Mijn lieve Céline

Door Yves Petry, op Wed Dec 23 2020 23:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag pent een van onze vijf vaste online correspondenten een brief. Deze week richt schrijver Yves Petry zich tot Céline, de zestienjarige waarmee hij dit jaar het interessantste gesprek heeft gevoerd en die hij vandaag normaal aan de kerstdis zou treffen. ‘Ik was verrukt te horen dat jij je door een ander niet zomaar liet vertellen wat geloofwaardig was en wat niet.’

Eigenlijk is deze plek bedoeld om in een brief, gericht aan een bij voorkeur publiek figuur, mijn mening te geven over een of andere ontwikkeling in het culturele veld. En hoewel ik zeker niet te beroerd ben om het wereldwijde tekort aan meningen desgevraagd een beetje te helpen opvullen, wil er mij deze keer maar geen mening te binnen schieten. Ik vrees dat het me momenteel ontbreekt aan voldoende voeling met de buitenwereld.

Ik vrees dat het me momenteel ontbreekt aan voldoende voeling met de buitenwereld.

Gebeurt daar eigenlijk nog wat nieuws? Een jaar van monothematische herhaling, dat nagenoeg exclusief in het teken van kwetsbaren en bejaarden stond, begint bij mij duidelijk zijn tol te eisen. En nu jij en ik vanwege de welbekende omstandigheden elkaar niet aan de kerstdis zullen treffen, neem ik de vrijheid om deze plek dan maar in te vullen met een brief aan jou. Of liever met een herinnering aan jou en aan mogelijk het interessantste gesprek dat ik dit jaar met iemand heb gevoerd.

Ik heb het, uiteraard, over die keer, afgelopen zomer, kort na je zestiende verjaardag, toen je me een geheim toevertrouwde dat je naar eigen zeggen nog met geen enkele volwassene had gedeeld: je was verliefd op een ander meisje.

Volgens mij zou je moeder daar geen drama van maken, was mijn eerste reactie, en daar was jij het mee eens. Het was een moderne, ruimdenkende vrouw, beaamde je. Dat wist iedereen. Waarschijnlijk zelfs een van de ruimdenkendste vrouwen ter wereld, voegde je er ietwat smalend aan toe.
Wat was dan wel het probleem? vroeg ik.
Dat je niet lesbisch was, antwoordde jij. Een paar maanden eerder was je verliefd geweest op een jongen. Maar die was dan weer verliefd op een zekere Clio. Na een tijdje bleek Clio, die zichzelf opeens wél lesbisch begon te noemen, verliefd te zijn op jou. En toen werd jij verliefd op haar. Dacht je tenminste.

Misschien wilde je wraak nemen op die jongen, opperde ik. Goh! Hoe pervers, lachte jij. Dan was je misschien nooit verliefd op haar geworden als je het niet eerst op hem was geweest. Misschien was op haar verliefd zijn zelfs een omweg om op hem verliefd te blijven zonder dat het pijn deed. Of wie weet moest je op beiden verliefd zijn omdat je het anders op geen van beide was. In een mensenhoofd kunnen de vreemdste dingen gebeuren, als je ze tenminste laat gebeuren, zei ik. Mutaties, translaties, inclusies, net als in de donkere diepte van de aarde, waar zich diamanten vormen.

Het individu is de kleinste en de minst begrepen minderheid van alle minderheden, zei ik. Dat vinden maar weinig mensen een aantrekkelijke positie.

Jouw probleem bleek te zijn dat velen tegenwoordig deden alsof er geen gezonde seksualiteit kon bestaan zonder passend etiket. Alsof een mens verward of onwetend of onzeker was zolang hij of zij geen erkende identiteit had aangenomen. Lgbtq – wat een draak van een woord, wond jij je op. Wat dachten die seksactivisten? Dat jij dat minderhedengeklets nodig had om te voelen wat je voelde?

Het individu is de kleinste en de minst begrepen minderheid van alle minderheden, zei ik. Dat vinden maar weinig mensen een aantrekkelijke positie.
Precies! riep jij uit. Maar als de wind goed zat en jij alleen jezelf nog hoorde, had je niet het gevoel dat je een meisje was. En nog minder een l of een b of een q.
Wat dan wel? wilde ik weten.
Dat kon je dan weer niet zomaar zeggen. Maar dat hoefde volgens jou ook niet. Misschien was je dan wel helemaal niets en niemand, zei je. Een buik van vlees, een hoofd van lucht, benen die niet wisten waarheen en armen die niet wisten waartoe. Onbegrepen, dat in elk geval. En wat dan nog? Je zou het zelf wel uitpuzzelen. Je zou je woorden zelf wel kiezen. Je had geen boodschap aan die moeiallen die alles bij voorbaat een plaats wilden geven en zichzelf dan ook nog wijsmaakten dat ze jou daarmee een dienst bewezen.

