Moet het nou weer? Ja, blijven drammen!
Door Jasper Delva, op Wed Mar 31 2021 14:00:00 GMT+0000Passing the Bechdel Test is het resultaat van een intensieve samenwerking tussen choreograaf Jan Martens en twaalf FAABuleuzers (Female Assigned at Birth and Fabulous). Met woorden die soms henzelf, soms andere bekende en minder bekende vrouwen toebehoren, eisen deze jongeren hun plek op en tonen ze dat drammen over genderdiversiteit en gendergelijkheid nog altijd meer dan nodig is.
Voor we starten een korte dienstmededeling: de Bechdel-test is een maatstaf voor de representatie van vrouwen in fictie. De test kent haar origine in Dykes to Watch Out For, een stripreeks van de lesbische artieste Alice Bechdel. In een van de verhalen zegt een lesbienne dat ze enkel naar films kijkt waarin minstens twee vrouwen met elkaar praten over iets anders dan een man; het mag echt eender wat zijn. De lat ligt dus niet meteen hoog. En toch: zowat de helft van de films die vandaag te zien zijn, halen dat criterium niet. Deze voorstelling slaagt met vlag en wimpel: nomen est omen, weet je wel.
Veel Dr. Martens, veel ‘ikken’
Twaalf jongeren (v/x) komen een voor een het podium op. Sommigen hebben lang haar, anderen kort of zelfs een buzzcut. Hun kleding gaat van baggy tot strak, nonchalant tot elegant. Opvallend veel Dr. Martens, dat wel. Allemaal zijn ze anders en willen ze andere dingen. Een geprojecteerd Word-document maakt dat duidelijk: ‘Ik wil graag accordeon leren spelen’, ‘Ik heb vannacht met Isabel gelepeld’, ‘Ik ben aan het openbloeien’. Een voor een nemen ze een stoel en gaan zitten in een rij, vooraan op het podium. Lesley Gores You Don’t Own Me galmt door de boxen. Twaalf blikken zoeken ons op.
De nieuwe opstelling doet denken aan een klasfoto. Waar je zonet nog een ‘ik’ hoorde en zag, kijk en luister je nu naar een groep.
Woorden volgen: ‘Ik wil een neuspiercing’, ‘Ik wou dat wiet legaal is’, ‘Ik ben zwanger’, ‘Ik had een relatie met mijn leerkracht aardrijkskunde en dat is niet zo goed afgelopen’. Maar ook: ‘Ik ben al twee keer opgepakt’, ‘Ik ben Virginia’, ‘Ik voel mij vrouw’, waarop meteen een ‘Ik niet’ volgt. We weten nooit aan wie de woorden toebehoren. Soms ben je zeker dat zender en boodschap niet matchen; andere keren zou het wel kunnen kloppen. Je blijft als toeschouwer voortdurend twijfelen.
Awoman
De rij stoelen komt in beweging. De nieuwe opstelling doet denken aan een klasfoto. Waar je zonet nog een ‘ik’ hoorde en zag, kijk en luister je nu naar een groep. Tekstfragmenten, tweets, gedichten, opinies van onder anderen Kamala Harris, Virginia Woolf, Rachida Lamrabet en Susan Sontag passeren de revue. Opnieuw weten we niet exact wie aan het woord is. Het maakt elk statement, elk verhaal gelijkwaardig. De boodschap, niet de persoon die ze brengt, staat centraal.
Het groepsgevoel komt onder druk te staan. Moet je achter alles staan wat een groep zegt?
De ‘ik’ verdwijnt naar de achtergrond en een ‘wij’ treedt naar voren. Samen nemen ze stelling in. Samen wordt gesproken namens de vrouw. Of misschien net tegen ‘de vrouw’? Plots horen we ‘In the name of the mother, the daughter and the holy c*nt’, handen vormen een bekken. Zijn we in een eredienst terechtgekomen? Citaten van Sara Ahmed, Rebecca West en Bell Hooks worden gescandeerd als religieuze verzen. Een luide ‘AWOMAN’ volgt.
Een niet- of meer-identiteit
Maar het groepsgevoel komt onder druk te staan. Verschillende, diverse stemmen stijgen op uit de groep. De spanning tussen het individu en de groep wordt voelbaar. Moet je achter alles staan wat een groep zegt? Kan je als individueel lid afwijken van de groep? De daaropvolgende scène waarin de jongeren samen in een cirkel dansen, elk met de bewegingen waarbij ze zich goed voelen, toont dat je samen voor iets kan opkomen en dat er toch ruimte kan worden gelaten om jezelf te zijn.
Deze choreografie van woorden is een nazinderend, noodzakelijk manifest dat elke toeschouwer met de neus op de harde feiten drukt.
Deze scène toont vooral hoe doordacht en genuanceerd deze voorstelling omgaat met thema’s als identiteit en representatie. De jongeren gaan duidelijk in tegen verstikkende labels maar tegelijkertijd lijken ze een andere, meer open identiteit naar voren te schuiven. Geen ‘ik ben dit’- of ‘ik ben dat’-identiteit, eerder een ‘ik ben niet wat je denkt dat ik ben’- of een ‘ik ben altijd veel meer dan dat’-identiteit.
Passing the Bechdel Test brengt jongeren op een podium die met veel bevlogenheid een eigen plek in de samenleving bevechten, zowel voor het individu als voor de groep. Deze choreografie van woorden is een nazinderend, noodzakelijk manifest dat elke toeschouwer met de neus op de harde feiten drukt. Er is nog veel werk aan de winkel als het aankomt op gendergelijkheid en genderdiversiteit. Of zoals een van de jongeren Niña Weijers citeert: ‘Moeten we nou weer? Ja, je moet blijven drammen. En ja, dan moet je die drammer maar zijn.’ Het is dan ook verdomd jammer dat deze jongeren niet langer kunnen doorgaan met drammen.