niet vast te houden viel, want nood aan begrijpelijk zijn haalde het altijd in.

Er is iets ontroerends en onwezenlijks aan de rug van een bekende, wanneer die niet als een antagonist tegenover je staat, maar als een andere eerste persoon, een avatar, een incarnatie voor je uit gaat, een lijn die je (ook) kan volgen.

We fietsten door het centrum van Antwerpen naar het Museum voor Schone Kunsten, het eerste museum dat ik ooit had bezocht, en waar ik niet meer was geweest sinds men het vele jaren voordien was beginnen te renoveren (onze vriendschap paste min of meer in de jaren waarin het gesloten was, maar dit was maar een van de duizelingwekkend vele manieren waarop we ingebed waren). Het was een van G.’s laatste dagen in de stad, waar hij meer dan een decennium had gewoond, om uiteindelijk voor liefde, werk en familie terug te keren naar Engeland. Eerst probeerden we al fietsend te praten. Ik vroeg hem hoe hij met al die shit die gaande was omging, en hij zei dat hij eerlijk gezegd probeerde om die te vergeten, omdat hij anders gek zou worden. Gesprekken over politiek zijn bovendien vaak echokamers, vond hij: het was niet meer dan preaching to the choir. En toen ging ik hem dus volgen, want er waren tramsporen.

Er is iets ontroerends en onwezenlijks aan de rug van een bekende, wanneer die niet als een antagonist tegenover je staat, maar als een andere eerste persoon, een avatar, een incarnatie voor je uit gaat, een lijn die je (ook) kan volgen. Eerlijk gezegd bedwong ik mijn tranen.

(c) Koen Sels

//

Alle sporadische ontmoetingen, zo voelde ik, verwijzen naar een hele beweging, een massa van bijeen zijn en uiteen gaan, langs eindeloos veel lijnen. Zoals gedachten zijn die lijnen promiscue en associatief, maar niet geheel vrij: ze zijn gesitueerd binnen grenzen, die de plaatsen van het geweld zijn. Soms klein geweld: ik ging ooit naar G. toen de dag mij en V. uiteendreef, richting anderen. Ik ging ooit H. bezoeken in Londen, de eerste keer naar Londen sinds de brexit, maar ik had geen paspoort en werd niet toegelaten: terug naar Antwerpen, gekleineerd en emotioneel, gelukkig terug naar mijn eigen huis en mijn kinderen, die me niet hadden verwacht. Ik werd bij het Centraal Station, in de zgn. zerotolerancezone, ooit voor het ‘vertonen van zoekgedrag’ opgepakt door een paar flikken in burger. Ze wezen naar de camera, die me had gezien. Ik begreep het niet, was ik dan niet gewoon aan het wachten geweest op een afspraak? Waren dit wel agenten, waren het geen skinheads? In de combi zeiden ze dat ze me hadden zien sms’en; ze bedoelden dat ik er uitzag als een junkie. Ze stelden ook vast, omdat ik het had uitgeschreeuwd toen ze me knevelden op de koude grond, dat ik klaar was voor internering (maar met mijn papieren was het zo gemakkelijk niet, al voerden ze me wel nog (pro forma) naar de kazerne). Waar was ik, wie was ik, aan welke kant viel ik? Wat met diegenen die er elke dag uitzien als?

(c) Koen Sels

//

Dit is allemaal afleiding. Maar waarvan? In ieder geval: ik probeerde die dag toen we naar het museum reden een andere lijn te volgen. Het was een oefening in opoffering, verstoring, maar dan veilig, zoals een brandoefening. Ook bepaalde gedachten kunnen je continuïteit verstoren; dit gebeurt voortdurend. Toch ga je soms beter met de gedachte mee, experimenteel, tegen de stem in die je er altijd aan herinnert dat je vroeger iets anders gedacht hebt, en die eist dat je je aan voormalige gedachten houdt (identiteit = een openstaande schuld — maar is er geen andere consistentie mogelijk, een soort van motoriek? …). Ik herinner me deze gedachte: wat als je trouw zou blijven aan degenen die je altijd weer verlaat? Wat een bron van verbeelding! Maar dus bedwong ik die dag mijn tranen, want ik heb geen verbeelding, niet in die zin: anderen worden vaag en rafelig als ze buiten beeld geraken, en op die grens ontstaat schroom, of schaamte.

En als ik, dacht ik … Als ik als ik … Als ik als ik ge- … Als ik als ik geconstitueerd was dan … Dan deed elke beweging naar … Wat? Mijn volk … Het volk … Het volk zich voor als … Als pijn?

