Lieve Laura Broekhuysen

Door Maureen Ghazal, op Thu Apr 22 2021 15:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag pent een van onze vijf vaste online correspondenten een brief. Maureen Ghazal richt zich tot Laura Broekhuysen, de begeleider van haar literaire onderzoekstraject die zich in Ijsland heeft gevestigd. Een brief over het uitwisselen van grond en contact op afstand.

Een paar dagen geleden stuurde ik je post. Op het postkantoor vroeg ik om een envelop met bubbeltjesplastic. ‘Het moet naar IJsland’, zei ik. De vrouw achter de balie keek me verbaasd aan en plakte daarna vijf internationale postzegels op de envelop. Ik maakte een foto als bewijs voor het geval het zou zoekraken, al had dat waarschijnlijk weinig zin. De vrouw nam de envelop aan en legde die op een stapel met overige post.

In de envelop zit de boekpublicatie van het ‘Slow Writing Lab’, een onderzoekstraject van het Nederlands Letterenfonds waaraan ik het afgelopen jaar deelnam en dat met de publicatie inmiddels is afgerond. Tijdens het traject onderzocht ik mijn geboortegrond in de polder en de invloed van taal op landschap. Ik schreef over het leren van de Arabische taal op de graslanden, de waarde van mijn geboortegrond en het dragen en verenigen van verschillende landschappen.

Vandaag stuur ik je opnieuw post. Dit keer een pakketje met aarde.

Bij aanvang van het traject wist ik al snel dat ik jou wilde vragen als begeleider. Ik had je prachtige boek Flessenpost uit Reykjavik gelezen, waarin ik herkenning vond, zowel in thematiek als vorm. Je zinnen zijn poëtisch en beeldend. Het boek ademt, net als het IJslandse landschap, ruimte. In het boek vertel je over het wonen met je gezin in een huis in een IJslands fjord en het leren van de IJslandse taal. Je schrijft over het leven in een drietalig huishouden, het dragen van het Nederlandse en IJslandse landschap en hoe je dat alles met elkaar verbindt. Je onderzoekt de verstrengeling van grond, taal en identiteit. ‘Wie ben ik ten opzichte van zee en mosland?’, vraag je je af. ‘Mag ik me dit landschap alleen toe-eigenen wanneer ik de zestien naamvallen ken van het IJslandse woord voor berg?’

Gedurende het traject mailde ik je mijn tekstfragmenten over de polder, het leren van de Arabische taal en de wandelingen met mijn ouders wier geboortegronden op twee verschillende continenten liggen. Ik vroeg mij net als jou af wie ik ben ten opzichte van de graslanden. Je stelde vragen die mij lieten nadenken over de grond die mij vanaf mijn geboorte gewoon is en waar ik gedurende de eerste lockdown verbleef. We wisselden verhalen uit over Nederlandse en IJslandse bodem en kwamen tot nieuwe inzichten over de grond waarover we schreven.

Ik kon mij haast niet inbeelden geen internet te hebben. Soms benijdde ik het: dat ook de internetverbinding door de natuur wordt bepaald.

Vandaag stuur ik je opnieuw post. Dit keer een pakketje met aarde. Naar aanleiding van mijn vorige brief stelde je voor grond uit te wisselen: jij zou IJslandse grond uitbikken, ik zou aarde uit een weiland scheppen. Je adviseerde de poldergrond en de boekpublicatie in twee zendingen te versturen, mocht de aarde niet door de douane komen. In het postkantoor zeg ik opnieuw dat de post naar IJsland moet. De vrouw lijkt er geen acht meer op te slaan en schat de waarde van het pakje in.

Wanneer ik het postkantoor uitloop, beeld ik me de reis van het pakje in: hoe het hier wordt opgehaald en naar een sorteercentrum wordt gebracht waar het op een stapel wordt gelegd met andere post voor IJsland, hoe het de Noordzee overvliegt en over rotsformaties en lege vlaktes reist, hoe het in IJsland langs de douane gaat, hoe de post wordt gescand en er op een computerscherm platgedrukte aarde verschijnt, hoe het, als het door de douane komt, opnieuw wordt gesorteerd. Uiteindelijk zie ik een bezorger voor me in een postbusje, dat met het pakje door verlaten landschappen rijdt tot hij bij een afgelegen huis in een fjord aankomt. De bezorger remt af, stapt de bus uit en zet het pakje met de poldergrond voor jouw deur neer op IJslandse bodem.

In mijn mails aan jou merk ik dat ik de neiging heb te vertellen hoe het weer hier is: regen, sneeuw, zon, wind. Alsof ik jouw verbinding met Nederland zo in stand wil houden.

