Kunst met vuurwapens en mokerslagen

Door Delphine Lecompte, op Tue Nov 29 2022 01:00:00 GMT+0000

Zij die de kunsten dreigen te beteugelen, vinden Delphine Lecompte op hun pad. De Brugse dichteres springt in de pen en op de barricaden om haar onbegrensde liefde voor de vrije kunsten met een vlammende woordenstroom te verdedigen. 'De kunstenaar is geen moeder, geen dekentje, geen doekje voor het bloeden, geen inspecteur en geen moreel verheven docent.'

Vroeger werd de kunst van buitenaf aangevallen: door wereldvreemde fundamentalistische fatsoenrakkers, door weke gechoqueerde burgermannetjes, door puriteinse humorloze dogmatische evangelisten en door nette kille bitsige WASP dragonders zoals Tipper Gore (die verantwoordelijk is voor de betuttelende warning parental advisory explicit content-stickers op zogeheten opruiende vulgaire gevaarlijke satanische rockalbums). 
Nu bevinden de pezewevers en moraalridders zich ook aan de binnenkant.
De niet al te snuggere veel te mollige (o nee! Nu doe ik ook al aan body shaming) zwaar overroepen Amy Schumer, de vage flinke kille oninteressante roodharige Julianne Moore (die na Short Cuts in geen enkele interessante film meer te zien was) en een heleboel andere verdwaasde verontwaardigde blatende Hollywoodsterren pleitten eerder dit jaar, na de mass shootings in Buffalo en Uvalde, voor een ‘verantwoord gebruik van vuurwapens’ in films.
Wat dat betekent wordt nergens duidelijk.

Het betekent wellicht dat Albanese pooiers, Somalische mensensmokkelaars, hopeloze junkies zonder tanden, verlepte Moldavische hoeren, karikaturale lispelende bordeelhouders, konkelfoezende Mexicaanse drugkoeriers en sukkelachtige drankzuchtige Ierse maffiosi die niet in staat zijn om William Blake te citeren nog steeds naar hartenlust afgeknald mogen worden…
Maar dat schattige pure onberispelijke majorettemeisjes, fiere atletische blakende blonde paardenfluisteraars en glimmende blozende hartelijke grootmoedige makelaars met het hart op de juiste plaats gespaard moeten
blijven.
Waardige serene rolmodellen en integere in het nauw gedreven sheriffs zullen nog mogen schieten, corrupte pelsjagers en gokverslaafde touwslagers mogen hooguit onmachtig tieren en zich laten afmaken.
De schurken moeten het onderspit delven.
De ‘goede’ pure wijze mensen moeten overwinnen, want dat is nu eenmaal de aangenaamste meest sprookjesachtige versie van de werkelijkheid.
Wat een onzin!

Helden bestaan niet, goedheid is kul.
De werkelijkheid is kras en oneerlijk en ambigu, en ik wil die krasheid en oneerlijkheid en ambiguïteit terugvinden in de kunst.
Grote kunst moet geen morele richtlijnen uitdelen.
Grote kunst moet zich niet bezighouden met rechte paden, nobelheid, zuiverheid en ethiek.
Grote kunst moet niet beleefd en fatsoenlijk en verteerbaar zijn.
Grote kunst moet zonder scrupules en zonder pottenkijkers alle zonden, gebreken, zwakten, transgressies en verdorvenheden van de mensheid exposeren.
Exposeren, maar niet aan de kaak stellen.
De kunstenaar is geen moeder, geen dekentje, geen doekje voor het bloeden, geen inspecteur en geen moreel verheven docent.
Gratuit geweld, sadisme en wreedheid maken kunst schurend en interessant.
Geweld in de kunst is essentieel en broodnodig. 
In Funny Games van Michael Haneke worden alle conventies op hun kop gezet: het brave kleurloze welgestelde witte gezin wordt gefolterd en uitgemoord door twee jonge (keurig geklede) psychopaten.
Er is geen bloed te zien, maar de beklemming is ondraaglijk. Het gezin ontkomt niet, er is geen catharsis.
Regisseurs moeten geen kompressen, soelaas, troost en kalmeermiddelen uitdelen aan de toeschouwer.
Ze moeten ons niet sussen en in slaap wiegen.
Ze zijn niet verplicht om een parallelle artificiële zeemzoeterige utopische wereld te creëren waarin goede behulpzame altruïstische mensen zegevieren en boosaardige mercantiele onaangepaste  ploerten worden gekastijd en bestraft.
Kunst is geen waarschuwingsfabel.
Kunst moet de schoonheid dienen.
De schoonheid van bloed, haat, geweld, twist en distorsie.
Brute onaangename hatelijke genadeloze esthetiek die geen rekening houdt met frêle broze getraumatiseerde zieltjes die zijn opgegroeid met Disney en Sleepless in Seattle.
De kunstenaar moet geen rekening houden met uw benepenheid, uw grenzen, uw voorgeschiedenis, uw kleur, uw geslacht, uw pijn, uw trauma, uw handicap, uw broosheid en uw lichtgeraaktheid.
De kunstenaar moet vooral zijn goesting doen, zijn vieze vunzige erotische fecale degoutante blasfemische goesting!

