Kunst plunderen via Facebook
Door Richard Van Herzeele, op Fri Aug 14 2020 12:02:00 GMT+0000De afgelopen jaren heeft Facebook haar website gestaag uitgebreid met frisse gebruiksfuncties: mensen delen niet enkel likes en vakantiekiekjes, maar ook versleutelde berichten. Tegenwoordig kan je zelfs kopen en verkopen met Facebook-betaalsystemen. Dit alles is echter ook interessant voor malafide partijen: Facebook werd een online bazaar voor geplunderde antiquiteiten uit conflictregio’s in het Midden-Oosten.
Vandaag heeft Facebook meer dan 2,5 miljard gebruikers, en de cijfers blijven groeien. Zoals critici dikwijls aanhalen, gaat de groei van de technologiegigant nog steeds onvoldoende gepaard met het opnemen van verantwoordelijkheid voor de negatieve aspecten met wereldwijde impact ervan. De onderzoeksgroep Antiquities Trafficking and Heritage Anthropology Research (ATHAR) bracht aan het licht dat een omvangrijke illegale handel in antiquiteiten bestond, met Facebook als bezorgjongen. De online illegale handel van antiquiteiten uit voornamelijk Syrië en nabijgelegen landen wordt op vrijwillige basis onderzocht door deze groep antropologen en erfgoedexperts.
Het eerste resultaat van hun arbeid was een rapport over de smokkel en verkoop van antiquiteiten op Facebook dat verscheen in juni 2019. Het rapport is zeer kritisch voor de handelswijze en bedrijfspraktijken van Facebook. Zo sluit de onderzoeksgroep aan bij een bredere golf van kritiek op het bedrijf. Hoe komt het dat de illegale handelspraktijken op Facebook konden gebeuren en zo’n proportie konden aannemen? Welke maatregelen kunnen genomen worden? En hoe belangrijk is de kwestie in België?
Vraag en aanbod
Het moderne kunstwezen maakt steeds meer gebruik van multimediale technologie. Zo speelden musea en kunstgalerijen in op de COVID-19 crisis door virtuele rondleidingen aan te bieden, waarbij tentoonstellingsruimtes digitaal gerecreëerd werden zodat potentiële bezoekers en klanten vanuit hun woonkamer een bezoek konden maken. Ook sociale media, met in het bijzonder het in 2012 door Facebook opgekochte Instagram, zijn al een tijd een uitgelezen platform om kunstenaars en galeries in contact te brengen met potentiële klanten. Men koopt steeds vaker online: de uitwisseling van een digitale afbeelding is vandaag voldoende om tot aankoop over te gaan, in tegenstelling tot de klassieke aanpak waarbij de toekomstige koper het kunstwerk eerst in levenden lijve inspecteert in een galerie of op een kunstbeurs. Technologie komt zo tegemoet aan de noden van een markt die de laatste decennia sterk gegroeid en geïnternationaliseerd is.
Niet enkel de klassieke manier van kopen is veranderd, maar ook de manier van verzamelen. De voorbije jaren ontstond de trend van cross collecting, waarbij verzamelaars steeds vaker gemengde collecties nastreven in plaats van zich toe te spitsen op een specifieke stijl of periode. Dit is een gevolg van de zogeheten financialisatie van de kunstmarkt, waarbij kunst deel uitmaakt van een best zo goed mogelijk gespreide investeringsportefeuille. Net zoals men aandelen in verschillende bedrijven heeft, wil men eigenaar zijn van kunst van diverse oorsprong en stijl. De vraag naar antiquiteiten botst echter op een beperkt aanbod. Nieuwe vondsten worden meestal automatisch deel van het kunstpatrimonium van het land waar ze gevonden zijn. Bestaande legaal verhandelbare antiquiteiten bevinden zich vaak reeds in verzamelingen van musea en particulieren, die zelden geneigd zijn om hun voorwerpen af te staan. Dit maakt het aanlokkelijk om op clandestiene wijze aanbod te creëren om aan de vraag te voldoen om geld te verdienen.
Plunderaars maken gebruik van verzwakte veiligheidsmaatregelen tijdens tijden van bijvoorbeeld economische crisis of oorlog om clandestien antiquiteiten op te graven of te stelen.
