Lezen tussen/tegen de regels van de Antwerpse Volksgazet
Door Ahilan Ratnamohan, op Fri Dec 15 2023 12:00:00 GMT+0000Sinds 2019 krijgt Ahilan Ratnamohan de kranten van Vlaams Belang in de bus. Hij besloot een verzameling aan te leggen, op zoek naar nieuwe Nederlandse woorden. 'Het Nederlands van de Antwerpse Volksgazet lag veel dichter bij het mijne dan eender welke linkse progressieve kunstenaar of activist die ik normaal zou lezen.'
Als ik word gevraagd om een artikel over het ‘ontregelen’ van taal te schrijven, wil ik eerst even nagaan of ik het woord wel helemaal begrijp. Dit is geen goed begin. Of misschien is het net een perfect begin. Als ik ‘ontregelen’ wil begrijpen zonder mijn goede vriend 'woorden.org' te raadplegen, dan haal ik het woord uit elkaar. ‘Ont’ moet in mijn native Engels ongeveer klinken als ‘un’. Bij ‘regelen’ heb ik twee keuzes: instinctief associeer ik het woord met ‘regels’, dan zou het geheel ‘unrule’ of ‘derule’ worden, of misschien ‘derulify’? Als ik aan het werkwoord ‘regelen’ denk, vertaal ik het als ‘arrange’ en kom ik uit bij ‘unarrange’, ‘disarrange’ of ‘derange’. Dat is wat ik ervan maak vanuit mijn kennis als Angelsaksische NT2-er, de etymologie van ‘ontregelen’ ligt wellicht in een andere richting.
Het moet in 2019 zijn dat ik voor het eerst een krant van Vlaams Belang in mijn brievenbus vond. Ik woonde op ‘t Zuid in Antwerpen, nadat ik enkele jaren in de minder rijke buurten van Noord had gewoond. Ik was verrast toen ik voor het eerst de Antwerpse Volksgazet in mijn brievenbus vond. Was het de bedoeling dat ik die in mijn handen kreeg? Was het een ongelukje? Waarom had ik deze krant in de afgelopen zes jaar nooit gezien – hadden wijkagenten mijn adres dan niet doorgegeven? Was dit een vreemdsoortige uitnodiging om deel uit te maken van een geheime club, nu ik als vreemdeling in een witte straat kwam wonen?
Ik was angstig voor het geweld in de Antwerpse Volksgazet, maar voelde ook een naïef enthousiasme voor de woorden die ik er zou kunnen ontginnen.
De voorbije jaren heb ik me beziggehouden met het oplijsten van Nederlandse woorden. Deze ondertussen-kunst-praktijk was een toevallig bijproduct van het leren van talen, een proces waaruit voorstellingen als Alle woorden die ik nog niet kende (2022) en Une traduction infidèle (2023) zijn ontstaan. De woordenlijsten die ik bijhoud, situeren zich in verschillende talen en registers. Ze bevatten woorden die ik heb geleerd uit boeken of mailverkeer, woorden die ik opving in gesprekken. De lijsten hebben namen als Amar Chitra Katha Comic Books Tamil, Ahil French #3, Spanish via Las Locuras de Bielsa, Jaffna Tamil 2018, Advanced Nederlands, Nederlands #2. Een bijzondere obsessie heb ik voor de etymologie van woorden en de verbinding tussen een woordenschat en een gemeenschap. De voorbije weken las ik geregeld Tamil met mijn moeder. In het boek Gorilla van de Sri Lankaanse auteur Shobashakthi kwamen we woorden tegen uit een ruraal Tamil. Het fascineert me om woorden te leren die enkel binnen Sri Lanka betekenis hebben, en nog meer omdat ze bemiddeld worden via het propere upperclass Tamil van mijn moeder – die nogal over vulgaire woorden als 'slet' en 'kneuken' struikelt.
Ik ben de Antwerpse Volksgazet beginnen te lezen met een gewrongen gevoel. Ik was zenuwachtig en angstig om op gewelddadige artikels te stoten, maar voelde ook een naïef enthousiasme voor de woorden die ik wellicht zou kunnen ontginnen. De realiteit viel anders uit. In tegenstelling tot een deftige Vlaamse roman of een essay in rekto:verso kwam ik maar zelden moeilijke, verrassende, mij vreemde woorden tegen. De NT2-er in mij werd niet bevredigd. In plaats daarvan kreeg ik een redelijk laagdrempelig, makkelijk verteerbaar Nederlands voorgeschoteld, gepeperd met bizarre, creatieve constructies zoals ‘Antwerpistan’ en ‘autofobie’. Dit Nederlands lag veel dichter bij het mijne dan eender welke linkse progressieve kunstenaar of activist die ik normaal zou lezen.