Een kitten is mooi.
Een kitten is geen kunst.
Een foto van een kitten liefdeloos gekocht in de Action om uw kantoor op te fleuren.
Ik haat uw kantoor, ik haat uw kitten, ik haat uw liefdeloosheid. 
Ik haat uw botte onverschilligheid tegenover kunst. Een afgehakt paardenhoofd werd kunst.
Een gefolterd eendje (The House that Jack Built) werd recenter ook kunst.
De roep om alles wat stoort en verontrust uit de kunst te verwijderen is… verontrustend.
Er zullen altijd kinderen worden vermoord, er zullen altijd mensen ten prooi vallen aan verslavingen, er zullen altijd vaders bestaan die zich vergrijpen aan hun dochters, er zullen altijd vereenzaamde taxidermisten rondlopen die hun aanbeden moeders willen mummificeren, er zullen altijd gefrustreerde truckchauffeurs opdoemen die hun misogyne agressieve lust botvieren op kwetsbare van huis weggelopen pubermeisjes, er zullen altijd gezinnen worden gegijzeld met buitenproportioneel geweld, er zullen altijd banken worden overvallen, en er zullen altijd racisten en zondaars worden geboren die nooit tot inkeer komen.
Haat en wrok en afgunst en inhaligheid en sadisme zijn eeuwenoud en het zijn alleszins rijkere ingewikkeldere diepere interessantere thema’s dan het fabeldier gelijkwaardigheid.
Gelijkwaardigheid bestaat niet.
Er is altijd iemand die een ander wil fnuiken, geselen, vernederen en koeioneren.
Dat is de aard van het beestje.
Doen alsof we rechtschapen en mild en vergevingsgezind zijn is hypocriet en contraproductief.
In het openbare leven moeten we uiteraard ons best doen om hoffelijk, terughoudend en behulpzaam te zijn.
In de kunst moeten we aan de slag gaan met onze demonen, angsten, grillen, neurosen, driften, listen en perversies.
Paradoxaal genoeg zijn het vaak de regisseurs die de meest sinistere en lugubere thema’s exploreren die het zachtaardigst zijn: Lynch, Cronenberg, Peter Weir, Pasolini, Bernardo Bertolucci, Jean-Luc Godard, enzovoort…
De regisseurs van luchtige komedies blijken vaak sociopaten, narcisten en rotzakken.
Misschien zijn Billy Wilder en Woody Allen goede voorbeelden.
Maar misschien is het altijd lastig om een regisseur te zijn met een duidelijke monomane briljante verrukkelijke radicale visie, want de regisseur zit opgescheept met een bonte rumoerige lichtzinnige troep frivole onbetrouwbare grillige egocentrische drankzuchtige hoogmoedige acteurs.
En of hij dan komedies of tragedies in elkaar probeert te boksen, maakt allicht niet zoveel uit. 
Misschien moet een regisseur noodgedwongen totalitair, heerszuchtig, briesend, krachtdadig, choleriek en genadeloos zijn.
Anders gijzelt en saboteert de acteur de volledige film, zie: de beruchte Klaus Kinski tijdens de opnames van Fitzcarraldo. Orson Welles had de beste oplossing: het volledige kunstwerk zijn.
Citizen Kane.