Alles is denkbaar, zei ik, behalve de werkelijkheid. Een hele aardbol vol geleerden zou jou niet kunnen vertellen wie jij bent.

Alles is denkbaar, zei ik, behalve de werkelijkheid. Een hele aardbol vol geleerden zou jou niet kunnen vertellen wie jij bent. Maar wat vond Clio ervan? vroeg ik toen. Die verweet jou dat je nodeloos moeilijk deed, antwoordde je. Ze geloofde je niet. Op een keer had ze ronduit gezegd dat ze je niet vertrouwde. Volgens haar kon alleen een lesbienne van een lesbienne houden. Nu ja, dan was er tenminste iets interessants om ruzie over te maken, besloot je laconiek. Dat schiep ook een band.

Je woorden, Céline, waren me recht uit het hart gegrepen. Ik was verrukt te horen dat jij je door een ander niet zomaar liet vertellen wat geloofwaardig was en wat niet. Er zijn er al zovelen die uit angst om ongeloofwaardig over te komen niet meer dan een schim zijn geworden van wat ze hadden kunnen zijn. Ieder is de ander en niemand is zichzelf, stelde een Duitse filosoof ongeveer een eeuw geleden vast. Sindsdien is het gekwebbel van de wereld alleen maar opdringeriger geworden. Al die evolutiepsychologische humbug die dagelijks over de eenentwintigste-eeuwse mediaconsument wordt uitgestort en die geacht wordt ons te ‘verlichten’.

En anders is het de gender- of systeem– of sociaalpsycholoog die ons zijn waarzeggerij voor waarheid probeert aan te smeren. En alsof die onwetenschappelijke verwetenschappelijking van de tijdgeest ons zelfgevoel al niet genoeg corrumpeert, hebben we ons ook nog eens wereldwijd onderworpen aan de conventies van het digitale zelfdesign en van de digitale zelfpromotie, die onze zin voor waarachtigheid nog veel grondiger en op nog veel grotere schaal perverteren dan de sociale conventies uit het verleden ooit hebben gekund. Eenentwintigste-eeuwers? We zijn gedegenereerd tot een ras van gebrainwashte papegaaien en gefotoshopte poseurs. Gereduceerd tot een laagje pixels. Het komt er niet langer op aan jezelf te kennen, het gaat erom anderen het gevoel te geven dat ze jou kennen. Het ultieme ideaal is dat zij jou zien zoals jij jezelf ziet en dat jij jezelf ziet zoals zij jou zien. Authenticiteit heet dat en simplisme – om niet te zeggen volstrekte leegte – is de prijs die daarvoor betaald moet worden…

We zijn gedegenereerd tot een ras van gebrainwashte papegaaien en gefotoshopte poseurs. Gereduceerd tot een laagje pixels.

Voor jou was dit geen mismoedige tijdsdiagnose uit de oude filosofische doos maar een zeer herkenbare beschrijving van een hoogst persoonlijke irritatie. Je was net zestien geworden. Voor het eerst in je leven had je een zelfstandig denkend en voelend individu gebaard, namelijk jezelf, bezield en in beweging gehouden door je eigen levendige raadsels en tegenspraak, en je was geenszins van plan het vierdimensionale mysterie van deze nieuweling zomaar op te geven in ruil voor een identité reçue.

Dat in je wrevel zoveel strijdbaar zelfbewustzijn doorklonk, stelde me gerust. In dat opzicht liet je zelfs meer karakter zien dan vele zogenaamde volwassenen. Van mijn kant heb je in elk geval geen betweterigheid te duchten. Ik beloof dat ik me nooit botweg zal inbeelden jou beter te hebben begrepen dan jij jezelf begrijpt. Kies je eigen woorden. En uit de grond van mijn hart wens ik je alle wijsheid en geluk toe die je nodig zult hebben om de eerstvolgende duizend jaar ongeschonden en als een vrije geest te doorstaan.

Een dikke kus en warme groeten van
Yves