Kunnen we er nog vantussen?

Door Redactie rekto:verso, op Fri May 31 2019 22:00:00 GMT+0000

Onze hang naar afzondering mag dan wel eeuwenoud zijn, ze voelt meer dan ooit bij de tijd. Bestaat het nog wel in een wereld vol camera’s en status-updates? En, wat betekent dat voor kunst?

Onlangs gelezen in De Volkskrant: ‘Het aantal kliks op websites over hoogsensitiviteit blijft maar stijgen.’ Het beeld dat daar spontaan bij opdoemt, is een hele batterij overprikkelde digi-verslaafden in de wachtkamer van dokter Google. Het zegt wellicht meer over deze tijd dan alle bestsellers van Dirk De Wachter samen. Zijn we kwaal en kuur niet mateloos gaan verwarren?

Flikkerende promo’s voor ‘the digital detox challenge’, onze Instagram vol eindeloze vergezichten, keihard werken voor die jaarlijkse yoga retreat in India: ze horen bij de dag van vandaag zoals de kip bij het ei. Off-switchen, uitpluggen, de riem afleggen: ontspannen blijkt net zo machinaal geworden als de stress zelf. Maar wel niet minder nodig, blijkbaar. Onze hang naar afzondering mag dan wel eeuwenoud zijn, ze voelt meer dan ooit bij de tijd. Even alleen zijn willen we tegenwoordig allemaal samen.

Er hangt over dat droombeeld van tot jezelf komen in isolement iets heel romantisch.

Er hangt over dat droombeeld van tot jezelf komen in isolement iets heel romantisch. Het is de romantiek van ‘into the wild’, zoals de Golden Globe Race in 1968, toen negen zeilers met enkel natuurlijke navigatie non-stop rond de wereld voeren, één en alleen met water en wind. Slechts één drijvende kluizenaar haalde na 313 dagen de finish: Robin Knox-Johnston. De ascetische Fransman Bernard Moittessier van zijn kant vond zijn vaart zo bevrijdend – en de gedachte aan een terugkeer onder de mensen zo verfoeilijk – dat hij prompt bleef doorvaren. ‘Ik gaf de overwinning op om mijn ziel te redden.’

De Brit Donald Crowhurst daarentegen sprong van eenzaamheid ergens vóór Zuid-Amerika in de eeuwige wateren. En zo heeft alle afzondering wel ooit een begin, maar niet altijd een einde. De astronaut, de alpinist, de balling, de heremiet: ze zonderen zich niet alleen af, maar ook in. In God, in de natuur, in zichzelf. Zo wil het de romantische mythe. De mare over het westerse ik.

En de kunstenaar? ‘A good artist should be isolated’, zei Orson Welles ooit. ‘If he isn’t isolated, something is wrong.’ Het is het summum van romantiek: het idee van het sociaal onaangepaste genie, dat alleen in distantie het ondermaanse echt kan doorgronden en naar de Olympus kan reiken.

‘De grootste kunst is zich te beperken en te isoleren’, vond ook Goethe. Tegelijk schuilt daar een simpele fysieke waarheid in: creatie vraagt tijd en concentratie, en die vind je makkelijker op jezelf. Niet voor niets heeft de muzikant zijn repetitiehok, de schilder zijn atelier, de theatermaker zijn black box, de schrijver zijn bureau. Alleen in dat prikkelarme hol, die artistieke man cave is hem rust en overzicht vergund, ver van wereldse plichten zoals vrouw en kind.

Want ja, voor de meeste mannelijke toppers van de kunstgeschiedenis is afzondering ook altijd een soort luxe geweest. Dat was precies wat Virginia Woolf in 1929 ook opeiste voor vrouwelijke kunstenaars: a room of one’s own. Het simpele recht op afzondering.

Wordt het ons nog gegund? Anno 2019 is de heruitgave van de Golden Globe Race, vijftig jaar na datum, een mediageniek event met elfendertig hashtags en een flashy website waarop je het wedervaren van zeventien eenzame helden (en één heldin) dag aan dag kan volgen via Instagram en wekelijkse soundcloud-tracks via satelliettelefoon.

Wat stelt afzondering nog voor, in een wereld vol gps-tracking, bewakingscamera’s en continue status-updates?

Wat stelt afzondering nog voor, in een wereld vol gps-tracking, bewakingscamera’s en continue status-updates? Zelfs op de Mount Everest is er intussen wifi. En volgens onderzoek krijgt 49% van onze tieners tegenwoordig stress van even niet op sociale media te zitten. Voorgoed is het grommelige epitaaf ‘loop door!’ op het graf van Timon Van Athene – ‘s werelds bekendste mensenhater – gewisseld voor het existentiële ‘like me!’ op ieders YouTube-kanaal. Kunnen er vandaag überhaupt nog goede kunstenaars bestaan, als isolement hun eerste bestaansreden zou zijn?

Nulletjes en eentjes

Zeker wel, verklaart dit zomerse nummer minstens een paar keer. Vier redacteurs uit onze sterk verruimde redactie leggen een kwartetje hedendaagse kunstenaarsportretten over vier ‘afzonderlingen’. En Paul Willemsen denkt het bewuste isolement in het experimentele filmwerk van Paul Benning door tot een vormelijke kwaliteit. Of neem Jimmy Kets, die zich met zijn fototoestel al maandenlang terugtrekt tussen de varkens.

Allemaal bouwen die eigentijdse oeuvres verder op de schuivende eenzaamheid die Zeynep Kubat detecteert doorheen de geschiedenis van de schilderkunst: waar vroeger de wilde natuur het logische decor was voor onze afzondering, is dat nu de moderne technologie. Gaming is daar bijna een gevaarlijk cliché van geworden, maar Robbert van Heuven schetst er net de relaxerende kracht van. ‘Geef mij maar echte virtuele afzondering, een vakantie van de echte wereld tussen de nulletjes en eentjes.’

Zullen we dan toch ten eeuwigen dage romantici blijven? Als er al een lijn door dit nummer loopt, zaagt het die romantische poten eerder onder dit thema vandaan. Zo is afzondering zeker niet altijd iets op je eentje, illustreren Mogobe Ramose met ubuntu en Sofie Verdoodt met masturbatie. Schrijfster Clare Wigfall vond op residentie in het vermaarde Schloss Solitude zelfs een nieuwe familie.

Tegelijk is afzondering ook niet noodzakelijk een vrije keuze, zo getuigt Stephanie Hermant over de jarenlange onderdrukking van haar Marokkaanse roots. ‘Ik heb mijn afzondering niet gekozen’, bevestigt schrijver Willy Roggeman op zijn oude typmachine. ‘Zij is geen consequentie van conjuncturele menselijke activiteiten. Zij is er de basisoorzaak van.’ Of hoe elke reflectie over afzondering uiteindelijk vooral een studie blijkt van onze menselijke individualiteit binnen de gemeenschap.

Vergeet wat dat betreft, beste digi-verslaafden, zeker niet het slotwoord van architect Wim Cuyvers. ‘We zijn zandkorrels, maar we willen dat niet weten.’