Wreed en nietsontziend zijn in de kunst is een uitlaatklep, een bezwering van onwelvoeglijke driften en heerlijke smerigheden.
De reden waarom mensen een schoolgebouw binnenstappen en onschuldige scholieren neerknallen heeft bijna altijd te maken met een ontoereikende gezinssituatie, een psychische kwetsbaarheid en/of een duizelingwekkende barbaarse onmenselijke werkdruk.
De kunst met de vinger wijzen is dom, puriteins, kortzichtig en enggeestig. 
Miljoenen mensen hebben Pulp Fiction gezien.
Slechts enkelingen hebben Pulp Fiction nageaapt. 
Zij zaten reeds vol haat en frustraties.
Het is niet de schuld van de kunst dat deze enkelingen (zonderlingen?) amok hebben gemaakt.
Kunst is overigens geen opvoeder, kunst is een stoorzender.
Kunst heeft geen enkele verantwoordelijkheid, geen enkele plicht om een moreel standpunt in te nemen.
L’art pour l’art.
Kunst moet schokken en sarren en tergen en kwellen en beklemmen en verontrusten.
Kunst moet niet koddig, liefelijk, geruststellend, beleefd, kabbelend en vriendelijk zijn.
Kunst mag venijnig, nijdig, walgelijk, woedend, snerend, fulminerend en nihilistisch zijn.
Graag!
Met vuurwapens?
Ja!
Maar ook met: stokken, stenen, netten, zwepen, vochten, stroomstoten, kadavers, gif en stront.
Van Hollywood moeten we uiteraard allang geen grote kunst meer verwachten.
Daar worden nog enkel zielloze steriele opzichtige blockbusters over superhelden en holle ronkende flemerige biopics over legendarische boksers en trotse presidentsvrouwen op de markt geworpen.
In Europa hebben we het beter getroffen: Lars von Trier, Gaspar Noé, Leos Carax, Ulrich Seidl, Haneke, Polanski, Rebecca Zlotowski en vele anderen.
Hun films bevatten overigens weinig vuurwapens, maar des te meer dreiging en onderhuidse walg en haat.
En heel veel seks en naaktheid.
Provocatie.

Hollywood zou zich beter de vraag stellen waarom orgastische schietpartijen in films zo lang als volstrekt normaal werden beschouwd terwijl de schamele ongeloofwaardige seksscènes volstrekt bloedeloos werden neergezet: wazige copulaties met perfecte schmink, onbewogen linnen en ondergoed als harnas.
Ik heb niets tegen vuurwapens in de kunst.
Zelfs niet wanneer het om extatisch sensueel verheerlijkend bloedvergieten gaat.
I shot a man in Reno just to watch him die.
Die regel is zo verdomd krachtig omdat Johnny Cash het achteloos, blijmoedig en onnadrukkelijk zingt.v Punk.
Johnny Cash was geen moordenaar.
Het was zijn volste recht om liedjes te zingen over schurken, drifters, gokkers en onverlaten.
Het is het volste recht van elke kunstenaar om ploerten en boeven op te voeren: treinrovers, premiejagers, racisten, serieverkrachters, dierenbeulen, broedermoordenaars, kannibalen, …
En moeten ze op het eind van de film/het liedje/het boek tot inkeer komen?
Natuurlijk niet.
De kunstenaar heeft niet de taak om ons wijs te maken dat alles goedkomt.
Niets komt goed.
De wereld is verwerpelijk en uw medemens wil u een hak zetten of u zelfs martelen en vermorzelen.
Uw gezinsgenoten zijn nog het ergst. 
De enige taak van de kunstenaar is om woeste eindeloze radicale authentieke kunst te scheppen zonder rekening te houden met de kleinburgerlijke kudde die hij onvermijdelijk zal beschimpen, schokken, ergeren, kwellen en schofferen.
De kunstenaar is pas een echte kunstenaar als hij zich afkeert van de maatschappij en erop spuwt. 
De kunst aanvallen is abominabel en totalitair.
Richt liever de wapens op de fundamentalistische white picket fence demagogen.
Op het extreemrechts gespuis en hun ‘christelijke’ geldschieters.