Mijn eerste herinnering aan Vlaams Belang komt uit 2013. Op de Jan Van Rijswijcklaan hield de partij een middelmatig betoog. Ik had, nog relatief nieuw in België, het geel en zwart herkend en wist al een beetje waarvoor die kleuren stonden. Toen ik voorbijreed – mijn karamelkleurige dochters op de kinderstoel achteraan, ik weet niet of ze zichtbaar was – keek een man me aan. Zijn ogen spuwden vuur, alsof hij wilde zeggen: we kennen uw soort. De toorn katapulteerde me naar een moment uit mijn jeugd, naar een van de weinige cricketwedstrijden tussen Australië en Sri Lanka die ik live zag. Toen ik – zonder mijn witte vriend Mark Fulton, wiens familie me had uitgenodigd – even rond het stadion ging wandelen en Australië een four sloeg, boog een jongen met blonde krullen zich naar mij en juichte met vlammige, blauwe ogen en pompende vuisten in mijn gezicht. Zijn gezicht blijft me tot vandaag bij. Ik supporterde weliswaar voor Sri Lanka, maar behalve mijn huidskleur was er niets dat dat verklapte. Ik droeg geen Sri Lanka-truitje, noch eentje van Australië. In fact, als ik naar dat ogenblik terugkijk met mijn huidige kennis van wat de Sri Lankaanse regering op dat moment aan het doen was tegen de Tamil-bevolking, dan zou ik geenszins voor Sri Lanka hebben gesupporterd.
Als uiterlijke kenmerken bepalen hoe je gepercipieerd wordt door een maatschappij, ontwikkel je de neiging om die kenmerken met andere middelen te compenseren.
Net zoals die jongen wisten de leden van Vlaams Belang niet welke politieke overtuigingen ik had. Ze hoorden niet of ik Nederlands kon, en welke woorden ik dan zou gebruiken om mijn politieke of andere meningen te uiten. Als uiterlijke kenmerken bepalen hoe je gepercipieerd wordt door een maatschappij, ontwikkel je de neiging om die kenmerken met andere middelen te compenseren. Voor mij is dat de grote glimlach die ik werp naar oudere vrouwen op straat, wanneer ik merk dat ze zich niet veilig voelen. Het kan een mooie en beleefd geformuleerde zin zijn. Je uiterlijk bepaalt misschien het meest hoe anderen je zien, maar ik heb ontdekt dat taal een nipte tweede is. Alleen is de grens tussen accenten, woorden en sentimenten soms vaag; als je iemands woorden overneemt, neem je voor je het beseft ook iemands mening over. Woorden worden zinnen en zinnen worden politieke uitspraken.
De woorden die ik van Vlaams Belang kreeg, bleven al bij al beperkt: heterdaad, soelaas, zwerfvuil, beboeten, potsierlijk. Een pak woorden met negatieve connotaties die ik nooit actief zou gebruiken. Hoewel ik teleurgesteld was over de beperkte oogst, begon ik hoe langer ik groef wel meer inzicht in de partij te krijgen. Waar Vlaams Belang me eerst had gefascineerd met haar openlijke en sensatiebeluste xenofobie, maakte ik nu kennis met een bevolking die bang is voor het uitsterven van de cultuur die ze koestert. Mijn oorspronkelijke insteek om de Volksgazet te lezen was de schrijnende xenofobie geweest op de eerste pagina’s, maar nu ging ik beseffen dat de krant, als platform van een lokale oppositiepartij, nog meer ruimte besteedde aan kritiek op burgemeester Bart De Wever. En dat allemaal via een simpele taal die me nooit buitensloot.
Het knikje, of gekleurde knikje, of zwarte knikje, of <insert minderheid>-knikje is normaal gezien gereserveerd voor gebruik onder de niet-witte gemeenschap. Het is het knikje van het ene naar het andere lid van een minderheidsgroep. Ze kennen elkaar niet maar knikken op straat om een verstandhouding uit te drukken, de erkenning dat het moeilijk is hier – ‘ik begrijp je, maat’. Mijn eigen ervaring met knikjes in België situeert zich vooral in interactie met bruine en zwarte mannen. Ook in Australië had ik het al gezien, maar pas in Antwerpen werd het fenomeen concreet voor mij. In het begin dacht ik simpelweg: ‘Dat is een lieve gast’ of ‘Hij verwart me met iemand anders’. Op den duur gebeurde het zo vaak dat ik het knikken zelf begon te initiëren. Soms kreeg ik nul reactie, als om te zeggen: ‘Probeer je situatie niet met de mijne te vergelijken, bruine jongen’. Maar in het algemeen gaf het knikken me een gevoel van bijhorigheid.
