Lieve nieuwe bewoner van mijn huis

Door Robin Goudsmit, op Wed Jun 08 2022 22:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag pent een van onze vaste online correspondenten een brief. Onze kersverse briefschrijver Robin Goudsmit schrijft naar de nieuwe bewoner van haar huis. Over wonen met een kikkerperspectief. Over alleen leren te zijn. En het voorrecht van zelfgekozen isolement.

Vandaag ben ik begonnen met alles voor je komst in orde te maken. Ik heb mijn spullen ingepakt in volgorde van emotionele waarde, alsof niet jij het was die intrek kwam nemen in mijn huis, maar een brand, of een lekkage. Ik begon met de plank met lievelingsboeken, en ruimde toen de rest van de kast leeg.

In de stad waar ik woon blijft niemand die ik ken lang op één plek wonen. De meeste mensen van mijn leeftijd zijn permanent op zoek naar een goedkoper huis, iets leukers, comfortabelers. Ook ik had bedacht dat ik maar een half jaar in dit huis zou blijven. In het begin was ik er niet gelukkig. Ik kwam uit een huis vol huisgenoten en reuring, altijd wel iemand die om half vijf in de ochtend nog wakker was.

Vooral was dit het huis waarin ik alleen leerde te zijn, en het alleen zijn leerde te waarderen.

In mijn nieuwe huisje in de grote stad woonde ik opeens helemaal alleen. Ik bleef er acht jaar wonen, tegen mijn eigen verwachtingen in. Het is, zoals je als nieuwe bewoner vast weet, een souterrain, onder de grond. Het is een huis dat je dwingt tot een kikkerperspectief. Als je uit het raam kijkt, kun je alleen rolkoffers en schoenen voorbij zien komen. Als je niet voor het raam gaat staan en omhoog kijkt, kan de dag voorbij glijden zonder dat je weet wat voor weer het buiten is.

Onze omgevingen vormen ons meer dan we misschien denken, of dan we soms hopen. In het souterrain met haar dikke muren hoorde je weinig van de buitenwereld. En die buitenwereld hoorde ook soms weinig meer van mij. Vanaf de straat kun je niet zien wat zich in het souterrain afspeelt. Lang had ik ook geen eigen deurbel, laat staan een naambordje. Spontaan langskomen deed eigenlijk niemand.

Isolement kunnen kiezen is een voorrecht. Een kamer voor jezelf, in this economy?

Niet dat ik eenzaam was. Als een mol kwam ik op zonnige dagen mijn deur uit, knijpend met mijn ogen tegen het licht. Ik leerde de mensen in de buurt kennen – de geblondeerde mevrouw met haar voorliefde voor goud en pailletten, de schichtige dame met haar bejaarde teckel, de man die ieder weekend aandachtig zijn Citroën stond te poetsen aan de straat. Ik werd vrienden met mijn lieve, grappige en zorgzame huisbaas van in de tachtig, die nog steeds de bovenste verdiepingen van het huis bewoont. In de zomer bracht de barman van het café tegenover ons huis koude biertjes en pinda’s naar ons stoepje, waar we dan elk een krant zaten te lezen, zij in een tuinstoel, ik aan haar voeten op een kussen.

Maar vooral was dit het huis waarin ik alleen leerde te zijn, en het alleen zijn leerde te waarderen. Om slechts je eigen gezelschap te hebben, en dat zoveel waarde toe te kennen dat het genoeg is, is nog niet gemakkelijk. Het vereist dat je je eigen gedachten en gevoelens toelaat, zonder in paniek te raken wanneer die somber, verdrietig of verontrustend zijn. Je moet je eigen behoeften erkennen, want er zijn geen andere mensen die voor je bedenken wat je nodig hebt. Het vereist dat je jezelf serieus neemt.

Isolement kunnen kiezen is een voorrecht. Een kamer voor jezelf, in this economy? Het is geen vanzelfsprekendheid en dat is het volgens mij ook nooit geweest. Maar ik ben blij dat ik het voorrecht heb mogen smaken. Het betekende dat ik kon uitzoeken wat ik werkelijk wilde, iets wat abstracter klinkt dan het is. Ik bedoel niet dat ik aan een keukentafel zat te overdenken wat ik precies van het leven wilde en wat ik daar tegenover kon stellen. Ik bedoel het op een lichamelijker, zintuiglijker manier.

Toen ik mijn boekenkast leegruimde, besefte ik dat dit huis misschien voorlopig het laatste huis was dat ik met niemand deelde.