Wacht!
Ik ben nog niet klaar.
Alfred Hitchcock was een moralist.
Kunstenaars die gewelddadige taferelen neerzetten doen dat vaak uit afschuw, uit een viscerale afkeer tegen agressie en geweld.
De moord in Torn Curtain duurt meer dan acht minuten.
Waarom?
Omdat Hitchcock wilde laten zien hoe lastig en omslachtig het is om je medemens een kopje kleiner te maken.
We moeten een onderscheid maken tussen rotzooi zoals Taken en John Wick waarin Oost-Europese booswichten en karikaturale grijnslachende moslimterroristen zonder hartstocht, zonder emotie en zonder bloed worden neergemaaid.
Hollywood voert graag serene steriele wraakengelen en propere heroïsche militairen op.
Maar echte mensen zijn zelden helden.
Echte mensen zijn labiel, kleinzielig, irrationeel, schizofreen, gluiperig, hebberig, hitsig en opvliegend.
Hitchcock zette nette vertwijfelde falende mensen neer die verwikkeld raakten in een misdaad, in een kluwen, in een paranoïde nachtmerrie.
Hij toonde treffend doch zonder prekerige nadrukkelijkheid hun wroeging, hun vertwijfeling, hun pijn, hun lijdzaamheid, hun lafheid en hun gewetensbezwaren.

Haneke is eveneens een moralist.
Hij had een dusdanige hekel aan gratuit filmgeweld dat hij _Funny Games _maakte, speciaal voor de mensen die er in slaagden om in de cinemazaal te blijven zitten tijdens de extreem sadistische taferelen die zich op het scherm ontvouwden.
De film was bedoeld als aversietherapie of als intellectueel spelletje. 
Ik bleef zitten en schaamde me diep.
Of schaamde ik me helemaal niet?
Twee prachtige jonge beleefde smetteloze jongens terroriseren een gezin.
Het ganse gezin wordt uitgemoord en helemaal op het eind van de film zie je de jongens de tuin betreden van hun volgende slachtoffers.
De nachtmerrie begint gewoon opnieuw.
Geen ontsnapping mogelijk.
De psychopaten zegevieren, iets wat je zelden of nooit te zien krijgt in Hollywood.
Tarantino komt in de buurt, American Psycho is vooral een klucht.
Hitchcock en Haneke hebben me meer geleerd over rechtschapenheid, over ethiek en over het belang van scrupules dan pakweg de zalvende sentimentele verbindende verzoenende nostalgische kleffe Steven Spielberg.

Geweld in de kunst moet natuurlijk geen leidende, moralistische functie hebben.
De esthetiek van bloed en haat is zalig en onvervangbaar. Dan denk ik vooral aan religieuze kunst: de hel (de letterlijke hel) van Jeroen Bosch, de vele onthoofdingen van Johannes De Doper, gefolterde heiligen, enzovoort…
Maar ik denk ook aan schilderijen van Middeleeuwse executies, aan Medusa, aan de Sabijnse maagdenroof, aan de oorlogsfotografie van Kevin Carter en Don McCullin, en aan de ontelbare ‘gore’ fantastische wansmakelijke monsterlijke albumhoezen van (voornamelijk) metal groepen…
Geweld kan subliem zijn: het surrealistische manifest van André Breton, Anarchy in the UK, alle liedjes van Cannibal Corpse,
Een orgie van aanslagen, dolkstoten, kogels, bommen en ingewanden.
Deze kunst fungeert als een uitlaatklep voor onze brute lage gemene vijandige woedende driften en lusten.
Wie zijn eigen moordzucht en bloeddorstigheid niet onder ogen kan zien, moet men wantrouwen.

