Leven met de doden bij de Peranakan-Chinezen

Door Laurens Hwai-Gi Tan , op Tue Aug 30 2022 22:00:00 GMT+0000

Bij de Chinese Peranakan, de culturele gemeenschap van geemigreerde Chinezen in onder andere Indonesië, leven de levenden en de doden niet in aparte werelden, maar samen met elkaar. De (voor)ouderlijke zorgende rol eindigt niet bij de dood, net zoals de eerbied van kinderen voor hun ouderen (hsiao) niet stopt bij de dood. Hoe houden de Peranakan hun rituelen en symbolen voor de doden levend?

Wanneer iemand het einde voelt naderen, gebeurt het vaak dat deze persoon het vreemde verlangen voelt om ‘naar huis te gaan’. Dit was ook zo bij mijn grootoom Gan Tjiang Tek, wijlen conservator van het Museum Volkenkunde. Met aandrang vroeg hij me op zoek te gaan naar het graf van zijn grootouders op de begraafplaats van Tjikadut, een klein dorpje naast de stad Bandung op West-Java in Indonesië. Mijn grootoom was 99 jaar op dat moment, en het graf al meer dan zeventig jaar onbezocht.

De enige aanwijzingen die ik had waren twee foto’s, genomen in 1920 bij de voltooiing van het graf, en in 1936 bij de begrafenis van mijn betovergrootmoeder. Ik ging naar de begraafplaats van Tjikadut, waar ik aan de hand van deze foto’s het graf kon opspeuren, een uiterst luxueus bouwwerk met Chinese, Javaanse en Europese art nouveau-elementen. Meteen na aankomst terug in België rapporteerde ik mijn vondst aan grootoom Gan, die een kreet van opluchting liet omdat het graf er nog stond. ‘Ik kan terug naar huis!

Zielencommunicatie

De voorouderverering is al millennia zo hardnekkig ingebed in de Chinese cultuur, dat het mee geïncorporeerd werd in latere vormen van Boeddhisme, Confucianisme en Taoïsme. De Chinezen uit de voornamelijk zuidelijke provincies Fujian en Guangdong emigreerden massaal naar de Indische archipel in de 18de en 19de eeuw en brachten hun gewoontes en gebruiken mee. Deze Peranakans, uit het Maleis vertaald als ‘afstammelingen’, namen ook lokale tradities en culturen van onder meer Indonesië over, waardoor unieke culturele entiteiten ontstonden. Hoe evolueerde deze cultuur zonder haar eigen rituelen volledig te verliezen in veranderende contexten? Mijn anekdotes, observaties en verhalen van vrienden en familieleden tonen hoe het leven met de doden bij de Peranakan-Chinezen zich bewoog tussen de privésfeer van de huiskamer en de overdekte buitengraven voor collectieve familievieringen.

Cikadut (West-Java), 1920. Foto genomen bij de officiële voltooiing van het graf van mijn betovergrootvader

Confucius leerde ons dat de mens bestaat uit twee zielen. Als eerste is er de P’o-ziel, die ontstaat op het moment van de conceptie. Bij de geboorte treedt vervolgens de Hoen-ziel in het lichaam. De zielen gaan terug uit elkaar bij de dood. De eerste ziel vertrekt op reis naar de hemel, de Hoen-ziel blijft verbonden met het fysieke lichaam. Voor de Peranakan, die sterk zijn beïnvloed door de confucianistische voorouderverering, staat alles in teken van het zorgen voor en communiceren met de overleden voorouders. Die communicatie gebeurt via het gebed en het offer, dat kan plaatsvinden op drie plekken: het voorouderlijke graf, het voorouderaltaar, waarvan de zorg patrilineair wordt doorgegeven, en de klan-tempel. De Peranakan houden echter weinig klan-tempels over als gevolg van de emigratie.