Plunderaars maken gebruik van verzwakte veiligheidsmaatregelen tijdens tijden van bijvoorbeeld economische crisis of oorlog om clandestien antiquiteiten op te graven of te stelen. Het is deze context van maatschappelijke ontwrichting die plundering onderscheidt van “gewone” kunstroof. De vernietiging van de archeologische site van Palmyra door Daesh (Islamitische Staat) in 2015 is het meest beruchte geval van plundering. De propagandabeelden van militanten die met de hamer archeologische sites sloopten werden over de hele wereld uitgezonden. Ze maakten de vernielingszucht van de religieuze fundamentalisten duidelijk. Maar er valt met antiquiteiten ook geld te verdienen, en dat was Daesh niet ontgaan. Zo werden waardevolle losse stukken van de tempels niet vernietigd, maar opzij gezet voor verkoop. Er zijn ook officiële ISIS documenten gevonden die inwoners van bezette gebieden toelaten te plunderen in ruil voor een deel van de opbrengst. Vernietiging gaat dus vaak hand in hand met plundering.

Plundering vindt ook niet enkel naast vernietiging plaats, het is ook zelf een vorm van destructie. Voor archeologen en historici is de context waarin een voorwerp gevonden namelijk cruciaal voor hun onderzoek: een amfoor gevonden in een adellijke begraafplaats wordt anders geïnterpreteerd dan een amfoor uit een Romeins stort. Illegale opgravingen hebben geen acht voor die contextuele waarde. Kostbare informatie gaat verloren omdat het aartsmoeilijk is achteraf te traceren waar een voorwerp opgegraven werd. Voor plunderaars primeert het winstmotief. Als aan dat motief tools gekoppeld worden die de verkoop van gesmokkelde antiquiteiten vergemakkelijken, is het plaatje compleet. Volgens het Internationaal Observatorium van ICOM (International Council of Museums) verkopen plunderaars vandaag kunst die ze vroeger opzij zouden laten liggen, omdat dat nu rendabel is door de wonderen van het internet… Enter Facebook.
Bieden per bericht
De media-aandacht voor Daesh schudde de voorbije vijf jaar de internationale gemeenschap wakker, met als gevolg onder andere nieuwe Europese voorwaarden voor import en export van antiquiteiten. Deze dynamiek werd mee aangezwengeld door exposés in kranten en academische publicaties die de ernst van de antiquiteitensmokkel in de verf zetten. Zo ook het ATHAR-onderzoeksrapport over de zwarte markt in antiquiteiten op Facebook. De meerwaarde van het rapport ligt vooral in het feit dat ATHAR erin slaagde cijfers op tafel te leggen. Het ATHAR-rapport legde 95 Facebook-groepen bloot waarin antiquiteiten op illegale wijze te koop werden aangeboden. De focus van het rapport ligt op het Midden-Oosten: alle bestudeerde groepen hadden Arabisch als voertaal en de voorwerpen kwamen uit landen zoals Yemen, Syrië, en Libië. De groepen telden tezamen bijna twee miljoen leden, zij het dat een deelstudie van vier groepen uit Syrië aantoonde dat slechts 1.6 tot 9.3% van de leden ook echt actief waren. Toch is het duidelijk dat er op Facebook tienduizenden individuen deelnemen aan de internationale illegale handel in antiquiteiten. In honderden posts worden voorwerpen aangeboden voor prijzen gaande van tweehonderd tot tweehonderdduizend dollar. Antiquiteiten smokkelen op Facebook lijkt booming business.
De kwestie is deel van een (geo)politiek spel dat veel complexer is dan een eenvoudige tegenstelling tussen terroristen en terroristenbestrijders.
Toch kunnen en moeten er bij ATHAR en andere gelijkaardige initiatieven ook enkele kanttekeningen geplaatst worden. Problematisch is dat vaak het terrorisme-aspect van de antiquiteitensmokkel centraal staat. Hoewel men wel degelijk door Daesh uitgeschreven plundervergunningen gevonden heeft, is het op dit moment zeer onduidelijk hoeveel geld de Islamitische Staat effectief verdiend heeft met deze illegale handel, en of dergelijke vergunningen een algemeen of eerder gelokaliseerd fenomeen waren. In die zin bouwt men beleid op onstabiele fundamenten: als men maatregelen neemt op basis van veronderstellingen die nog niet voldoende vaststaan stelt men dat beleid achteraf bloot aan gemakkelijke kritiek. Deze dynamiek kan op lange termijn de strijd tegen antiquiteitensmokkel ondermijnen. Daarnaast gaat de nadruk op terroristen voorbij aan het feit dat meerdere partijen profiteren van antiquiteitensmokkel. Bijvoorbeeld hebben ook elementen in het Syrische leger zich hoogstwaarschijnlijk bezondigd aan plundering. De kwestie is deel van een (geo)politiek spel dat veel complexer is dan een eenvoudige tegenstelling tussen terroristen en terroristenbestrijders. Tenslotte zijn veel antiquiteiten die vandaag op de markt verschijnen vervalst, en dus niet het gevolg van plunderactiviteiten. Dit ondermijnt de waarde van het ATHAR-rapport en andere gelijkaardige niet, maar maakt dat hun claims steeds ook kritisch benaderd moeten worden.