De grote vraag is natuurlijk of geweld vermakelijk mag zijn?
Verteerbaar? Gracieus? Schoon? Oogverblindend? Adembenemend? Duizelingwekkend?
Natuurlijk!
Graag!
Ik heb gesmuld van de magnifieke verkrachting van en moord op een welgestelde smaakvolle vrouw in A Clockwork Orange, het interieur hangt vol moderne kunst.
De aanvoerder, Alex DeLarge, zingt een luchtige liedje uit een beroemde musical: Singin’ in the Rain.
Dat hij zo’n frivool deuntje zingt terwijl hij zijn wreedheden pleegt, dat is nog het meest schokkend en geniaal aan die harde degoutante scène.
Grote dank dus aan Stanley Kubrick daarvoor. 
De mooie zelfmoord van de geile verslagen vader in American Beauty wordt gefotografeerd door het vriendje van zijn dochter.
Het prachtige rode bloedende hoofd van de vader wiens laatste handeling melancholisch en innemend was: hij staarde naar een zwart-witfoto van zijn gezin in een carrousel, toen ze nog onschuldig en gelukkig waren.
Nog niet verbrijzeld door de koortsige roekeloze onbeheersbare hitsigheid van de apathische verveelde vader.
Of is het vriendje de grootste meest cynische meest nonchalante meest afstandelijke meest ledige booswicht in American Beauty?
Dat vriendje fotografeerde eerder al een dode vogel, en afval.
Veel afval.
We worden gedwongen om schoonheid te zien in ondergang, lethargie, teleurstelling, viezigheid, bagger en verspilling.
Grote dank hiervoor aan Sam Mendes die me na American Beauty alleen nog maar heeft ontgoocheld. 
Het zij zo.

En dan is er de beeldende kunst.v Francis Bacon met zijn akelige pausen en verminkte zelfportretten.
De impulsieve antikunst van Duchamp die de Mona Lisa op haar plaats zet: LHOOQ (elle a chaud au cul, als heidense respectloze anarchistische uitleg van haar hautaine overroepen grijnslach).
Het is ook wat Damien Hirst telkens opnieuw doet: het demystifiëren.
Wat paradoxaal genoeg een nieuwe mystiek oproept: Hirst verweeft het wrede prozaïsche en het rituele mystieke, en zo ontstaat een nieuwe vernieuwende compromisloze progressieve onweerlegbare iconografie.
Slachtdieren worden offerdieren worden sprookjesfiguren worden pesterijtjes in een kunstgalerij.
Fokdieren op sterk water zeggen tegen de frêle fatsoenlijke museumbezoekers: fuck you, fuck you, fuck you!
Ik moet ook denken aan Piss Christ van Andres Serrano, ik denk vaak aan Piss Christ van Andres Serrano.
Trauma art, zo worden zijn werken en die van Hirst soms gelabeld, gebrandmerkt als trauma art.
Niet omdat ze aan de slag gaan met hun trauma’s, maar omdat het bekijken (het ervaren) van deze werken als traumatisch en gewelddadig wordt ervaren.
Dit is geen esthetisch geweld.
Dit is het bezweren van de moderne obsessie met reality-tv en vuistgevechten tijdens ranzige talkshows, type Jerry Springer en Jeremy Kyle.
God en de katholieke liturgie werden weggehoond, in hun plaats kwamen bloedbaden en arrestaties live te volgen via alle mogelijke mediakanalen.
Moderne kunstenaars proberen een manier te vinden om met het verlies van religie en rituelen om te gaan.
De gemeenschap is dood en de robotten hebben de maatschappij overgenomen, maar de taal van de onbehouwen primitieve incoherente barbaarse agressie is dezelfde gebleven.
De enige taak van de kunstenaar is: een manier vinden om de agressie te sublimeren.
Te esthetiseren, te slim af te zijn, subliem en spiritueel te maken.

