Mbote koko
Door Hugues Makaba Ntoto, op Fri Apr 25 2025 05:55:00 GMT+0000In een brief aan zijn overleden koko reflecteert Hugues Makaba Ntoto over het bevreemdende rouwproces dat hem dichter bij zijn grootvader bracht. Na een bezoek aan diens laatste rustplaats in Matadi, Congo, maakte de migratiepijn plaats voor een bloeiende nabijheid.
Mbote koko
Ik spreek je aan in Kikongo. Noem het een truc om de taalbarrière die tussen ons aanwezig was voor even te doorbreken. Het is nooit anders geweest. Toen ik vroeger de telefoon in mijn handen geduwd kreeg wanneer je belde, beantwoordde ik je blijdschap bij het horen van mijn stem verlegen met bovenstaande begroeting en enkele andere zinnen in Kikongo die ma en pa me influisterden. Zij vertaalden dan jouw antwoorden zodat we, met wat moeite, een spaarzame maar waardevolle dialoog konden hebben met elkaar. Ontzettend groot en intimiderend vond ik die afstand tussen ons. In kilometers, taal en intimiteit. Als kind dat ver weg opgroeide van zijn voorouders was ik me al snel bewust van het gemis dat ontstond door de omstandigheden die ons uit elkaar haalden. Maar ik nam genoegen met onze onhandige korte telefoongesprekken en met wat onze ouders over jouw leven en persoon deelden met mijn broer en twee zussen.
Jaren later kan ik de omvang van dit verlies in de ogen kijken, er woorden, beelden, gevoelens bij plaatsen. Je eindelijk mijn kant vertellen van ons verhaal vol hiaten en liefdevolle nieuwsgierigheid. Het gemis in een vorm gieten met dezelfde vrijgevigheid waarmee je in het leven stond. Negenentachtig levensjaren gunde het aardse bestaan jou. Op een bewolkte maar hete zondag in mei bezocht ik je graftombe in de periferie van Matadi. Daar overweldigde de immensheid in tijd en levenservaring die je lichaam herbergde me. Op dat moment herkende ik je eindelijk in volle glorie: een ontzaglijke berg waarvan ik de contouren tot dan enkel vanop een afstand had bewonderd. Hoe verhoud je je tot deze plaats? Wat zou je me vertellen over de aarde die je levenslang plichtsgetrouw bewerkte? Wat weet je over God en onze voorouders? Je rust hier sinds 2016. Het is nu 2022. Ik ben er eindelijk geraakt.
Jaren later kan ik je eindelijk mijn kant vertellen van ons verhaal vol hiaten.
Rouwen vanop een afstand om iemand die ik nauwelijks heb gekend maar met wie ik diep verbonden ben, is verwarrend. Toen ik hoorde dat we elkaar nooit zouden ontmoeten, was schuldgevoel het eerste wat zich opdrong. Ik had je moeten opzoeken, de tijd in de gaten houden. Daarna kwam verdriet om het complete gebrek aan geleefde herinneringen. Er ontbrak een uitkijkpunt om je uit te wuiven. Ik slaagde er niet in om helemaal afscheid te nemen. Zo bleef je een tijdlang een gedaante die ik nooit had aangeraakt en op wie ik enkel een door de telefoon vervormde stem kon kleven. Tot ik voor het eerst sinds mijn babyjaren terug in Congo was en voor een weekend vanuit Kinshasa naar Matadi trok. Daar, in het bijzijn van pa en de ooms en tantes die je nog gekend hadden tijdens je laatste levensjaren, ontmoette ik jou. Ik kon mijn verdriet zo aanlengen met de lofbetuigingen van mensen die jou wel hadden aangeraakt, het land zien bewerken − zij hadden je zowel in je goede als minder goede dagen aanschouwd. Wat prachtig dat ze het volledige spectrum van je bestaan van nabij hadden meegemaakt en met mij konden delen.