Nieuwe richtlijnen
Maar hoe kan de clandestiene antiquiteitenhandel op Facebook gestopt worden? ATHAR heeft een aantal voorstellen. In de eerste plaats moeten de gebruiksvoorwaarden duidelijker. Verboden inhoud plaatsen mag uiteraard niet. Maar volgens ATHAR laten de gebruiksvoorwaarden in het midden of het evenzeer verboden is om naar verboden inhoud kijken, of zelfs contact op te nemen met de plaatser van die inhoud. Theoretisch kan je dus zonder de regels te breken onderhandelen met een plunderaar. Een tweede probleem is dat antiquiteiten niet opgenomen zijn in de lijst van gereguleerde goederen in de Facebook community richtlijnen. Deze gebruiksvoorwaarden vormen de voornaamste gids voor het controlebeleid van Facebook: moderatoren treden minder actief op tegen inhoud die hierin niet opgenomen is. Zowel de voorwaarden als de opsporingsmethodes moeten verfijnd worden. De gebruikers van de Facebookgroepen die ATHAR blootlegde gebruikten besmuikte termen van verkoop die voor een leek of zelfs een AI-tracer niet verdacht lijken. Zo betekende een vraag naar analyse van een voorwerp dat het stuk te koop was. Tenslotte raadde ATHAR ook meer samenwerking aan tussen politie en erfgoedexperts, zowel om de opsporingsmethodes te verfijnen als om de Facebookgebruiker beter te sensibiliseren.
Maar hoe kan de clandestiene antiquiteitenhandel op Facebook gestopt worden?
Facebook pakt het probleem volgens ATHAR niet serieus aan. Zo wist Facebook simpelweg foto’s, berichten, statussen, gebruikers, en groepen met verboden inhoud, in plaats van die informatie op te slaan en te delen met de autoriteiten. Zo’n bewijs is cruciaal voor succesvolle vervolgingen. Er is ook een gebrek aan transparantie. In de periode van de publicatie van het rapport maakte de BBC ook de resultaten van een eigen onderzoek naar de online antiquiteitensmokkel bekend, waaraan de co-directeur van ATHAR, professor geschiedenis en antropologie aan de Shawnee University in Ohio Amr al-Azm, had bijgedragen.
Daaropvolgend kondigde Facebook aan dat men 49 smokkelgroepen gesloten had. Het was echter volstrekt onduidelijk waarom precies die 49 groepen verwijderd waren. Slechts 4 van de 95 groepen die ATHAR onderzocht had liepen immers tegen de lamp! Alles samengevat leek de aanpak van Facebook meer op een spelletje Whack-A-Mole dan een coherente strategie. Bovendien doken in de periode tussen het verschijnen van het BBC-onderzoek en de publicatie van het ATHAR rapport alweer nieuwe groepen op. Vervolgens kwam ATHAR eind april 2020 met het nieuws dat het aantal posts met foto’s van plunderingen en opgegraven stukken zelfs toegenomen was sinds het uitbreken van het COVID-19 virus. Die vaststelling volgt het stramien dat plunderaars profiteren van verzwakte veiligheidsmaatregelen, terwijl het lenteweer zich ook beter leent voor opgravingen dan de barre winter.
Toch had ATHAR kritiek op het feit dat het verwijderingsbeleid onveranderd bleef, en de opsporing gebrekkig.
Het was dan ook een kleine verrassing toen Facebook op 23 juni 2020 historische artefacten toevoegde aan de gereguleerde goederen in de community richtlijnen. Het plaatsen van ‘inhoud waarin wordt getracht historische artefacten te kopen, te verkopen, te verhandelen, te doneren, als geschenk te geven of hiernaar te vragen’ wordt daarmee expliciet verboden. Dit is een belangrijke stap en werd door ATHAR dan ook geprezen. Toch had ATHAR kritiek op het feit dat het verwijderingsbeleid onveranderd bleef, en de opsporing gebrekkig.