Ik heb het tot hier vooral over film en beeldende kunst gehad, maar in de literatuur is de tegennatuurlijke populaire angstvallige kleinburgerlijke aversie tegen geweld nog het ergst.
De moderne schrijver wil zich alleen nog bezighouden met saaie nobele personages, en hij beeldt zich in dat hij samenvalt met zijn personages.
Rechtschapen schrijver schept rechtschapen personages. Dat kan een robot ook.
Bovendien bestaat rechtschapenheid niet.
Liederlijkheid en verveling bestaan.
Geëngageerde mensen zijn meestal geëngageerd uit een gebrek aan verbeelding, of uit seksuele gefrustreerdheid. Nobele grootmoedige mensen zijn zo ontzettend oninteressant en ongeloofwaardig.
Ik wil geen roman lezen over een kleine kwieke dappere heroïsche vrijheidsstrijder die het opneemt tegen het grote boosaardige Rusland van Poetin.
Ik wil lezen over het innerlijke tumult, de hoogmoed, de afgunst, de complexen en de perversies van de vrijheidsstrijder.
Ik wil te weten komen of hij enge nare donkere kantjes en sinistere akelige gluiperige facetten heeft.
Natuurlijk heeft hij die!
Misschien foltert hij chihuahua’s in zijn kelder, uiteraard heeft hij een drankprobleem en hij is een kille ontoereikende vader.
Een ruwhartige hoerenloper die per ongeluk als schlemiel in een oorlogszone is terechtgekomen.
Ik wil bovenal gulzige tomeloze experimentele schrijvers ‘tegenkomen’ (daarmee bedoel ik: hun boeken lezen) die geen schrik hebben om antipathieke personages te portretteren: racistische fietsenmakers, misogyne premiejagers, necrofiele tegelleggers, kannibalistische luchtballonvaarders, …
Ik wil geen beige literatuur met kabbelende verhaallijnen en bordkartonnen brave borsten die zegevieren, zonder bombarie, zonder obstakels, zonder humor en zonder listigheid.
Hoepel op met jullie geruststellende koesterende idealistische rechtschapen protagonisten die hoffelijk, puur, zorgzaam, inschikkelijk, beleefd en attent zijn en die zich nooit bezondigen aan ploerterig gedrag, café-gevechten, bankovervallen, wurgmoorden, het loeren naar ravissante vijfjarige Roemeense bloemenverkoopstertjes, of erger.
Of minder erg. 
Een protagonist die geen vuilaard is, die geen winden laat en die geen wulpse garnalenpelsters aan zijn degen rijgt, interesseert me niet.
Een romanpersonage hoeft wat mij betreft niet kwaadaardig te zijn, maar wel graag gekweld en tragisch.
Vertwijfeld, bitter, mompelend, mopperend, weerbarstig, woest en opvliegend.
Niet voor rede vatbaar, hartstochtelijk, redeloos, koortsig en onverbeterlijk.
Prooi van zijn driften, stichter van misverstanden, valse profeet, misnoegde foorkramer, vereenzaamde taxidermist, veelgeplaagde ezeldrijver, incestueuze imker, onnozelaar, zwakkeling, zondaar, sukkel, schlemiel, ik, jullie.
Ik laaf me aan romanpersonages die kwijlen, braken, vloeken, tieren, lijden, misdrijven plegen, zichzelf kastijden, schulden maken, bezinnen, opnieuw beginnen, nooit leren uit hun fouten, zich bezatten, verdwijnen in een jungle of in een havenstad, gek worden.
Of een goeroe worden.
Een ontgoochelende dubieuze flamboyante mallotige vadsige charismatische sjamaan: personage en schrijver vallen samen (Heart of Darkness, Joseph Conrad). 
Ongeneeslijk, pijnlijk, briljant, geniaal.
Leve de schelm, de bandiet, de echtbreker, de terrorist, de kindermoordenaar, de dierenbeul en de pyromaan!
Leve de vunzige kluizenaar, de weifelende martelaar, de aarzelende misfit, de poëtische serieverkrachter, de anarchistische bankier, de tedere barbaar!
Leve Iago, leve Patrick Bateman, leve Judge Holden, leve Nurse Ratched, leve Raskolnikov, leve Tom Ripley, leve Humbert Humbert, leve de afschuwelijke cynische calculerende wrokkige antipathieke Max in Suiker van Hugo Claus!
Leve Tijl Uilenspiegel en Reinaert de Vos die de draak steken met potsierlijk gezagsdragers en zelfgenoegzame vorsten, en die grimmig en venijnig spotten met de makke slaafse lakeien en lafhartige schaapachtige onderdanen die klakkeloos en devoot de gebakken lucht en comfortabele leugens van hun meesters aannemen in ruil voor brood en spelen!
Leve Mephistopheles!
Leve de monkelende geile hitsige tomeloze barmhartige Jef Geeraerts!
En weg met de canon!
Ik zal wel zelf bepalen welke literatuur ik groots, schurend, stekelig, kregelig, blasfemisch, vernieuwend en meeslepend vind!

