Legokastelen in de chaos van het universum
Door Alexander Baeyens, op Thu Aug 12 2021 22:00:00 GMT+0000Pepijn Lanen – a.k.a. Faberyayo van De Jeugd Van Tegenwoordig – is rapper, schrijver en podcastmaker. In mei verscheen een omnibus die het eerste deel van zijn literaire werk bundelt. Het heersende beeld in de beperkte literaire kritiek daarover blijft dat van een vrijblijvend soort literatuur, een verkenning van de oppervlakte, zonder dieper door te dringen. Maar is dat wel zo?
Lanen heeft zijn bekendheid te danken aan zijn rol in De Jeugd Van Tegenwoordig, een rapgroep die gekend is voor zijn niet aflatende ironie en onoprechtheid. Ieder interview met de band ontaardt al gauw in een chaotisch spel van waarheid en leugen. De bandleden mijden iedere vorm van ernst, zoeken bewust de vrijblijvendheid op en etaleren een aura van anti-intellectualisme. Sprekend was een interview waarin Lanen de interviewer onderbreekt met de vraag of er coke is. ‘Gewoon lekker een toastje met roomboter en coke’, voegt hij eraan toe, ‘kankerlekker ontbijtje.’
Lanen heeft echter ook andere gedaanten als artiest. Hij heeft een solocarrière als singer-songwriter en maakt deel uit van het dadaïstische collectief LeLe, samen met kunstenaar Piet Parra en producer Rimer London. Met rapper Yousef Gnaoui vormt hij Yous & Yay. Zij maken naast muziek maandelijks een podcast voor VPRO, waarin ze twee uur met een gast palaveren.
Lanens oeuvre kan getypeerd worden aan de hand van een van de bekende oneliners van De Jeugd: ‘Twee gezichten, één formule als Lauda en Niki.’
De andere grote pijler van zijn werk is literatuur. In zijn debuut, de kortverhalenbundel Sjeumig (2013) schippert Lanen handig tussen ‘urban fairytales’ en gortdroog realisme. Zijn roman Naamloos (2016) beschrijft hoe een naamloze jongeman ophoudt met drinken en op zoek gaat naar zijn identiteit. Voor Hotel Dorado (2018), een surrealistische graphic novel geïllustreerd door Floor van het Nederend, verzorgde Lanen de dialogen. Nog een jaar later verscheen Het Wapen van Sjeng, de eerste onderwaterroman in de Nederlandse letteren. De intrige van deze roman omvat een queeste zonder bestemming of finaliteit, een doelloze dwaaltocht over de oceaanvlakte. In 2020 was er dan het boek Vad3r, waarin Lanen zijn eigen vaderschap beschrijft aan de hand van dagboekschetsen. Dit jaar kwam ten slotte zijn luisterspel Gothrecht uit, een episch, absurdistisch audiodrama.
Lanens oeuvre kan getypeerd worden aan de hand van een van de bekende oneliners van De Jeugd: ‘Twee gezichten, één formule als Lauda en Niki.’ Het is een vers van Faberyayo in het nummer waarmee de jongens zichzelf op de kaart zetten: ‘Watskeburt’. Het beeld van het tweede gezicht, de januskop, resoneert ook in hun nummer ‘Bertje vs Yayo’, waarin de intrinsieke dualiteit van de mens centraal staat: een haast archetypische dichotomie tussen goed en kwaad. Ten slotte zit dit motief verwerkt in ‘Aan Het Einde Van De Tijd’ uit Lanens soloplaat Das Drama (2020): ‘Leeg en licht, leef met twee gezichten / Kijk recht in het tegenlicht.’
Twee gezichten
Het beeld van de januskop slaat op de tweespalt die zijn oeuvre beheerst. Het schippert tussen vrijblijvendheid en oprechtheid, existentiële ontreddering en hervonden houvast. Het is een oeuvre gebouwd op contrasten, die met elkaar interageren en elkaar bevechten.
Toch wordt in de summiere literaire kritiek nogal eenzijdig het vrijblijvende karakter van Lanens werk onderstreept. Zo concentreren Emy Koopman en Lisanne Snelders zich in hun bespreking van de debuutbundel Sjeumig voor DW B op de oppervlakkigheid van de verhalen. Zij storen zich aan de aanhoudende maskerade van onoprechtheid in de bundel, het ontbreken van ‘een diepere laag’ achter de façade van ironie en relativisme.