Tijdens het bezoek aan je graftombe had ik de indruk dat ik in een spiegel keek. Ik herkende in jou een mysterie waarvan ik een echo ben. Ik zag jou eindelijk. Je was moeilijk te vinden in dit overwoekerd kerkhof. We legden onze hoop bij het rumoerige trio palmwijn drinkende grafwerkers die hun doolhofachtige werkplek als hun broekzak kenden en ons gidsten naar je rustplek. Later die dag zouden ook wij palmwijn drinken om te bekomen van de lange tocht. Veel woorden waren er nog niet, maar het was belangrijk om je volledige naam te lezen, je rustplek aan te raken, foto’s te maken. Dit was het begin van een uitgestelde kennismaking die ik pas enkele jaren later geleidelijk aan zou kunnen uitdrukken. De juiste woorden moesten nog rijpen vooraleer ik ze aan jou kon overdragen als offerande.
Tijdens het bezoek aan je graftombe had ik de indruk dat ik in een spiegel keek.
Van je vier kleinkinderen die ver weg van huis opgroeiden, kende Nicette, jouw kleindochter en mijn dierbare zus, je het beste. Ze vestigde zich terug in Congo toen je nog onder ons was en genoot van de momenten die jullie op het land en thuis deelden. Je gaf je liefde voor de landbouw aan haar door. Via Nicette kwam ik dichter bij jou te staan. Ik leerde je kennen dankzij de zachtheid en het ontzag waarmee ze altijd over je sprak en spreekt: hoe je haar met open armen verwelkomde tijdens bezoekjes in Matadi, haar steeds liefdevol en haast betoverd aankeek en gul je kennis deelde over de grond waaraan je verknocht was. Ze herinnert me regelmatig aan de naam die ik van je kreeg en het belang om de betekenis ervan te eren, en aan je liefde voor je kleinkinderen. Ik ben dankbaar dat ik ook in haar ogen je weerspiegeling herken.
Dat ik jouw naam draag, maakt nog steeds een diepe indruk op mij. Wat een mooi geschenk! Wetende dat zij die je kenden vol lof spreken over jouw vrijgevigheid en onbaatzuchtigheid. Ik ben een voortzetting van je bestaan, het bewijs dat je hier was en nog bent. Onze naam betekent ‘delen’. Door de jaren heen ben ik de naam ‘Makaba’ ook gaan verstaan als een openheid naar mezelf en anderen, een openheid waarmee ik dit leven in al zijn wispelturigheid omarm. Ook de afstand tussen ons, die, hoe langer ik hier rondwaar, steeds kleiner wordt, is me dierbaar. Hij brengt me iets bij over rouw en liefhebben: dat het onbekende, de leemte tussen ons, ook een reservoir kan zijn voor liefde en verbinding.
Acht jaar na je vertrek is het zonneklaar dat ik het je verplicht ben om je bij de hand te nemen als reisgenoot van mijn passage hier. Zoals iedere voorouder ben je meer dan een herinnering uit het verleden; je bestaat ook in het heden en de toekomst. Je slaat dezelfde zonsopgang en -ondergang gade. Je ademt mee. Onze tijd is nog niet om en beweegt in kronkels; vraagtekens en uitroeptekens botsen er ongegeneerd tegenaan. Laten we nooit ophouden met corresponderen zoals die eerste keer dat ik je schreef:
First I notice the weeds.
Towering back and forths − collisions
of mute prayers disorienting willpower
in scrawny gravediggers who
know the sea of greenery
by the grace of palm wine
cigarettes and God.
It’s here I found my grandfather’s grave −
in a maze where cautious
banter segues into dead-ends
u-turns, trial and error
relentless machete swings herding us −
there! Iron crosses, migratory ripples
untied knots − different paths to
the same exhausted spirit but now is
not the time I’m praying. Counting good years
with no record rethinking rough sketches
of an arranged marriage − hearsay and tones
of diaspora blues stored in fore-closed
buds with nowhere to grow.
Well-wrought mythology rehabilitates here.
In Kikongo riddles carried by stilts bearing
marks of sparkling floods unseen by the
darkest brown eyes emboldened to
hibernate for eons in mine.
Yoyo kaka
Hugues

This article was published in the context of Come Together, a project funded by the European Union.