Thema’s?
Thema’s zijn van geen tel.
Wie ligt vandaag nog wakker van Pol Pot of Jeffrey Dahmer?
Wie zal morgen nog malen om de specifieke terreur van Mengele of Mussolini? 
Een gebroken hart, overspel, jaloezie, vraatzucht en hebberigheid zullen en mogen wat mij betreft de enige eeuwige onmogelijk uit te roeien geselende knellende ergerlijke rauwe jeukerige onaangename krenkende afmattende verachtelijke beledigende thema’s zijn.
Furie, weerbarstigheid, rebellie, spotternij, satire, venijn en stijl moeten dringend eerherstel krijgen.
Ik bedoel: stilistische acrobatieën, baldadige vormexperimenten, bevreemdende associaties, dappere stijlbreuken, ranzige hallucinaties, overdadige kleurrijke weerspannigheid: virtuoos compromisloos ongebreideld heidens iconoclasme. 
Geen helden, geen devotie, geen ontzag en vooral geen bevalligheid!
Geen richtlijnen, niet voor mij.
Laat mij die laatste dwarse opstandige onuitstaanbare autonome schrijver zijn, maar ik ben natuurlijk niet de laatste. Houellebecq is er ook nog.
En Grunberg.
En Perec.
Leeft Georges Perec nog? Nee, Delphine. Hij stierf in 1982.
Ik lees hem nog.
Mijn moeder leest hem ook.
Maar het liefst van al leest ze Gerard Reve. Een wanstaltige geniepige fenomenale vunzige adembenemende geestige homoseksuele katholieke woesteling.

Ik een klap voor mijn kop krijgen, verontrust worden.
Ik wil wrevel en weerstand voelen.
I wanna destroy the passerby, zong een snerende formidabele gutsende gulzige ontwapenende Johnny Rotten in 1977 (Anarchy in the UK).
De goegemeente steigerde, maar niemand lag wakker van de ellende in de zieltogende mijnen en iedereen vond (vindt) het volstrekt normaal dat het Britse koningshuis zijn kolonies paternalistisch en neerbuigend bejegende (bejegent).
Kunst wekt woede en walg op, maar de verwoestende machinaties van de overheden leggen we mak en schaapachtig naast ons neer.
Omdat de kunstenaar te confronterend is? Ons een spiegel voorhoudt?
Omdat de kunstenaar weigert om mild, welvoeglijk en diplomatisch te zijn?
Ja!
Omdat de kunstenaar kronkelend en schuimbekkend lastige taaie waarheden verkondigt en weigert om zich neer te leggen bij de status quo.