De rol van België in de antiquiteitensmokkel
Binnen Europa worden België, Nederland en het Verenigd Koninkrijk genoemd als belangrijke bestemmingslanden voor antiquiteiten omwille van, onder andere, de relatief gunstige regelgeving. De Britse kunstmarkt is veruit de grootste van de drie. België is door haar ligging een belangrijke internationale ontmoetingsplaats, maar de eigen robuuste markt in binnenland is ook sterk aan het groeien. Een van de belangrijkste stuwende krachten is de kunstbeurs BRAFA (Brussels Art Fair), waarvan het profiel de voorbije jaren versterkt werd. Maar ook daar duiken er problemen op. Op de meest recente editie van BRAFA werden een dertigtal kunstvoorwerpen in beslag genomen door inspecteurs van de federale overheidsdienst economie. BRAFA liet daarop in een persmededeling weten dat sommige van de handelaars die in de media gelinkt werden aan de in beslag genomen voorwerpen daarmee niets te maken hadden, en dat de voorwerpen in de depotruimte lagen en bijgevolg niet tentoongesteld waren op de beursvloer.

De controle werd als routineus beschreven, en BRAFA maakte zich sterk dat het altijd transparant met de autoriteiten meegewerkt heeft en zou blijven meewerken. Desalniettemin heeft BRAFA in het verleden stands toegewezen aan galerijen die in aanvaring met het gerecht zijn gekomen, zoals bijvoorbeeld J Bagot Arqueología Ancient Art in 2018. De gallerist werd later dat jaar door de Spaanse autoriteiten gearresteerd op verdenking van jarenlange samenwerking met een bende antiquiteitensmokkelaars; een van de aanklachten was terrorismefinanciering wegens de link met ISIS. Ook Phoenix Fine Art, onder andere betrokken bij een inbeslagname van twee voorwerpen door de Belgische douane in 2016, tekende reeds verschillende keren present op BRAFA. De dynamiek doet denken aan het Facebook-verhaal: de gecontroleerde galeries wijzen publiekelijk op hun geleverde inspanningen, maar een nader onderzoek van de handelspraktijken roept netelige vragen op.
Het is tijd voor actie, online en offline.
De politiecapaciteit voor kunstmisdaadbestrijding is in België helaas gekortwiekt. België heeft - in tegenstelling tot de ons omringende landen – sinds 2016 geen centrale gespecialiseerde politiedienst meer voor de coördinering van de strijd tegen kunstmisdaad meer. In dat jaar werd de cel Kunst en Antiek van de federale politie geïntegreerd op arrondissementsniveau en daarbij herleid tot slechts 1 persoon. Men wou inzetten op een ‘wendbare politie wier experts zich moeten toeleggen op de verbanden tussen malafide netwerken, eerder dan allemaal apart hun fenomenen te onderzoeken,’ getuigt Marianne Van Boxelaere in haar analyse voor Apache. De logica van deze beslissing botst met de realiteit: expertise dien je op te bouwen, wat vereist dat experts zich kunnen specialiseren door “onderzoek van hun fenomeen”. Een expertisenetwerk is geen force multiplier wanneer de basis er niet is. Het resultaat is dat, hoewel bijvoorbeeld de douane en financiële inspectie nog steeds een belangrijke en nuttige rol spelen, België vandaag beschouwd wordt als ‘een zwakke schakel in de strijd tegen kunstmisdaad,’ zodus Van Boxelaere.
Het valt te hopen dat de laatste dynamiek die van de toekomst is, en dat we niet opnieuw verzanden in immobilisme.
Dezelfde conclusie werd getrokken in een senaatsrapport begin 2018, waarin aanbevolen werd om de eenheid niet enkel te herstellen, maar zelfs uit te breiden met vier of vijf rechercheurs, een douane-ambtenaar en een referentiemagistraat bij het federaal parket. Nog een pittig detail: in Nederland werd in 2001 de kunstcel reeds afgeschaft, 8 jaar later kwam men terug op deze beslissing. De afdeling kunstcriminaliteit binnen het Korps Landelijke Politiediensten is vandaag weer operationeel, met een databank en een systeem van lokale contacten om de strijd tegen kunstmisdaad te onderhouden. Maar ook in België zet men voorzichtige stappen vooruit: bij monde van minister Pieter De Crem wordt er vandaag weer werk gemaakt van een operationele cel kunstmisdaad op federaal niveau.
De balans van dit alles is in het beste geval gemengd. Aan de ene kant zijn de situaties in het ATHAR rapport en tot voor kort in België deprimerend. Verantwoordelijkheid wordt geminimaliseerd en opzij geschoven, met het gevolg dat criminelen quasi vrij spel krijgen. Aan de andere kant zijn er de eerste kiemen van een beter beleid. Het valt te hopen dat de laatste dynamiek die van de toekomst is, en dat we niet opnieuw verzanden in immobilisme. Het smokkelprobleem zal niet vanzelf verdwijnen. Het is tijd voor actie, online en offline.