In Lanens latere werk ontstaat betekenis in de ontmoeting tussen de contrasten, in de twee gezichten die elkaar aankijken.
Koopman bemerkt dat Lanen in zijn werk een gelijksoortig nihilisme aan de dag legt als Bret Easton Ellis en Herman Brusselmans, twee van Lanens literaire voorbeelden. Maar bij hen staat dat nihilisme respectievelijk ten dienste van een kritiek op het kapitalisme en de evocatie van een dieptragische menselijkheid. Volgens haar ontbreekt deze extra dimensie bij Lanen. Het nihilisme is werkelijk nihilistisch bij hem, het leidt uiteindelijk niet tot iets anders, iets van betekenis.
In hun bespreking gebruiken de auteurs heel wat metaforen om deze diepere laag achter de façade te omschrijven. Ze hebben het over het ‘vlees’ dat aan de verder kale verhalen zit, dat wat ‘schrijnt’ en ‘schuurt’, dat wat ‘op het spel staat’ en ‘waar iets te halen valt’. Het gaat met andere woorden om iets wat ertoe doet, iets de vrijblijvendheid overstijgt.
In tegenstelling tot wat Koopman en Snelders beweren, is dit schurende element wel te vinden in Lanens latere werk. Het ontstaat in de ontmoeting tussen de contrasten, in de twee gezichten die elkaar aankijken. De januskop is met andere woorden de betekenisgenerator.
Chaos in het universum
Exemplarisch voor de existentiële twijfel in Lanens werk is het album Chaos In Het Universum, dat Faberyayo in 2017 maakte met Stippenlift, de vader van het Nederlandse genre ‘depriwave’. Een treffend voorbeeld is het nummer ‘Faber’s Theme (Verdwaald In De Wereld)’: ‘Ik verlang naar zekerheid / Maar wie gaat mij die verschaffen / Het universum hangt van chaos aan elkaar / Niks slaat ergens op […] Op zoek naar antwoorden / Terwijl ik niet moet willen begrijpen / En ik weet dat ik dat weet / Dat is lastig met elkaar te rijmen […] Er is alleen maar nu / Morgen bestaat niet.’
Lanen heeft grosso modo twee manieren om met die chaos in het universum om te gaan: óf hij vlucht van die chaos weg door ironische distantie, óf hij vindt troost in de kale onderkenning van die chaos, de aanvaarding ervan.
Lanens vroege solowerk valt het best te omschrijven als een maskerade. Zo verschijnt in 2014 het album Het Grote Gedoe 2: Angst & Walging. De naam verwijst naar Hunter S. Thompsons roman Fear and Loathing in Las Vegas, waarin drugs voor een sportjournalist een uitweg vormen uit de dagelijkse realiteit. In een interview met Atze De Vrieze (2013) blikt Lanen terug op zijn eerste kennismaking met het boek als tiener: ‘De eerste pagina heb ik zeker tien keer gelezen. De mensen in dat boek doen op geen enkele manier mee aan de normale samenleving, ze zijn alleen maar aan het ageren en overal tussendoor aan het glippen. Wat ik vooral onthouden heb van dat boek: drugs moeten wel het allercoolste op deze aarde zijn.’
Illustratief op dit album is ‘Sniewaar’, waarin sarcasme de absolute boventoon voert. Het personage in dit lied vertelt op een feest hyperbolisch over hoe geweldig hij het allemaal vindt: ‘Wat een leuk gesprek, ben op aan ’t letten / Helemaal te gek, om never te forgetten.’ De titel van het lied geeft echter aan dat we dit allemaal niet te serieus moeten nemen. Sterker nog herkennen we dat in volgende verzen: ‘Het hele leven juich ik toe, alleen waarheid komt m’n mond uit […] Het is inderdaad echt waar, een niet gelogen zaak.’