Een huis voor de doden

De dood was en is geen taboe bij de Peranakan. Hoe prettig men het aardse leven ook wil maken, het hiernamaals moet nog aangenamer zijn. Tot en met de Indonesische Onafhankelijkheidsverklaring in 1945 was het heel gebruikelijk om meteen geld te sparen voor een begrafenis en begraafplaats eens je financieel onafhankelijk was. Hoe meer geld je kan uitgeven aan een mooi graf, hoe beter je ziel zal huizen op aarde. De begraafplaats moet zoveel mogelijk voldoen aan de Chinese feng shui-regels. Het liefst van al kies je een berg of heuvel. In de Chinese cultuur wordt je geboorte- en sterftemoment gekoppeld aan een windrichting. Het lichaam van de dode wordt gepositioneerd in die windrichting. Plaatsen met mooie uitzichten zijn tot op heden het meest gewild en het kostbaarst.

Iedereen wil de best mogelijke rustplek voor de zielen van hun voorouders, waardoor de rijkere bevolking al snel ging wedijveren om de meest kostbare graven.

Tjikadut, waar ik op zoek ging naar mijn voorouderlijk graf, is een klein heuveldorpje. De begraafplaats staat vol pareltjes van overdekte graven met Indonesische, Chinese en Europese architecturale elementen. Families komen er samen tijdens festiviteiten gelinkt aan de doden. Veel graven zijn volledig betegeld met kleurrijke cementtegels in geometrische patronen, beïnvloed door Europese kunst en architectuur. Het graf van mijn betovergrootouders heeft grafstenen die speciaal besteld en vervaardigd zijn in China en een dakconstructie die gebaseerd is op de West-Javaanse saung, kleine huisjes die midden in de rijstvelden staan en waar landbouwers overdag uitrusten.

Iedereen wil de best mogelijke rustplek voor de zielen van hun voorouders, waardoor de rijkere bevolking al snel ging wedijveren om de meest kostbare graven. Zo is er in Tjikadut een vroegtwintigste-eeuws graf van een Chinese officier voor Nederlands-Indië dat volledig bedekt is met marmer. Het graf heeft zelfs een voortuintje met een vijver en de overdekking is in de vorm van een classicistisch Nederlands koloniaal huis met wit bezetsel. Dat deze graven dermate doorspekt zijn met Nederlands-Europese en Indonesische elementen, toont dat de Peranakan-Chinezen, geheel kind van hun koloniale omgeving, niet enkel de Chinese architectuur als een ideaal beschouwden. Binnen hun tradities en geloof is er immers de ruimte om elementen uit andere culturen over te nemen en aan te passen aan hun eigen wereldbeeld.

Bandung (West-Java), +/- 1920. Officiële zielenfoto die vervaardigd is door mijn betovergrootouders zodat het later na hun overlijden een plaats zou krijgen op het voorouderlijke altaar.

Net zoals het graf is het voorouderlijke thuisaltaar een plek om met de overledenen te communiceren en hen te voorzien van voedsel, kleding, geld of andere dingen die ze nodig kunnen hebben in de zielenwereld. Sinds de 20ste eeuw plaatst men het thuisaltaar vaak in de leefruimte, ook volgens de feng shui-regels. Het intieme, aardse en alledaagse leven van de nabestaanden speelt zich zo af in de aanwezigheid van de voorouders.

Van zielentablet tot fotografie

In de 18de eeuw was het de gewoonte om de naam, geboorte- en sterftedatum, -uur, en -plek van de overledene op een zielentablet te schrijven. Men geloofde dat een deel van de ziel van de voorouder hierin zou huizen. Tijdens het Chinese Keizerrijk mochten vrouwen het keizerrijk niet verlaten. Enkel mannen mochten emigreren. In het nieuwe thuisland ging er dus veel van de oorspronkelijke Chinese cultuur verloren. De kennis van het Chinese schrift beperkte zich al snel tot een (intellectuele) elite. De latere generaties Peranakan geraakten vervreemd van het Chinese schrift, en hiermee ook van de intrinsieke betekenis van de voorouderlijke zielentabletten. Aan het einde van de 19de eeuw kende de portrettekenkunst en nadien ook de fotografie een onverwachte bloei in Nederlands-Indië, dankzij de Chinese Peranakan-families die het inmiddels weinigzeggende zielentablet vervingen door een portret van hun overleden familielid. Voor hen was de aanwezigheid van hun geliefde meer voelbaar via een afbeelding boven het altaar.