Eenheid van compositie en decompositie. Of het (des)integratie heet, hangt af van je standpunt. En ik was een masochist, die wilde worden opgehangen in de dunne lucht van het tussenin.

(c) Koen Sels

//

In ieder geval … Een paar jaar later ging ik, nu wel met paspoort, opnieuw naar Londen, om H. te bezoeken. Ik was wat onzeker omdat ik misschien te veel plaats innam in zijn agenda, en op zijn appartement, en omdat ik te vroeg opstond, en te intens was in de ochtend, en te diep en compulsief-analytisch in zijn koelkast keek. We zaten op een gegeven moment in een pub waar ik ooit nog met D. had gezeten, merkte ik op. Een gat van jaren dagdagelijksheid: de tijdmassa golfde over me heen. O contingentie, nog maar eens een splinter van een vertakkende geschiedenis, de beweging van (en binnenin) de massa. Met G. was ik nooit in het VK geweest, hoewel we er ooit van gedroomd hebben om wat rond te hangen op de zogeheten Triangle, op een knooppunt in Bromsgove, d.i. in zijn privéleven, of toch dat deel dat was geprivatiseerd van het mijne. Maar nu, nu ik H. even alleen liet, kwam G. per bus vanuit Bath. We dwaalden wat door een instituut, marmer overal, en bekeken er foetussen op sterk water, mystieke wezens, die mensen hadden kunnen zijn geworden, maar buitenaards waren gebleven (wij praatten, routineus, over buitenaardse technologieën). Ik herinnerde me onze enige (halve) ruzie, toen ik zei dat G. niet wist waar ik vandaan kwam, en G. dat ook hij een verleden had waar ik niet bij was geweest. Daarna volgde ik hem opnieuw, naar zijn halte, slechts één spoor, één werkelijkheid.

(c) Koen Sels

//

Maar wel een werkelijkheid in het virtuele: er was nog toekomst, ze was de beweging van de massa, die alle kanten op zou kunnen gaan (tot ze op een grens botst, en wij vrezen het geweld, zoals we ook de massa vrezen).

Alle sporadische ontmoetingen, zo voelde ik, verwijzen naar een hele beweging, een massa van bijeen zijn en uiteen gaan, langs eindeloos veel lijnen.

2019. Klimaatmars. Duizenden ruggen, honderden leuzen, maar ook golven van ruis en lawaai, die ons optilden. Het regende. Ik droeg G., niet mijn vriend maar mijn dochter, die toen drie jaar oud was. De krant analyseerde ’s anderendaags dat we op familie-uitstap waren geweest. Met wat maandagse schrijverij sloeg men alle golven plat: standaard afstand, standaard dedain, een toontje van niet te verstoren objectiviteit, met niettemin ook een verborgen emotionele agenda — misschien plezier in de separatie — en misschien was ook ons plezier zo geconstitueerd? Alsof alles gebeurde om erover te berichten. Schreef geen opiniestuk natuurlijk, volgde reeds andere sporen. Maar wij zaten wel op een limiet, tandvlees. Limiet waar het kapitaal wel raad mee wist? Maar wij hadden hoop.

Thuis. Pickles chips. PMD-zakken. Afvoerputje. Spiralen, de aanvang van het onzichtbare, dat wat in een stroom aan het oog wordt onttrokken. Maar iets trekt ons mee. Waar gaat het heen? Niet naar drollenland (sorry, E.). Meer werkelijkheid in.

2021. Februari? Wij rolden van de duinen, schommelden op de grens tussen duin en strand tegen de gure wind in, aten poffertjes in een taverne onder water, luisterden platgeslagen door de kou naar de klanken van het Nederlands van de klanten, louter naar de klanken, een onderwatertaal, een massa die resoneerde en ebde richting zinvolheid, een opaak oppervlak. Tussenin. In een grote boog om de haven heen, om de vlammen heen, terug naar huis. Wat zijn die vlammen papa? Nu niet … Dromerijen.

Pandemie. Nieuwe hypothese: hoe met (deze nieuwe) onmacht om te gaan? Je kind volgen, langs lint, om de speeltuin heen, uitbreiding van het lokale: inbreiding.

