Moet geluk mee met zijn tijd?
Door Virginie Platteau, op Thu Mar 07 2019 23:00:00 GMT+0000Geluk is niet meteen een gevoel waarmee het oeuvre van Michel Houellebecq te kenmerken valt. Toch vloeit het gelukshormoon rijkelijk door de nieuwste roman van de Franse angsthaas: Serotonine.
Al twintig jaar lang bekijkt Michel Houellebecq in zijn romans het menselijk bestaan door het prisma van de angsten van het moment. Hij richtte zich al op het failliet van mei 1968 en het neoliberalisme in Elementaire deeltjes en De wereld als markt en strijd, op seksuele ellende en massatoerisme in Platform, op de kunstwereld in De kaart en het gebied en zijn vorige boek Onderworpen keek naar de islam.
In Serotonine heeft de Franse literaire ster het nu over de verarming van het platteland en over wat het vandaag betekent man te zijn. In deze roman voert hij een 46-jarige landbouwingenieur op die niet blij is met zijn naam: Florent-Claude Labrouste. De uitgebluste man lijdt onder zijn gebrek aan levenszin, de tanende aandacht van vrouwen én de afwezigheid van onvoorwaardelijke liefde. Een depressieve romanticus met een cynische kant: de antiheld van Houellebecq par excellence.
Florent-Claude is een depressieve romanticus met een cynische kant: de antiheld van Houellebecq par excellence.
Hoe dat er in detail uitziet? Labrouste rijdt met een grote diesel zuipende bak, heeft een hekel aan milieubewuste types, vindt het geweldig om zijn afval bewust verkeerd te dumpen en vernielt systematisch rookmelders in de hotelkamers waar hij vertoeft na de breuk met zijn Japanse vriendin en nadat hij zijn Parijse appartement en zijn baan heeft opgezegd.
Om zich op de been te houden gebruikt hij alcohol, nicotine en antidepressiva als serotonine, het gelukshormoon dat hij in pilvorm inneemt. Dat heeft een vervelende bijwerking: het droogt zijn libido op. Dat weerhoudt Houellebecq er echter niet van om enkele pornografische scènes zeer beeldend op te tekenen.
Gele Hesjes
Na een tijdje verruilt Labrouste de anonieme hotels voor het Normandische platteland. Een streek die kreunt onder de harde Europese landbouwpolitiek maar waar ook zijn oude studiemakker Aymeric d’Harcourt d’Olonde woont. Deze telg uit een oude aristocratische familie verkoos domweg om melkveehouder te worden boven het genieten van zijn familiefortuin.
In sommige kritieken wordt Houellebecq andermaal visionair genoemd omdat hij in dit boek het buikgevoel van de landbouwers zo sterk aanvoelt, als zou hij het Gele Hesjes-protest voorspellen. Maar de manifestaties van de Franse boeren zijn al even aan de gang. Hij beroept zich gewoon goed op research over de GGO-politiek in Spanje en Argentinië, handelsakkoorden en over het Europese landbouwbeleid en de dramatische gevolgen daarvan.
In zijn roman vergroot hij enkel uit wat er onvermijdelijk zat aan te komen: de wanhoop en onrechtvaardigheid die de gilets jaunes tot op de rand en daarover duwen, en de harde confrontaties met de gewelddadige CRS (oproerpolitie).
enfant terrible of establishment?
Zwelgen in de onmogelijkheid van de liefde blijft het centrale thema. Waar Houellebecq zich in Onderworpen nog wou meten met de Franse auteur Joris-Karl Huysmans, verwijst hij nu terloops naar Gogol en diens Dode zielen en Thomas Mann die ‘niet in staat was te ontsnappen aan zijn fascinatie voor jeugd en schoonheid.’
Qua stijl lijkt Serotonine met zinnen van meer dan een bladzijde dan weer te willen herinneren aan Proust. Best verdienstelijk, als stilist hoeft Houellebecq zich alvast niet meer te bewijzen. Maar hij dreigt een karikatuur van zichzelf te worden. Een zurig ouder wordend mannetje dat worstelt met zijn viriliteit en de veranderende maatschappij waarin hij steeds moeilijker zijn plaats, laat staan zijn geluk weet te vinden.
