Lieve Amy Lau
Door Robin Goudsmit, op Thu Jun 29 2023 22:00:00 GMT+0000Robin Goudsmit schrijft een brief naar Amy Lau, een van de twee hoofdpersonages uit de Netflix-serie Beef. Die grossiert in scheldpartijen en gemene trucs, maar haar gedrag houdt vooral ook een weigering in. 'Met je woede daag je impliciet de stereotypen over Aziatische mensen uit.'
Ik zit in een taxi, een klassieke Engelse taxi is het. Buiten regent het. Ik hoor vaag het geluid van de ruitenwissers die heen en weer gaan over de voorruit. Naast me in de taxi zit een onbekende, oudere man met een lange grijze baard. We zwijgen, de taxi rijdt maar door. Dan draait hij zijn gezicht naar me toe. Twee blauwe ogen kijken me aan. ‘Jij bent zo boos’, zegt hij. ‘Zo boos.’ Ik schrik wakker.
Mijn vriend Arthur, die psychoanalytische therapie geeft, vond deze droom wel interessant. ‘Bén je boos’, vroeg hij. ‘Nee’, zei ik. 'Waarom zou ik boos zijn?' 'Hmm', zei hij. 'Weet je het zeker?'
De serie Beef kiest ervoor om de situaties van zijn twee protagonisten niet te vergelijken. Allebei staan jullie op knappen.
De laatste tijd voel ik me wél bijzonder aangetrokken tot kunst over woede. Daarom heb ik me erg vermaakt met Beef, de zwarte komedie op Netflix waarin jij een van de twee hoofdpersonages bent. Beef begint met een verkeersruzie. Jij (actrice Ali Wong) rijdt in een witte Mercedes over een parkeerterrein in een buitenwijk van Los Angeles als jouw pad dat van een zekere Danny Cho (Steven Yeun) kruist. Eén keer toeteren en een welgemeende opgestoken middelvinger zijn genoeg om een lawine aan gebeurtenissen in gang te zetten waardoor jullie tien afleveringen lang proberen elkaar het leven zo zuur mogelijk te maken, met scheldpartijen, achtervolgingen en gemene trucs over en weer.
Danny is een aannemer die probeert zijn jongere broer op te voeden, zijn criminele neef in toom te houden en ondertussen een huis voor zijn Koreaanse ouders te bouwen. Jij hebt het beter voor elkaar, als succesvolle ondernemer met een eigen kamerplantenimperium en een chique huis in een buitenwijk. Ogenschijnlijk tekent zich hier dus een klassenconflict af. Maar de verschillen in welvaart zijn niet de bron van de woede tussen jullie – dit is geen boksring met daarin de kakmadam versus de klusjesman. De serie kiest ervoor om jullie situaties niet te vergelijken, maar uit te dragen dat beide partijen het niet gemakkelijk hebben. Verwachtingen van ouders, van partners, van de maatschappij, het is te veel. Allebei staan jullie op knappen.
De stress die jullie te verduren krijgen, wordt mede veroorzaakt door een flinke portie anti-Aziatisch racisme, vooral in de reeks micro-agressies die je over je heen krijgt. 'Jij hebt echt zo’n zen-boeddhistische houding', glimlacht Jordan (Maria Bello), de schatrijke zakenvrouw aan wie je je plantenketen van de hand wil doen.
Soms voelde de woede van jou en Danny verfrissend. 'I’m so sick of smiling', zegt Danny.
Met jullie woede dagen jij en Danny impliciet de stereotypen over Aziatische mensen uit, de ‘modelminderheden’ die vooral hard werken en niet klagen. Als je met gebalde vuisten over mijn beeldscherm rent, stel je de vraag wie boos mag zijn en waarom. Soms voelde de woede van jou en Danny daarom verfrissend. 'I’m so sick of smiling', zegt Danny op een gegeven ogenblik. Woede wordt een weigering om mee te doen aan een economie waarin hij mentaal en fysiek wordt uitgebuit en wordt geacht er nog bij te lachen ook.
