Liefste Anissa Boujdaini
Door Heleen Debeuckelaere, op Thu Nov 21 2019 23:00:00 GMT+0000Elke vrijdag pent een van onze vijf vaste online correspondenten een brief. Deze week schrijft Heleen Debeuckelaere met de moed der wanhoop een brief aan slam poet en activiste Anissa Boujdaini, over de besparingen in de rommelende cultuursector. ‘We waren al onveilig, maar nu des te meer.’
Ik schrijf je met de moed der wanhoop. Ja, wanhoop, ook al zei je mij in jouw post op Facebook dat ik niet moest wanhopen. Dat wij deze situatie al kennen, dat wij weten hoe het eraan toegaat, dat wij zijn voorbereid. Ik voel me niet klaar voor de landing op het koud beton van Jan Jambon, integendeel. Je wijst de cultuursector met de vinger, over hun selectieve en vooral veel te late verontwaardiging, en ik wijs met je mee. Maar die jaren van gemakzucht hebben hun sporen bij mij achtergelaten, en ik weet niet of ik kan, of wil, met hen mee vechten.
Jij weet, net zoals verschillende lezers, wat voor bizarre en ronduit agressieve situaties wij al doorstonden in dit geliefde culturele veld. Wanneer dat veld dan in paniek schiet dan kan ik niet verder zoals jij: wijzen op hoe we hier zijn gekomen en moed hebben dat we ook deze storm zullen doorkomen. Ik wil wel, maar het lukt me niet.
Sinds het nieuws van de besparingen in de media, het middenveld en de cultuursector naar buiten zijn gekomen ben ik als bevroren. Eigenlijk was ik al veel eerder bevroren. Toen uitkwam dat de regering etnisch-culturele organisaties niet langer zou steunen was het voor mij al gedaan. Daar hoorden we toen niet veel over. Misschien was het te vroeg. Misschien gaf niemand erom.
In de Beursschouwburg werd gesproken over kunst met de grote K. Diep vanbinnen voelde ik dat ik daar niet bij hoorde.
Schrijven, zelfs denken over de toekomst valt mij zwaar. Tijdens de State of the Arts in de Beursschouwburg, waar ik vooraan stond om naar speeches te luisteren over de economische waarde van de kunsten (ja, dat was een beetje vreemd, maar oké), wou ik gewoon vluchten. Er werd gesproken over kunst met de grote K en diep vanbinnen voelde ik al dat ik daar niet bij hoorde.
Jij, ik, Melat, Rachida, Gia, Lyse, Hajar, Secou, Kopano, Jan, Pitcho, Dorie, Rachida, Elli, Samira, Hari, Mathieu, Andie, Emma, Hugues, Mohamed, Lisette, Nora en nog vele anderen vechten al jaren voor ruimte. Vaak niet eens voor een stuk van de subsidie of enige andere taart, maar gewoon voor ruimte in het culturele landschap.
Veel van de diversiteit die we vandaag hebben is hard gewonnen. Die wil ik niet zien afbrokkelen door de sloophamer van Jambon.
Het was bijna een goede tijd, waar onze grootste angst de dubbeldwaze valse progressiviteit van ‘linkse’ theatermakers was. We klaagden, trokken aan mouwen, fluisterden of schreeuwden van een podium dat zij niet meer zonder ons konden. Dat zij niet meer konden doen alsof ze iets vóór ons deden, zonder het mét ons te doen. We creëerden onze eigen platformen, werden vervolgens uitgeperst door klassieke instellingen, en besloten toch om verder te gaan. We houden van elkaar, duwen elkaar vooruit, maken soms ruzie maar staan altijd klaar voor de ander. Maar ik weet niet of ik het nog kan.
Ik wil niets liever dan mij bezighouden met mijn eigen kleine stukje koek, maar ik weet dat ik niets anders kan doen dan voor alles te strijden.
Ken je van die mensen die zeggen dat je al een queer zwarte vrouw met een beperking moet zijn om dezer dagen een job in media/cultuur (schrap wat niet past) te vinden? Al deze queer zwarte vrouwen met een beperking moeten ze mij nog laten zien, maar alle mensen die lijken op haar, die voor zichzelf een plek hebben vrijgemaakt lopen zoveel meer risico vandaag.
Veel van de diversiteit die we vandaag hebben is hard gewonnen. Die wil ik niet zien afbrokkelen door de sloophamer van Jambon. Ik wil niets liever dan mij bezighouden met mijn eigen kleine stukje koek, maar ik weet dat ik niets anders kan doen dan voor alles te strijden. Zoals Rachida en Christophe me hier aanraden te doen. Maar ik weet niet of ik het nog kan.
Ik begon deze brief in de hoop een wervend statement te maken, maar de mijne zijn op. We waren al onveilig, maar nu des te meer.