De drang om de chaos van de wereld onverschillig, haast cynisch, te ontvluchten is ook frappant in het verhaal ‘Arnold en Vera’ uit Sjeumig. In dat verhaal zijn twee koeien op weg naar een slachthuis. Ze mijmeren over het afgelopen leven en de aankomende dood, en komen tot het besluit dat alles zinloos is geweest. Toch vinden ze berusting in dat schrijnende besluit. Lanen schuwt hier zelfs zwaarwichtigheid niet: ‘Alles was alles en niets was niets. Betekenissen verloren hun betekenis en er was nog weinig anders over dan het laadruim van de veewagen en de uitgestrekte velden.’ Het klinkt welhaast oprecht en neerslachtig, ware het niet dat Arnold hierna zegt: ‘Nog een keertje ballen?’ – wat seks betekent – en Vera antwoordt: ‘Why the hell ook not?’ In deze korte dialoog worden alle ernstige reflecties uit dit verhaal over leven en dood tenietgedaan, gebanaliseerd tot een fait divers. Het is alsof de auteur bijna een doodeerlijk verhaal schreef, maar helemaal aan het slot toch enkele regels moest toevoegen die alles tot een grap herleiden.
Lanen vlucht in zijn latere werk niet langer voor de chaos, maar besluit die te benoemen.
Koopman en Snelders waarschuwen voor zulke ironische eindes. Ze citeren daarbij David Foster Wallace, het boegbeeld van de New Sincerity. Hij schrijft: ‘Irony tirannizes us.’ In een wereld die beheerst wordt door ironie, vallen de zekerheden weg. Ironie is een ‘existential pokerface’, waaruit niks nog af te leiden valt. Hierdoor vervaagt de grens tussen waarheid en leugen – of wordt deze grens in elk geval onbelangrijk. Ironie banaliseert de vraag naar oprechtheid en daar schuilt gevaar in.
Vanuit deze overtuiging is een generatie schrijvers opgestaan die we kunnen rekenen tot de stroming van de New Sincerity of Nieuwe Oprechtheid. Het gaat hier om schrijvers die zoeken naar waarde en houvast te midden van een postmoderne wereld, auteurs die zoeken naar vaste definities in een universum waarin alles is weg te deconstrueren.
Doelloos dwalen
Na Lanens vroege periode van ironie en escapisme breekt een wat zwaarwichtiger tijdperk in zijn werk aan. De auteur-artiest vlucht niet langer voor de chaos, maar besluit die te benoemen. Hij onderkent het bestaan ervan om er beter mee te kunnen omgaan. In deze nieuwe denklijn liggen de roman Naamloos (2016) en het album Chaos in het universum (2017). Maar de diepgewortelde existentiële vertwijfeling toont zich misschien wel het sterkst in de onderwaterroman Het Wapen van Sjeng.
De legokastelen die Lanen bezingt zijn de elementen van houvast en duurzaamheid, het antidotum tegen de chaos.
In dit urban scifi-verhaal zijn Chef en zijn gids Anton op zoek naar de Blauwe Ridder. Het waarom van deze tocht en de onderlinge relaties tussen de verschillende personages in deze queeste blijven echter onduidelijk tijdens de reis: ‘Het eerste wat je moet doen, is afstand nemen om je hoofd op orde te krijgen, wanneer je begint aan een zoektocht. Zeker als je geen idee hebt waar je precies naar op zoek bent en waar je datgene denkt mogelijk te kunnen vinden. We waren op zoek naar de Blauwe Ridder.’
Chef en Anton weten dus wel dat ze op zoek zijn naar de Blauwe Ridder, maar wat ze daar dan hopen te vinden, het waarom van de queeste, is onduidelijk. Als Anton op een bepaald punt op de proppen komt met een kaart en het doel op die kaart aanwijst, ziet zijn kompaan het doel niet eens. Bovendien duiken er voortdurend nieuwe kaarten op die kunnen dienen als leidraad voor hun queeste. Het doel van de reis is dus zowel onzichtbaar als versplinterd: er zijn zowel geen doelen als duizend doelen. Lanen omschrijft de toestand van zijn personages dan ook als ‘beckettiaans’ en ‘godot-y’.
Legokastelen
‘Legokastelen’ refereert aan een nummer op het in 2019 verschenen album <3. Het subject in dit nummer vertelt over hoe hij in de krant leest dat ‘de storm’ eraan komt en dat hij niet weet waar ‘zijn schip’ nadien zal stranden, wat respectievelijk verwijst naar de lelijke werkelijkheid en naar de onzekerheid van de postmoderne mens daarin. Het subject en zijn familie bouwen echter ‘legokastelen’ die de werkelijkheid aankunnen, waar de lelijkheid van de buitenwereld niet toe kan doordringen. De legokastelen die de auteur hier bezingt zijn de elementen van houvast en duurzaamheid, het antidotum tegen de chaos.