Overigens is dat politieke perspectief vooral iets voor de kijker en niet voor jou of Danny zelf. Jij lijkt in ieder geval niet je woede te richten op een groter systeem – sterker nog, alles wat je voor het grootste gedeelte van de serie lijkt te willen, is je bedrijf verkopen, de miljoenen cashen en voor de rest van je leven aan een zwembad liggen met een koel drankje in je hand. Je wilt doen wat de rijken aan het einde van The Great Gatsby doen, zoals F. Scott Fitzgerald het zo mooi en bitter verwoordde: retreat into their money and their vast carelessness. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat je streven naar welvaart niet per se egoïstisch is – dat wordt je vooral ingegeven door een verlangen om te voldoen aan de verwachtingen van je ouders en schoonmoeder, opdat het je eigen dochter aan niets zou ontbreken.
Jouw woede mag er gelukkig lelijk uitzien én lelijk zijn.
Die omzeiling van een egoïstisch motief deed me denken aan een andere serie die ik onlangs zag, Fleishman Is in Trouble. Daarin worden een andere succesvolle, woedende vrouw geportretteerd. Rachel Fleishman (gespeeld door Claire Danes) is een drukbezette agent in de theaterwereld van New York. Het verhaal focust op haar scheiding van haar man Toby (Jesse Eisenberg). Dat verhaal zien we in eerste instantie vanuit zijn perspectief, waardoor je het idee krijgt dat Rachel vooral een clichématige koude moeder is met enkel oog voor haar carrière. Dat we er uiteindelijk achter komen dat Rachel zo boos is vanwege onopgeloste trauma’s, komt als uitleg te laat: de karikatuur is dan al te zeer ingesleten. Rachel raakt haar grip op de wereld langzaam kwijt; uiteindelijk vindt een vriendin haar op een bankje in het park, onsamenhangend babbelend tegen zichzelf. Rachel Fleishman verliest zichzelf in haar woede, jij kunt je ware zelf tonen.
Ergens op het internet las ik een beschrijving van Rachels woedeuitbarsting: hoe haar gezicht rozerood aanloopt en haar lip begint te trillen. ‘Who said rage couldn’t be beautiful?’, vroeg de schrijver zich af. Ik kon me opeens herinneren hoe een vriendje op de middelbare school precies dat tegen me zei toen we een keer ruzie hadden. Je ziet er zo mooi uit als je boos bent. Het was het meest vernederende wat hij op dat moment tegen me kon zeggen.
Jouw woede mag er gelukkig lelijk uitzien én lelijk zijn. Je boosheid is volkomen irrationeel, onrechtvaardig en onsympathiek. Je roept dat Danny de opeenstapeling is van ‘slechte levenskeuzes’ van de generaties voor hem. Je kladt de zin I am poor in grote witte letters op zijn pick-uptruck.
Uiteindelijk geven jij en Danny elkaar waar jullie behoefte aan hadden: een uitlaatklep.
In een recensie in The New York Times schreef James Poniewozek dat ‘beef’ natuurlijk zoiets betekent als ‘ruzie’. 'Maar de serie laat zien hoe woede voor sommige mensen ook als vlees kan zijn. Ze vult een leegte, ze voedt, ze bevredigt voor even – maar als je er te veel van krijgt, is het verschrikkelijk slecht voor je hart.'
Ik weet niet of dat de lading helemaal dekt – Poniewozek is als onderdeel van de metafoor vergeten dat je ook een craving kan voelen naar woede, naar de catharsis ervan: alles eruit gooien en niet nadenken over de consequenties. Uiteindelijk gaat jullie woede daarover, dacht ik aan het einde van de serie. Hoe groot de haat ook is die jullie voor elkaar voelen, uiteindelijk geven jullie elkaar dat waar jullie behoefte aan hadden: een uitlaatklep. Woede blijkt zo bijna een daad van compassie.
Het is inmiddels maanden geleden dat ik over de oude man in de taxi droomde. Ik geloof niet dat ik het in me heb om zo boos te zijn als jij bent. Maar wie weet komt het binnenkort nog tot een uitbarsting. Ik ben alvast blij dat ik geen auto rijd.
Veel liefs,
Robin