Ik was niet altijd even goed in het inrichten van mijn kleine bestaan in het souterrain. Ik studeerde veel te langzaam en had veel meer energie kunnen spenderen aan de vriendschappen die ik opdeed. Ik had verschillende bijbanen die te veel tijd in beslag namen en te weinig betaalden. Ik werkte bij een klantenservicebalie waar de telefoon nooit ging, een totaal overbodige exercitie. Daarna werkte ik een tijd ‘s nachts als nanny. Niemand werd er wakker van of merkte het als ik om zeven uur ‘s ochtends thuis kwam, in bed ging liggen en in slaap viel om pas in de middag weer wakker te worden. Dat was een tamelijk afgezonderd bestaan, maar ik had het niet willen missen, evenals de keren dat ik met een gekrenkte ziel of zelfs een gebroken hart alleen op de bank neerplofte.

Er is een speciaal soort gevoel van revanche in alleen opstaan als je je op de één of de andere manier ellendig hebt gevoeld, niet alleen vanwege de voorgeproduceerde Hollywood-narratieven over zelfstandige alleenstaande vrouwen, maar ook omdat het een gevoel van eigenaarschap geeft om tegen alle somberte te kunnen zeggen: tot hier en niet verder. Ik heb nu andere dingen te doen. Jij moet nu even wachten.

Omgekeerd: van de mantra ‘happiness is only real when shared’, zoals gepredikt in de film Into the wild, klopt geen snars. Het is heel fijn om domweg gelukkig in je eentje te zijn. Het heeft een bepaald soort authenticiteit. Er is niemand voor wie je je vrolijker of gelukkiger hoeft voor te doen dan je bent, dus al die blijdschap is alleen van en voor jezelf, afkomstig uit een reservoir, een onderbewust meer dat af en toe plotseling aangeboord kan worden.

Naarmate ik langer alleen had geleefd, begreep ik beter hoe ik dat reservoir kon bereiken – door schik te hebben in dingen voor jezelf op te schrijven, of alleen maar te denken. Een paradox dus eigenlijk, dat ik deze brief nu aan jou schrijf.

Om jou, de nieuwe bewoner, tegemoet te komen en je niet in de weg te zitten, zal ik het idee van wie ik was niet laten vastroesten in dit huis.

Toen ik mijn boekenkast leegruimde, besefte ik dat dit huis misschien voorlopig het laatste huis was dat ik met niemand deelde. Zoals veel mensen geef ik er in dit stadium van mijn leven de voorkeur aan om als tandem verder te gaan – met iemand anders dus. Ik verlaat de gelukzaligheid van een kamer voor jezelf – de stilte, de egoïstische ruimte om alleen maar dát te doen waar je zelf zin in hebt – omdat er een ander soort plezier is in het delen met een ander. Ik heb beloofd aan die ander dat dat plezier, als het even kan, voor altijd zal duren. Dat betekent dat er misschien wel nooit meer een voordeur komt met alleen mijn naam erop. Dat je nu de mogelijkheid hebt om tussen deze muren in je eentje te vertoeven, moet je misschien daarom maar niet te lichtzinnig nemen. Wie weet wanneer deze kans op splendid isolation zich weer aandient.

Vorige winter las ik in een tijdschrift een voorpublicatie van I came all this way to meet you, de memoires van de Amerikaanse auteur Jami Attenberg. Attenberg leidde lang een nogal rusteloos bestaan: ze logeerde eens op 26 plekken in een tijdspanne van zeven maanden. Haar boek gaf ze de ondertitel Writing myself home. De voorpublicatie was een ode aan een appartement waar ze ongebruikelijk lang woonde, in het New Yorkse stadsdeel Williamsburg. Door de gentrificatie is de wijk in korte tijd volledig veranderd. Het is om die reden dat Attenberg geen bezoekjes meer aan haar oude adres brengt, ook al vond een groot deel van haar ontwikkeling – als mens, als schrijver – in het huis plaats. Alles wat rest op de plek, zo schrijft ze, is ‘een idee van wie ik ooit was, vastgelegd in een gebouw’.

Om jou, de nieuwe bewoner, tegemoet te komen en je niet in de weg te zitten, zal ik het idee van wie ik was niet laten vastroesten in dit huis. Ik zal het meenemen, want het komt me vast nog wel van pas.

Ik hoop van harte dat het je hier heel goed zal bevallen. Ik kom vast nog wel een keer langs, maar niet te vaak. Ik wil je immers niet in je alleen-zijn storen.

Veel liefs,
Robin