Typisch in Lanens werk is dat hij in de existentiële vertwijfeling houvast vindt bij een geliefde. Neem nu het nummer ‘Aan Het Einde Van De Tijd’, waarin het subject gevangen zit in een gedachtegang vol vragen die veel weg heeft van een labyrint: ‘Wat is tijd in een vacuüm van tijd? / Wat is iets als je niet weet op wat het lijkt? / Wat een schaduw als hij niet valt?’ Na de chaotische gedachtegang besluit het lied echter met de zachte woorden: ‘Sta je naast mij aan het eind, aan het einde van de tijd? / Samen gaan we kwijt, aan het einde van de tijd.’ Lanen vindt berusting in de aanwezigheid van de geliefde.
In de verhalen in Sjeumig vervult de geliefde eenzelfde rol. In ‘Taxi Naar De Tering’ ontwaakt een gedesoriënteerde twintiger bijvoorbeeld naast een vrouw die hij niet kent. Na enkele momenten van crisis en vertwijfeling over hoe dat is kunnen gebeuren en hoe het nu verder moet, besluit hij de deur uit te gaan en een taxi te nemen. Als die taxi maar niet bij een bestemming lijkt te komen – omdat er vermoedelijk niet zoiets is als een bestemming – en de twintiger tot overmaat van ramp geen saldo meer heeft op zijn pinpas, zet hij het op een lopen. Kort hierna wordt hij als bij wonder opnieuw wakker in het appartement van het vreemde meisje, waar hij ten slotte rust vindt.
Niet enkel bij de geliefde vinden de personages nieuwe levenswaarden, ook in allerlei abstractere overtuigingen. Zo lijkt aan het einde van Het Wapen van Sjeng de Blauwe Ridder zijn tegenstander te vereenzelvigen met het concept van angst. Hen is een personificatie van het angstgevoel, en net zoals we ons leven niet door hen mogen laten leiden, mag angst ons leven niet beheersen. Het zijn daarentegen concepten als vriendschap en familie die houvast bieden.
‘Er is meer boodschap in mijn werk gekropen omdat het erin gekropen is. Ik ben niet onderweg ergens naartoe. Ik ga mee op de golven.’
Een andere flits van optimisme in dit groteske scifi-verhaal is de afkondiging van het relativisme: ‘Het was belangrijk wel het spel te blijven spelen en niet toe te geven aan het gevoel van lamlendigheid. Op het moment dat je in je hoofd de omschakeling maakt naar het maakt toch allemaal geen reet uit of het gaat altijd zo kan je net zo goed meteen in bed gaan liggen en er nooit meer uit komen.’ In zekere zin zweert Lanen – of althans zijn verteller – hier resoluut de postmoderne onverschilligheid af.
Lanen houdt vol dat hij in zijn werk geen rekening houdt met een publiek of engagement, dat zijn kunst geen ander doel dient dan kunst te zijn. Desalniettemin voegt de auteur hieraan toe in een gesprek met rekto:verso: ‘Hoe meer ik maak, hoe meer ik schrijf, hoe ouder ik word, hoe meer lagen er verdwijnen. Het gaat wel degelijk ergens heen. Er is meer boodschap in mijn werk gekropen omdat het erin gekropen is. Ik ben niet onderweg ergens naartoe. Ik ga mee op de golven.’
Zoektocht naar herdefiniëring
Ook in Lanens eerste roman, Naamloos, die volgt op de debuutbundel Sjeumig en voorafgaat aan Het Wapen van Sjeng, wordt de tweespalt tussen chaos en houvast minutieus uitgewerkt. Existentiële vertwijfeling is in dit verhaal niet weg te denken. Het begint met een jonge dertiger die na een reeks nachten vol drankzucht wakker wordt zonder zijn spullen en zonder naam. Dit werkt zo bevreemdend dat hij van de ene dag op de andere beslist om een maand lang geen druppel alcohol meer aan te raken. Hij begint zichzelf opnieuw te definiëren en te zoeken naar waarden die niet zo destructief zijn als die die hem in zijn onzekere toestand hebben gebracht.
