Liewe Ronelda Kamfer

Door Emma Lesuis, op Thu Feb 07 2019 23:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week richt Emma Lesuis zich tot Ronelda S. Kamfer, de Zuid-Afrikaanse dichter wier woorden door haar hoofd blijven klinken.

Ek hoop dit gaan alright. Ek sal nie in Afrikaans skryf nie, maar ek weet ons verstaan mekaar. We ontmoetten elkaar zo’n vijf jaar geleden. Met mijn bakkie reed ik over Kaapse heuvels richting jouw thuis nabij Kaapstad. ‘Het verkeer is een bitch,’ waarschuwde je nog. Je had gelijk. Ik kwam te laat.

Ik had contact met je gezocht nadat ik jouw woorden uit Noudat slapende honde (Nu de slapende honden) kon dromen. Het was je eerste poëziebundel, die meteen bekroond werd met de belangrijkste poëzieprijs, vernoemd naar de Afrikaner held (of rebel?) Eugène Marais.

Je was anders. Anders dan je leermeester Antjie Krog, Ingrid Jonker of Marlene van Niekerk. Allemaal zaten jullie vast in een verstikkend systeem, maar in jouw woorden leek er geen mogelijkheid tot ontsnappen. Elke witregel greep mij naar de keel.

Door jou dook ik in de wereld van de bruinmense waar ik me in eerste instantie mee leek te identificeren. Maar dat is geheel onjuist, want onder mijn huid ben ik gevuld met privileges: ik groeide niet op in apartheid en de nasleep daarvan. Noch word ik op grote schaal gemarginaliseerd of wordt mij verweten geen échte taal te hebben, noch een eigen geschiedenis. Toch?

Ik scrolde door een oude harde schijf en luisterde opnieuw naar ons gesprek. Je vertelde, met je dochter Seymour aan je borst, dat je negen jaar was toen Nelson Mandela werd vrijgelaten. Je wist toen niet wat dat betekende, maar dat het een belangrijke dag was, werd duidelijk toen je moeder je verplichtte om naar de tv te kijken en stil te zijn.

Vier jaar later zag je hoe al jouw ooms en tannies zich extreem mooi hadden uitgedost. Je keek je ogen uit in de kerk en begreep meteen hoe belangrijk deze dag moest zijn voor hen. Het was de dag waarop ze voor het eerst in hun leven mochten stemmen. It was 1994.

Nathan Trantraal, de comic book artist met wie je getrouwd bent, kijkt om het hoekje. ‘Hi there.’ Hij moedigt jouw schrijven aan zoals je opa dat vroeger deed. Je groeide deels op bij je grootouders op een fruitboerderij in Grabouw. Een onbezonnen tijd, natuur om je heen, waar je als het enige kleine meisje alle aandacht kreeg. This was nothing like the Cape Flats.

Je gebruikte jouw stem om de moderne slavernij aan te kaarten.

Maar die onbezonnenheid veranderde toen je je oma een keer zag praten, smeken bijna, tegen witte agenten. Ze transformeerde in een ‘small tiny person’ en praatte met een andere, onderdanige toon. Zo kende jij je sterke oma niet, die baas op die plaas, tegen wie iedereen ja en amen zei.

Deze herinnering maakte een diepe indruk op jou, waardoor je als klein meisje de wereld anders ging bekijken. In wat voor een wereld leefde je eigenlijk? Het was het moment dat je vragen begon te stellen. En je grootouders, die farmworkers waren, gaven antwoord. Je zag de ongelijkheid. Je voelde de uitzichtloosheid. Je werd politiek bewust.

Je gebruikte jouw stem om op te staan voor farmworkers, om de moderne slavernij aan te kaarten. Hier in Europa drinken we de wijn, eten we het fruit, maar hebben we geen idee wat erachter schuilt. Je benadrukte het belang van hun verhalen: ‘we need to tell our own history.' En die begon lang voor apartheid en kolonialisme.

Halverwege ons gesprek stamel ik: ‘Do you really call yourself, ehm, a coloured writer? Sorry, for me it’s weird to say.’ Je legt uit, als bruinmense onder elkaar, dat dit niet gek is. ‘It’s my area code, it tells me where I come from, it’s my culture, ‘coloured' means: my home.’

Je schrijft van je af in het Afrikaans, de besmette taal, de taal van de oppressor.

Je schrijft van je af in het Afrikaans, de besmette taal, de taal van de oppressor, waarover allang een storm woedt. 'Maar', zeg jij, 'in werkelijkheid is die taal ontstaan op boerderijen onder de mensen die tot slaaf werden gemaakt door Nederlanders en Engelsen. Om met hen te kunnen communiceren.'

Die taal (vroeger denigrerend ‘kitchen Dutch’ genoemd) werd gestolen van de mensen die haar eerst spraken en als wapen voor de onderdrukking gebruikt tijdens apartheid. ‘Dit laten we ons niet ook nog afpakken’, zei je met dezelfde grote ogen als kleine Seymour. Dus besmet of niet: dit is en blijft jouw taal. Bovendien zijn er meer coloureds dan Afrikaners die Afrikaans spreken.

En zo probeer je jouw taal terug te claimen, er een nieuwe identiteit aan te geven. Met jouw woorden wil je de coloured gemeenschap laten zien dat ze zich niet beschaamd hoeven te voelen dat ze Afrikaanstalig zijn of dat ze daardoor minder zouden zijn. Dit is de taal van jullie voorouders. ‘Ik ben er trots op.’

We weten allebei hoe de literaire wereld in Zuid-Afrika gekaapt wordt door witte mensen.

Het liefst geef je die pride door via jouw poëzie en optredens. Maar we weten allebei hoe de literaire wereld in Zuid-Afrika gekaapt wordt door witte mensen. Toentertijd was je er klaar mee. Met al die literaire festivals en hun gebrek aan diverse stemmen. Je was boos. En terecht. ‘Ik treed er niet meer op.’

In het programma van het Woordfees Festival in Stellenbosch, dat begin maart plaatsvindt, zag ik je naam staan. Al een tijdje ben ik niet meer in jouw Suid-Afrika geweest. Van een afstand volgde ik het nieuws van protesten aan de universiteiten en van de protestbeweging #RhodesMustFall. Ik hoorde Zuid-Afrikaanse vrienden zeggen: ‘same old, same old.'

Ik vroeg me af wat er écht veranderd is en dat geloof ik alleen van niet-witte mensen. Dat ik nu toch jouw naam zie staan in het boekje, maakt me benieuwd. Ook hier is de strijd om festivals diverser te maken een heikel punt. ‘Hoe dan?’ roepen (witte) mensen met de handen in het haar.

In plaats van me daarover druk te maken, heb ik er ook een aandeel in. Ik kan meehelpen aan die verandering door zelf die diverse stemmen te tonen. Daarom schrijf ik jou. Of misschien schrijf ik eerder zij die jou niet kennen, opdat ze je leren kennen. Ik hoop dat jouw woorden door hun hoofd blijven klinken, zoals ze dat deden, en doen, bij mij.

Liewe groete, ook aan Nathan en Seymour, en alle toi’s gewenst,
Emma