Terwijl de Westerse portretkunst nog weinig circuleerde in het Chinese Keizerrijk, ontwikkelde de portretfotografie zich wel verder in Nederlands-Indië bij de Peranakans.

Oost en West vonden elkaar in het voorouderlijke portret van de Peranakan-Chinezen. Terwijl de Westerse portretkunst nog weinig circuleerde in het Chinese Keizerrijk, ontwikkelde de portretfotografie zich wel verder in Nederlands-Indië bij de Peranakans. De mimetische kwaliteiten van Europese portretten was ontzettend populair geworden. De evolutie in voorouderlijke altaren illustreert de algemene ontwikkeling van de portretkunst: van realistische tekening naar de eerste sepiafoto’s, tot de analoge en digitale fotografie.

Dromen en verbranding als communicatie

Naast het graf en het altaar zijn er specifieke rituelen die noodzakelijk zijn om te communiceren met de overledenen. Rituelen met vuur, verbranding en rook zorgen ervoor dat goederen, gebeden en geld goed aankomen bij de doden. Belangrijk is het verbranden van wierookstokjes (hio), die beladen worden met een gebed terwijl men ze vasthoudt. Wanneer ze opbranden, vindt er als het ware een gedaanteverandering plaats: het fysieke wordt geestelijk in de vorm van rook die opstijgt naar de hemel, naar de overledenen.

Het is bewonderenswaardig met welke toewijding iedereen wekenlang werkt aan een papieren huis, van bedden en gordijnen tot zwembaden.

Dit principe van rook als een medium om de fysieke wereld over te brengen naar de geestelijke wereld is aanwezig in bijna elk ritueel van de voorouderverering. Daarom is naast wierook ook papier een belangrijk materiaal bij rituelen. Net na het overlijden van een geliefde is de familie reeds druk in de weer met het vouwen van dodengeld. Dit is papier dat in allerhande vormen wordt gevouwen, afgewerkt met een strook zilverfolie, en vervolgens verbrand. De overledene heeft immers geld nodig om de hemel binnen te raken. Ook bouwt men een papieren huis, omdat men de overledene van, indien mogelijk, luxueuze aardse goederen moet kunnen voorzien. Hoe groter deze miniaturen huizen zijn, hoe beter.

Na de begrafenis van een groottante van me, tante Toen, mocht ik meedoen aan de vervaardiging van zo’n papieren huis. Het is bewonderenswaardig met welke toewijding iedereen wekenlang werkt aan de constructie en inrichting, van bedden en gordijnen tot zwembaden. Het spreekt voor zich dat ik, als onervaren persoon, deze behendigheid niet had. Bij het maken van de vleugelpiano voor de grote hal kreeg ik dan ook het verwijt dat de verhoudingen niet correct waren. ‘Wat moet tante Toen doen met zo een groot ding in de hal? Zo kan ze er niet eens deftig langslopen!’ Hoewel groottante Toen naar mijn weten geen enkel muzikaal talent had, was die piano toch belangrijk. Een week later merkte ik dat mijn piano was vervangen door een vakkundig gemaakte, proportionele piano.

Leuven, 2021. De vooravond van Chinees Nieuwjaar. De oorspronkelijke zielenfoto van mijn betovergrootouders vindt nog altijd zijn plek boven het voorouderlijke altaar, honderd jaar later, elfduizend kilometer verder.

Deze rumah arwah (of zielenhuizen) tonen hoe binnen levende tradities de ruimte bestaat voor vernieuwing. Zo zijn deze huizen tegenwoordig vaak moderne villa’s, voorzien van alle comfort. Niet alleen hebben de overledenen nood aan een woonst en geld, maar ook aan kleding, handtassen, laptops en tablets. De meest luxueuze merken worden op ware grootte nagebootst, het liefst van merkproducten. Een achtertante vertelde me dat ze papieren ‘zielenkleding’ vroeger vaak met gekleurd papier maakten. Vandaag de dag gaat de voorkeur uit naar in speciale winkels aangekochte zielenkleding van luxemerken zoals Louis Vuitton, Rolex, Gucci en Prada.