Zouden de juffen van basisschool Crea 16 in Zurenborg denken dat ik een aanhanger van Vlaams Belang ben?
Tot er in maart 2019 iets bizars gebeurde: ik begon het knikje ook van witte mensen te ontvangen. De eerste keer dacht ik, andermaal, dat het gewoon een vriendelijke gast was, maar het gebeurde opnieuw en opnieuw. Het duurde even voordat ik doorhad wat het knikje kon betekenen, en zelfs nu heb ik er geen harde bewijzen voor, maar het moet iets te maken hebben met de verkiezingen van mei 2019. Het was de eerste keer in mijn tijd in Antwerpen dat de meerderheid hier rechts had gestemd en nu werd het knikje geapproprieerd om mij, een andere, niet-witte, te laten weten dat de knikkende witte bij de goeden hoorde.
In Sri Lanka is het praktische gebruik van krantenpapier, dus meer dan enkel het lezen ervan, alomtegenwoordig. Oude kranten worden vakkundig gevouwen tot vernuftige enveloppen, er wordt regelmatig eten in verpakt. Artikels van maanden of zelfs jaren geleden op tafel verspreid zien, voegt dan iets toe aan de eetervaring. Na mijn eerste terugkeer naar het land van mijn ouders was dit dus een van de kleine culturele gewoontes die ik wilde inlassen in mijn dagdagelijkse leven in België.
Alleen: ik heb geen krantenabonnement en pik slechts onregelmatig een gratis gazet op. Op een ochtend was ik de lunch van mijn dochters aan het voorbereiden en zocht ik naar krantenpapier. Er was geen krant in huis, behalve de Antwerpse Volksgazet. Misschien is dit geen goed idee, dacht ik toen ik de krant in mijn handen nam en er pagina’s begon uit te halen. Al gaan de meisjes de krant wellicht niet grondig lezen, onbewust zal die toch ideeën op hen overdragen. Of wat als de juffen van basisschool Crea 16 in Zurenborg dit zouden zien? Zouden ze denken dat ik een aanhanger van Vlaams Belang ben? Of hadden ze zelf rechts gestemd – de kans was tenslotte vijftig procent? Uiteindelijk verpakte ik de lunch van mijn dochters toch maar in een plastic zak, hoewel die misschien net zo veel verontwaardiging had kunnen veroorzaken als de Volksgazet.
Ik kan me voor een niet-witte persoon of moslim geen gewelddadiger geestelijke ervaring inbeelden dan het lezen van de Antwerpse Volksgazet. En toch lees ik die al sinds 2019.
In 2022 ben ik terug naar een buurt in Antwerpen-Noord verhuisd. Het was tot mijn grote verbazing dat ik opnieuw een kopie van de Antwerpse Volksgazet ontving. Nu waren ze toch aan het spotten, nee? In deze buurt was ik omringd door een sterk verwortelde gemeenschap met Marokkaanse roots en een melting pot van recent gearriveerde migranten. Als Vlaams Belang pamfletten uitdeelt in mijn straat, met maar vijf autochtoon Vlaamse gezinnen op zo’n veertig woningen, in een buurt waar het aantal moskeeën de kerken moeiteloos overtreft, vraag ik me toch af wat hun bedoeling is. Zou dit een soort running joke zijn op het partijbureau? Of ben ik degene met vooroordelen? Misschien geloven ze echt dat de Sri Lankaanse Tamils en mensen met Maghrebijnse, Afghaanse en Poolse achtergrond zich na een zware dag werken nog wat willen verdiepen in de Antwerpse actualiteiten: 'Antwerpen is vuil!', 'Antwerpse scholen islamiseren!', enzovoort.
Ik kan me voor een niet-witte persoon of moslim geen gewelddadiger geestelijke ervaring inbeelden dan het lezen van de Antwerpse Volksgazet. En toch lees ik die al sinds 2019. Uit een geschifte nieuwsgierigheid naar hoe anderen denken, en uit een obsessie met taal. Wat mij tot het leren van talen aantrekt, is het eindeloze streven naar perfectie. Het is diezelfde eindeloosheid die ik herken als ik de bron van een taal wil leren begrijpen, een complex gegeven waarvan ik nooit de volledige diepte zal vatten. Vreemd genoeg kan ik dus genieten van de Antwerpse Volksgazet. Alle pijn die ik ervaar bij het lezen van de artikels wordt verzacht door de wetenschap dat ik ze zal recupereren, dat ik de emoties en woede zal kunnen ontregelen in een nieuw artikel of een nieuwe voorstelling. Wat een chance.