Man strikes back: Een performance die nooit echt stuitert

Door Andries Verslyppe, op Thu Apr 08 2021 18:30:00 GMT+0000

Mens maakt robot, robot verdrijft mens. Het is een oud cliché. Wij hebben robots nodig om aan onze ideale – en onmenselijke – efficiëntie, foutloosheid en productiviteit te kunnen voldoen. Als gevolg worden wij zelf nutteloos, duur en onvoorspelbaar. Je zou als robot dus voor minder de mensen willen verdrijven. Maar, zo vraagt Post uit Hessdalen zich af, gaat die relatie tussen mens en machine echt alleen die richting uit?

In Man strikes back (6+) proberen Ine Van Baelen, Stijn Grupping en Frederik Meulyzer een licht te werpen op wat meer wederkerigheid. Kan er immers niet ook sprake zijn van een symbiose, een evenwicht waarbij zowel mens als robot noodzakelijk zijn om tot het beste resultaat te komen? Aan de hand van een speelse, muzikale jongleerperformance slagen ze erin om op een heldere manier tot een eigen antwoord te komen. Maar in haar eenvoud en luchtigheid verdwijnt helaas ook de noodzaak en spanning die deze voorstelling beklijvend kan maken.

Dialectisch balletje werpen

De concrete opzet van Man strikes back is simpel. Twee spelers tonen het publiek een ritmische lijnenchoreografie met botsballen. Terwijl de ene – jongleur Stijn Grupping – in opperste concentratie meerdere ballen op en tussen driehoekige bakken in de lucht kaatst, complementeert de andere – percussionist Frederik Meulyzer – het schouwspel met perfect getimede slagen op zijn drumstel. Met gespannen precisie verplaatst de jongleur de blokken op het speelvlak, waardoor steeds complexere stuiterpatronen ontstaan.

Het is een eenvoudige oefening in dialectiek: de jongleur en drummer zijn niets zonder materiaal, het materiaal betekent niets zonder spelers.

Tot de blokken plots zelf gaan bewegen. De ballen botsen uit hun baan, het elektrische drumstel valt uit. Met een beweging worden de spelers opzij geduwd. De blokken tonen dat zij niet alleen het spel van de mannen kunnen dwarsbomen, maar ook dat zij hun eigen lijnenspel te dansen hebben. En dat ze graag zingen, dat ook.

Maar de ballen doen stuiteren kunnen de robots niet, daarvoor hebben ze de spelers nodig. Het is een eenvoudige oefening in dialectiek: de jongleur en drummer zijn niets zonder materiaal, het materiaal betekent niets zonder spelers. Bovendien hebben elke these en antithese ook hun synthese. Het samenspel tussen de ritmische precisie van de mannen en de sierlijke melodieën van de blokken tilt in het derde deel de jongleerperformance naar een hoger niveau. Alleen met vereende krachten kunnen mens en robot de perfecte performance uitvoeren.

in Man strikes back lijkt het alsof de vorm de vooraf bedachte synthese enkel kan illustreren.

Die dialectische idee is helder, maar voelt tegelijk ook wat naïef. Een spannende jongleerperformance blijkt een prima vorm om de kwetsbaarheid van zo’n symbiotisch evenwicht op de spits te drijven, maar in Man strikes back lijkt het eerder alsof ze met deze vorm die vooraf bedachte synthese enkel kunnen illustreren. Op geen enkel moment ontstaat op de scène een tegenstelling waaruit noodzakelijk volgt dat mens en machine hun conflict overwinnen. Het is een mogelijkheid, dat wel, maar als kijker blijf je er te onverschillig bij.

(c) Karolina Maruszak

Zo is de confrontatie tussen beide ‘kanten’ nooit overtuigend en al zeker niet spannend. Wanneer de blokken (na een eerste verrassing) niet dreigend, maar gezapig en spinnend als een kat het drumstel opzij duwen, stappen de spelers geamuseerd en verwonderd van het veld. Geduldig bekijken ze het schouwspel van aan de zijkant. Nooit bedenken we als kijker dat de spelers nu machteloos zijn. Hun luchtige, ontspannen speelstijl en de wat kneuterige bewegingen van de robots dragen daaraan bij. Deze samenwerking hebben de robots nooit echt afgedwongen, ze blijft aanvoelen als een vrije keuze van de acteurs.

Waar is de mens?

Toch blijken mens en machine nog op een interessantere manier met elkaar te contrasteren. En dat juist omdat ze bij nader inzicht eigenlijk op elkaar gelijken. Zo zien we in het eerste deel twee mannen zwijgend een performance uitvoeren alsof er robots aan het werk zijn. Niet alleen is hun intense concentratie, precisie en foutloosheid moordend – we halen even opgelucht adem als er dan toch per ongeluk een balletje uit de mand wegrolt – ook ten opzichte van elkaar is er nooit sprake van afwijking en autonomie in hun volledig synchrone spel. Er is zelfs nauwelijks sprake van contact. Tenzij een enkele blik in het publiek, zijn ze er enkel voor de perfecte uitvoering van hun taak. Het resulteert in een monotoon ritme, onder monotoon wit-gelig licht, met een perfect resultaat. De blokken kunnen daarentegen niet meer van hen verschillen. Onder veelkleurig licht zoemen ze zingend in een formatie die nooit helemaal slaagt. Ze botsen tegen elkaar, klinken soms wat vals, vallen uit ritme en tonen zich zo als mislukkende mensen. Dat mag dan wel een minder indrukwekkende performance opleveren, sympathiek en poëtisch is het wel.

Opvallend is dat het net de robots zijn die het menselijke terug in de performance brengen.

Het doet ons even afvragen wie dan nu de mens is die ‘terugslaat’, zoals de titel suggereert. Zijn het de dansende robots die de strakke regels van de spelers verwerpen, of toch de zwijgende mannen die geïnspireerd door de blokken zich laten verleiden tot een samenwerking (en dus niet echt een tegenzet)? Het is op zijn minst opvallend en prikkelend dat het de robots zijn die het menselijke terug in de performance brengen. Toch vragen we ons af wat die tegenstelling precies betekent. Dat wij onze menselijkheid in onze perfectie- en productiviteitsdwang kunnen verliezen, is duidelijk. Maar waarom de robots per se op mensen moeten gelijken, blijft ons een raadsel – ook al zijn ze leuk om naar te kijken.

Te weinig op het spel

De eenvoudige opzet van Man strikes back laat een luchtige speelsheid toe die de muzikale jongleerperformance vermakelijk en toegankelijk houdt. Hier wordt een simpel en gesloten verhaal verteld, met aandacht voor amusante details, zoals de schoenen met ballenlogo of de ballendrumstick, die het universum vervolledigen. Maar echt stuiteren doet de performance nooit. Daarvoor botst de confrontatie tussen spelers en robots niet genoeg, blijft de speelstijl te vlak en de inhoud te schematisch. Kortom, er wordt te weinig op het spel gezet.

In de slotscène gaan mens en machine samen slapen op de lieve muziek die ze net hebben gemaakt. Alsof ze willen zeggen dat na dit drie kwartier durende vrolijke spelletje de strijdbijl tussen mens en robot is begraven. Een leuke gedachte, maar ons heeft het niet overtuigd.