Kunst is geen kalmeermiddel, geen safe space, geen bemoedigend schouderklopje, geen doekje voor het bloeden, geen dekentje.
Ik weet het: ik val in herhaling.
Maar ik hou van herhaling.
Ik hou van herhaling, ik hou van herhaling, ik hou van herhaling.
Herhaling werkt.
Wat ook altijd werkt is de opsomming.
Een opsomming van krankzinnige ontaarde verloederde blasfemische immorele geesteszieke kunstenaars die mij de weg hebben gewezen: Jean Genet, Joseph Beuys, Jan Hanlo, Gerard Reve, Charles Baudelaire, Polanski, Pasolini, William Burroughs, Francis Bacon, James Ensor, Picasso, enzovoort… Wat hebben zij gemeen?
Geslachtsziekten, verslavingen, oorlogen, demonen, lust, ongeremdheid, furie, koorts, bezetenheid, tomeloosheid, haast, haat en misantropie.
Een kunstenaar die geen misantroop is verdient het om doodgemept te worden.
Hij verdient het alleszins niet om kunstenaar genoemd te worden.
Een kunstenaar die van de mensheid houdt is een schandalige protserige behaagzieke kruiperige hofnar, een kleffe doffe hypocriete kabbelende monkelende lankmoedige potsierlijke welzijnswerker.

Kunst is rauw.
Kunst is bloot.
Kunst is deprimerend.
Kunst schreeuwt.
Kunst tiert.
Kunst kokhalst, braakt, pist en schijt. 
Kunst verbrijzelt priesters, clowns, iconen, keizers, koningen, oliemagnaten, lanterfantende bedriegers en glimmende zelfgenoegzame snoeverige poenscheppers. 
Kunst deelt vuistslagen uit.
Kunst begint in grotten, kerkers, jungles en gestichten.  Kunst is lelijk, zielig, extatisch, morsig, raar, bevreemdend, koortsig, machtig, troosteloos en profetisch.
Kunst is gestoord.
Kunst is storend.
Kunst verstoort en ontwricht.
De kunstenaar moet een relschopper zijn.
Dit opiniestuk is onnozel, bruut, gulpend, onredelijk, grillig, grimmig, zot en wispelturig.
Het trekt op niets.
Het is een dadaïstische collage.
Waar zijn de voetnoten?
Hoepel op!

Ik ben geen intellectueel, ik ben een paria.
Per ongeluk werd ik dichter en columnist.
Ik begon meningen te verkondigen over kunst.
Mijn meningen zijn niet waardevol/wel waardevol.
Ik spring op de bres voor de echte integere fulminerende radicale kunstenaars die geen stroop smeren om de mond van woke en liefelijkheid.
Kunstenaars die een platform durven te geven aan de krasse uitspraken en gemene tirades van gemarginaliseerde misfits, veelgeplaagde diep ontevreden verslagen witte vijftigjarige alcoholistische ex-truckchauffeurs en verguisde verschoppelingen.
Woke is mooi en nobel, maar ik wil ook racisten en schoften aan het woord horen.
Niet omdat ik de retoriek en esthetiek van racisten en schoften zo prachtig vind, maar wel omdat ik het de taak vind van de kunstenaar om de vinger aan de pols te houden van alle lagen en onderstromen in de maatschappij.
En sowieso is de goot, de zelfkant het meest interessant voor de kunstenaar. 
Ik heb geen cocon, er bestaat geen veilige wereld.
Ik ga naar buiten en ik kom een misnoegde ontslagen kraanmachinist tegen.
Ik ga terug naar binnen en ik schrijf een schurend stekelig gedicht over de misnoegde ontslagen kraanmachinist.
Outsider art? Misschien.
Art brut? In zekere zin wel.
Geweld? Altijd, omdat geweld steeds de waarheid van de gewonde wereld vertelt. 
Laat mij vandaag uw woeste zalige onstuimige extatische onuitstaanbare schuimbekkende herrieschopper zijn.
Laat mij tegen schenen schoppen en censureer mij niet.
Censureer niemand.
Iedereen is walgelijk, hilarisch, absurd en hopeloos.