Natuurlijk: in het houellebecqiaanse universum weet je nooit wat echt en wat pose is. En in hoeverre valt Labrouste samen met zijn geestelijke vader? Die leeft zich genoeglijk uit in de stereotype kantjes van zijn proto- old white privileged male character. Het is literatuur dus alles mag en voormalig enfant terrible Houellebecq, die inmiddels ondanks zichzelf ook establishment is geworden, kan zich een en ander veroorloven.
Overdaad schaadt
Maar wanneer wordt het teveel? Dankzij Houellebecqs stijl, waar een zelfrelativerende ironie in doorschemert, begint Serotonine veelbelovend. Echter, na een tijd gaan de oeverloze uitweidingen over het gebrek aan hotels waar je nog mag roken en zijn zielige verheerlijken van onbereikbare jonge meiden vervelen. De subtiele ironie lijkt weg te deemsteren en je gaat vrezen dat hij het ook méént.
Een goede redacteur had bij een mindere god dan ook heel wat van die overbodige uitweidingen geschrapt, zoals over het aanbod in Carrefour, menukaarten of Mercurehotels en zelfs gesnoeid in zijn repetitieve droge humor over handtassen van Zadig et Voltaire. Daarnaast voelt zijn eeuwige gescheld op homo’s, Nederlanders, Belgen, Engelsen, vrouwen en op onbeduidende stadjes als Niort stilaan ook gratuit. Hetzelfde bij het moedwillig overgaan tot racistische beschimpingen, bestialiteiten en pedofilie.
Wat hadden we nog niet gehad? Je zou er het Franse genie haast van gaan verdenken dat hij zijn handelsmerk weet te verzilveren, maar verder niet zo veel meer te vertellen heeft.
Het is niet omdat zijn leespubliek blasé is geworden en hij de grenzen van het fatsoen steeds verder heeft opgerekt, dat hij ook iets wezenlijks aankaart.
Het is niet omdat zijn leespubliek blasé is geworden en hij de grenzen van het fatsoen en wat nog steeds ‘politiek correct’ wordt genoemd steeds verder heeft opgerekt, dat hij ook iets wezenlijks aankaart. Zwelgend in zelfmedelijden snakt Labrouste naar liefde van jonge sexy meisjes maar bedenkt op geen enkel moment wat voor eikel hijzelf misschien is, fysiek onaantrekkelijk en niet bepaald stralend van levenslust.
Verder verliest hij zich vaak in uitgebreide nevenverhalen over zijn ex’en Claire, Kate en Camille. Allemaal topmeiden die hij om vage redenen zelf heeft laten zitten en over wie hij nog steeds fantaseert. Andere vrouwen die verschijnen – al blijven ze soms volledig imaginair – worden steevast gereduceerd tot hun essentie: hun poes (om in zijn terminologie te blijven) en aangeduid met hun geografische afkomst, of beoordeeld om de kwaliteiten die ze als prostituee zouden hebben.
Flexibel geluk
Het geeft niet alleen Labrouste maar ook zijn auteur iets zieligs. Soms lijkt hij zelf niet helemaal overtuigd van de geloofwaardigheid van zijn verhaal (de overweging een kleuter te vermoorden, zijn huisarts die hem escorts aanbeveelt, een depressieveling met een gezonde eetlust). Hij gooit er dan maar wat pseudofilosofische bedenkingen tegenaan. ‘Alles bestaat, vraagt te bestaan, en zo schuiven situaties in elkaar…’
Als hij zich aan het einde identificeert met Jezus Christus himself omdat ook hij zijn leven geeft voor mensen die niet weten wat ze doen, niet inzien wat hij hen toont, dan heb je het toch wel gehad. ‘Niemand zal meer gelukkig zijn in het Westen, het geluk is een oude droom, de historische voorwaarden hiervoor zijn gewoon niet meer voorhanden,’ oreert hij. Tenminste, als je die historische voorwaarden blijft definiëren vanuit het oude gezichtspunt van de westerse geprivilegieerde man binnen de kapitalistische maatschappij.
Misschien vergt geluk ook enige flexibiliteit, meebuigen met de tijd. Dat kan serotonine alleen niet bieden.