Het hoofdpersonage in Naamloos is zowel niemand als iedereen. De twee gezichten van de januskop kijken elkaar aan, maar ze zijn tegelijkertijd één en hetzelfde gezicht.
De roman verbeeldt de tocht van een jonge dertiger van chaos naar regelmaat en waarden. Aan het begin is alle zekerheid weg, zelfs de zekerheid van het ‘ik’. De naamloze protagonist is zodanig vervreemd van zichzelf dat hij zichzelf niet meer herkent: ‘Als ik omhoog kom is daar weer de spiegel. Het is het gezicht van een vreemde, waarvan ik toch elk detail kan dromen. De ogen altijd hetzelfde; vragend en doelloos.’ En: ‘Ik sta op om te plassen en mijn tanden te poetsen als een normaal iemand maar ik durf niet in de spiegel te kijken. Omdat ik niet weer geconfronteerd wil worden met het naamloze gezicht. Die verbaasde lege blik van de vreemdeling met het bekende gezicht. Iemand raakt toch niet zomaar zijn persoonlijkheid kwijt. Het is meer dan dat.’
In de roman is het niet zozeer zaak om de oorspronkelijke persoonlijkheid van het naamloze gezicht terug te vinden, maar wel om een nieuwe, duurzame persoonlijkheid te ontwikkelen, een persoonlijkheid die niet meer louter afhangt van een pinpas en een laptop vol data. Die herdefiniëring heeft Naamloos gemeen met Luigi Pirandello’s Uno, nessuno e centomila (Iemand, niemand en honderdduizend) (1926). In die roman krijgt de hoofdpersoon op een dag de opmerking dat zijn neus wat scheef staat. Omdat hij zich er nooit bewust van is geweest, heeft hij het gevoel dat zijn hele leven een leugen is geweest, en belandt hij in een existentiële crisis. Het drijft de man ertoe zich radicaal te herdefiniëren: hij wil voortaan zowel niemand als iedereen tegelijk zijn.

De naamloze man in Lanens roman heeft soortgelijke allures. Door het verlies van zijn identiteit aan het begin is hij zowel niemand als iedereen. Althans, hij kan iedereen worden die hij maar wil. Hij is op dat moment alles tegelijk: zowel de zelfdestructieve ik-toen als de weifelende, maar naar waarde zoekende ik-nu. Chaos en orde staan tegenover elkaar, de twee gezichten van de januskop kijken elkaar aan, maar ze zijn tegelijkertijd één en hetzelfde gezicht. In deze paradox vinden we iets interessants, iets wat ‘schuurt’, iets betekenisvols dat enerzijds de vrijblijvende ironie van de debuutbundel en anderzijds een simplistisch moralisme overstijgt.
Waar Lanen zich aan het begin van zijn literaire carrière nog schuldig maakte aan een eindeloze maskerade van grappen, overstijgt hij nu de vrijblijvendheid.
Waar Lanen zich als auteur in Sjeumig nog verstopt achter oppervlakkige grappen zonder een diepere laag te bereiken, of die misschien zelfs bewust vermijdt, ontwaar je deze laag wel in Naamloos. De oprechtheid die Koopman en Snelders missen in de debuutbundel, wordt wel nagestreefd in deze roman, weliswaar zonder al te eenvoudig of boodschapperig te zijn. Doordat Lanen de tegenstellingen laat samensmelten, toont hij iets wezenlijks over de psychologie van de moderne mens, verscheurd tussen een neiging naar escapisme en een verlangen naar houvast en waarde, om te overleven in een onzekere wereld. Het is de strijd die zijn personages voeren, maar ook zijn strijd als auteur.
Deze paradoxale confrontatie tussen tegengestelden is te beschouwen als een belangrijke stap in de volwassenwording van de auteur. Waar hij zich aan het begin van zijn literaire carrière nog schuldig maakte aan een eindeloze maskerade van grappen, zoals in zijn vroege solowerk als muziekartiest, contrasteert die nu met de zoektocht naar oprechtheid en houvast van zijn personages. Lanen overstijgt op die manier de vrijblijvendheid van zijn vroege ironie.
In de omnibus die onlangs van zijn literaire werk verschenen is, herkennen we deze stap naar volwassenwording. We zien daarin de evolutie van een jong schrijverschap, een reis van relatieve betekenisloosheid richting een diepmenselijke zoektocht naar inzicht en waarde.