Ook vòòr de pandemie hadden we contact op afstand. We spraken met elkaar via mail en Skype: het internet verbond Nederland met IJsland. Soms viel de internetverbinding weg, vooral als het hard waaide in het fjord. Je ging wel eens naar Reykjavik waar je een appartement had met een stabielere verbinding. Ik kon mij haast niet inbeelden geen internet te hebben. Soms benijdde ik het: dat ook de internetverbinding door de natuur wordt bepaald. En dan is er het tijdsverschil: in de winter een uur en in de zomer twee uur. Meerdere keren raakten we erdoor in de war. Maar hoe vaker we belden, hoe meer ik de verbinding begon te begrijpen. Wanneer jouw internet wegviel schatte ik in dat het flink waaide. Wanneer een van ons klaar zat zonder de ander, wist ik dat we in de war waren over het tijdsverschil.

In Flessenpost uit Reykjavik schrijf je over jullie nieuwe appartement in Reykjavik, waar jullie afgewisseld met het huis in het fjord verblijven. Toen jullie er voor de eerste keer met het gezin waren, moesten jullie wennen aan de stadsgeluiden, de mensen, maar ook de grond. Je dochter verbaasde zich dat de wegen nergens ophielden, ze vroeg of de aarde wel kon ademen met al dat asfalt op zich. ’s Avonds voelde je Reykjavik in je voetzolen gloeien. Je herkende de sensatie uit Amsterdam: stadsgrond veert niet.

Het is mooi om landen uit te wisselen, om toch nog het gevoel te hebben op reis te zijn.

In mijn mails aan jou merk ik dat ik de neiging heb te vertellen hoe het weer hier is: regen, sneeuw, zon, wind. Alsof ik jouw verbinding met Nederland, door het weerbericht te delen, in stand wil houden. Tegelijkertijd lees ik graag hoe het in IJsland is. Een land waar ik nog nooit ben geweest en dat ik haast niet kan bevatten. Waar de polder voor mij als stadsbewoner al aanvoelt als ongerepte natuur, is die ongereptheid in IJsland van een hele andere orde. De polder met zijn strak aangelegde weilanden en sloten is het tegenovergestelde van het overgrote deel van IJsland dat onaangeraakt is. Toch delen de landschappen eenzelfde eigenschap: het is er weids.

Sinds de pandemie heb ik zoals de meesten van ons steeds vaker contact op afstand. Zelfs met vrienden uit het buitenland, die ik eerst nog eens in het jaar zag, verliep het contact het afgelopen jaar geheel online. Geregeld bel ik met ze in New York, Parijs en zelfs net over de grens in België. Het is mooi om landen uit te wisselen, om toch nog het gevoel te hebben op reis te zijn. Een vriend die drie jaar geleden vanuit Nederland naar New York verhuisde, nam mij laatst mee op wandeltocht door besneeuwde straten. Hij toonde me Wall Street, we liepen samen door Pumphouse Park en langs de Hudson River. Ik had het idee in een andere stad te zijn, op nieuwe grond te lopen. Omgekeerd toonde ik hem zijn vroegere woonstad Rotterdam en vertelde over nieuwe ontwikkelingen.

Ik wil aarde onder mijn voeten voelen in plaats van asfalt dat niet meebeweegt. Misschien hunker jij omgekeerd naar asfalt dat vormvast is.

Voor jou is het contact met familie en vrienden sinds je in IJsland woont grotendeels digitaal en per post. Hoe ervaar je het om met hen vanop afstand van gedachten te wisselen? Hoe vertel je over een landschap dat nauwelijks in woorden te vatten is en waarvan de ruimtelijkheid zich maar moeilijk laat tonen via een beeldscherm? De gesprekken kunnen afstandelijker zijn door de letterlijke ruimte, maar diezelfde ruimte kan juist ook zorgen voor een diepgaande en bijzondere uitwisseling. Zoals de luchtpost die ik je stuurde en die de afstand tussen onze woonplaatsen dicht.

Het uitwisselen van gedachten op afstand is op het moment aan de orde van de dag. Ik vraag mij af of je met de pandemie verschil merkt in contact in IJsland. Een land met een klein bevolkingsaantal en met ruimte te over. Ik zou mij momenteel graag in een soortgelijke omgeving willen begeven; daar waar ik niet continu mensen in stadsstraten hoef te ontwijken maar waar ik zonder nadenken breeduit in de buitenruimte kan lopen, rennen, dansen. Zoals ik al gedeeltelijk tijdens mijn verblijf in de polder heb ervaren. Ik wil aarde onder mijn voeten voelen in plaats van asfalt dat niet meebeweegt. Misschien hunker jij omgekeerd naar asfalt dat vormvast is. We zullen allemaal nood hebben aan het verkennen van nieuwe grond.

Ik denk aan de brief die ik je begin deze week stuurde, de envelop met de vijf postzegels. Ik vraag me af of de post inmiddels gesorteerd is, of de brief in afwachting op een stapel ligt, of dat hij zelfs al aan boord is van een vliegtuig. Misschien reist hij momenteel over de Noordzee of over eindeloze vlaktes en rotsformaties. Misschien is de landing van het vliegtuig ondertussen ingezet en daalt de brief af naar IJslandse bodem. Het is bijzonder hoe je gedachten toch nog lijfelijk op reis kunnen gaan.