2024. Lokale verkiezingen. De eerste resultaten kwamen uit een kieskantoor in Hoboken, we lachten al dat we nu eindelijk dissidenten kunnen worden. Alvorens … de livestream … onze domme, voorbarige … hoop … de kop indrukte. ’s Anderdaags speculeerde de opinist wat anachronistisch en onscherp dat de PVDA misschien gewoon was gegroeid omdat de bakfietsers etc. omwille van hippe radicaliteit hun Che Guevara-T-shirt nog eens wilden bovenhalen. Schreef geen opinie. Grenzen, mist.

Maandag in Berchem, perron 5, 8.52 u., narcisme. Men houdt iemand een spiegel voor, alleen maar om vast te stellen dat hij erin gekeken heeft! Maar er zijn andere processen. In de velden. Smos kaas. Afbraak. In de grond. Wandeling met I., wandeling met K., wandeling met V.

2025. Met M. op de mars voor Gaza, ons gesprek, vnl. geroddel, onderbroken door lawaai. Op een andere datum met K. Wij dragen ons uniform van de voorzichtige verdwijning: blauwe broek, blauw hemd. K. heeft wel twee rode bics bij, die we aan onze uniformen bevestigen — zodat we ons, lullig, aanbieden als … redacteurs van de revolutie? We bespreken bepaalde schrijvers, dat is onze routine. Uit diep verankerde beleefdheid zullen we niet kunnen roepen, maar we zwemmen tegen onze massavrees wel de stroom in. Alles blijft er vreedzaam, we zouden haast geprovoceerd willen worden. Maar H. (een vriendin) stuurt, volwassen, dat geweld de beweging toch maar in diskrediet zou brengen.

Welke beweging? Ik volg mijn dochter op het Ringfietspad, een vloed van zilver in het gebladerte. Maar de wolken …

Met wat maandagse schrijverij sloeg men alle golven plat: standaard afstand, standaard dedain, een toontje van niet te verstoren objectiviteit, met niettemin ook een verborgen emotionele agenda — misschien plezier in de separatie — en misschien was ook ons plezier zo geconstitueerd? Alsof alles gebeurde om erover te berichten.

Nog steeds 2025. Moeder en kind scanderen: kaka, pipi, kapitalisme. Ik voel … verlatingsangst? Ben niet sociaal maar ook bang voor het private, de duisternis achter garagepoorten en in koele bergingen, die grenst aan de angst dat je zelf een monster bent. We moeten naar huis, maar dralen nog aan de periferie van de massa, die een duidelijk brandpunt heeft, ginder, centraal op het plein. Wij gaan terug naar het station, door het Leopoldpark, langs het Natuurhistorisch Museum en het Europees Parlement. Op een banner: REALITIES WE CAN’T IGNORE. As the world changes, the European Budget must adapt. Echte wereld, in de zin van: realistisch. De wind spant niettemin de kabels op en suist langs de broeking van de vlaggen. Foto’s van rampspoed, uit een databank. Journalistiek werk, of geënsceneerd? Vervolgens een gesprek over vriendschap, hoe die soms nauw luistert, voor mij: ongewenste gedachte, domme gevoeligheid, probeer te onthechten. Volgende gedachte. Volg de gedachte. Vervolgens het Koninklijk Paleis, de Kunstberg, tuimelende wolkenmassa.

Op de trein een interview met (mijn routine) Deleuze in 1990: ‘C’est que, de plus en plus, j’ai été sensible à une distinction possible entre le devenir et l’histoire. C’est Nietzsche qui disait que rien d’important ne se fait sans une “nuée non historique”.’

Maar kijk: het gaat alleen maar slechter, tekst kan de feed niet verwerken.

Alleen … wat is het?

Pure macht, om de macht, een wildgroei van grenzen, voorbij/binnenin elk … individueel zelf?

(c) Koen Sels

//

Altijd op zoek naar sporen: naar uitwegen, ook wel uitvluchten. Tot we op een impasse uitkomen (van de uitweg, van de uitvlucht): vermoeidheid, onszelf (het minimum daarvan). Soms gebeurt dat in de psychische tijdspanne van laat ons zeggen 1 + ½ G, waarbij G staat voor Gedachte, wat gedachten ook zijn mogen, hoe ze er ook uit zouden zien, mocht men ze kunnen lezen. Altijd in verlegenheid gebracht! Dit is geen denken het is …

D. schrijft: maar gedachten zijn ook denken.

Een massa gedachten. Een vorm van hoop, maar gedesorganiseerd.

Laatste (grote) G (Gx): stoppen met schrijven. Immens productief!

Beginnen met … bewegen. Tegen de separatie in?

Opnieuw?

(c) Koen Sels

//

Kameraden …