Feesten met de doden

Voorouders staan centraal tijdens alle jaarlijkse feestdagen, maar de vooravond van het Chinees Nieuwjaar, hét grootste feest voor Peranakan-Chinezen, is nog net iets meer bijzonder. Het voorouderlijke altaar wordt volgezet met alle gerechten voor die avond. Dan volgt de uitnodiging aan de voorouders om de maaltijden te nuttigen. Iedereen brandt wierook, knielt en buigt uit dankbaarheid voor de voorouderlijke zegen en bescherming. Als de wierook is opgebrand, wordt er van elk gerecht een klein beetje genomen om samen te worden verbrand met de thee en manden vol gevouwen papiergeld. Zo wordt dit naar de overledenen getransporteerd. De voorouders bepalen het moment waarop het nieuwe jaar is aangebroken, en communiceren dit via twee muntjes die een familielid moet opgooien. Indien ze met gelijke zijden op de grond vallen, is het nieuwe jaar nog niet aangebroken en moet er nog eventjes gewacht worden. Vallen de muntjes met verschillende zijden op de grond dan is het nieuwe jaar aangebroken. De familie steekt wierook aan, bidt voor de voorouderlijke zegen en wenst elkaar een gelukkig nieuwjaar.

Het intieme, aardse en alledaagse leven van de nabestaanden speelt zich af in de aanwezigheid van de voorouders.

Op het Cioko-festival, dat op de vijftiende dag van de Chinese zevende maand valt, vereren Peranakan-families niet enkel hun eigen voorouders, maar alle doden, omdat de poorten van de hemel tijdens de hele zevende maand open zouden staan. Niet enkel goede, maar ook kwade geesten krijgen dan vrijspel op aarde. Geesten van voorouders die niet langer vereerd worden door hun eigen families zijn hongerig en veroorzaken ongeluk en ziekte. Daarom plaatst men een altaar, buitenshuis en laag bij de grond, met voedsel. Boze geesten die verzadigd worden, al is het niet door hun eigen familie, zullen je zegenen.

Bij veel Peranakans, ook bij mijn vader, is deze feestdag echter in de vergetelheid geraakt. De hele familie stond dan ook in rep en roer toen mijn vader en ik terloops vertelden dat we op die befaamde vijftiende dag gedroomd hadden van mijn grootmoeder en grootoom, op zoek naar eten. Iedereen was meteen in paniek bij de gedachte dat ze als hongerige geesten zouden kunnen ronddwalen op aarde. De familie droeg ons dan ook onmiddellijk op om, hoewel we in België waren, buiten een altaar op te zetten met hun lievelingseten.

Voorouderverering vroeger en nu

Net zoals het Cioko-festival bij mijn familie, zijn er nog meer dodenrituelen in de vergetelheid geraakt. De dominante bekeringspolitiek van katholieke en protestantse missies zorgden reeds voor de Tweede Wereldoorlog dat een aanzienlijk groot deel van de Peranakans op Java de voorouderlijke riten de rug toekeerden. Ook de heftige anti-Chinese politiek van onder meer het regime van president Soeharto vanaf 1966, leidde ertoe dat het onderhoud van de voorouderlijke graven en altaren clandestien gebeurde. Anticommunistische rebellen plunderden de huizen van Peranakan-Chinezen, en verbrandden ook de voorouderlijke portretten, zielentabletten en altaren.

De vondst van het graf van mijn grootoom openbaarde voor mij een heel wereldbeeld.

Het hebben van een multiculturele achtergrond zorgt voor een levenslange zoektocht naar jezelf en je culturele identiteit. De vondst van het graf van mijn grootoom openbaarde voor mij een heel wereldbeeld. Ik kwam dichter te staan bij mijn voorouders, die mij de wortels gaven voor mijn bestaan. Ik kan dan ook zeggen dat, net zoals zij mij leiden op mijn levenspad, ik voor hen een zielenbrenger ben geworden. Hen vereren, over hen praten, en naar hen op zoek gaan houdt hun ziel in leven. Zo probeer ik hen te leiden naar hun eeuwige zielenrust. Dit alles vanuit de hoop dat ik later eveneens bij hen kan ‘thuiskomen’.