Moeten we het eeuwfeest van J.D. Salinger eigenlijk vieren?

Door Sam De Wilde, op Wed Jan 23 2019 23:00:00 GMT+0000

Op 1 januari 2019 zou de Amerikaanse schrijver J.D. Salinger honderd jaar geworden zijn. Zoonlief Matt liet in de pers alvast optekenen dat zijn vader het eeuwfeest zeker gehaat zou hebben. De vraag is of er überhaupt wat te vieren valt.

Jerome David Salinger publiceerde in zijn leven één echt strontvervelend boek. Het werd zijn bekendste. Een roman verkoopt nu eenmaal net iets beter wanneer iemand hem ostentatief zit te lezen vlak nadat hij John Lennon heeft vermoord.

Nu was The Catcher in the Rye al een cultsucces vóórdat Mark David Chapman het op 8 december 1980 meenam naar het Dakotagebouw in New York waar hij met vier dumdumkogels een einde maakte aan het leven van de bekendste Beatle. Salingers verhaal over rebel zonder reden Holden Caulfield raakte bij de eerste publicatie in 1951 al een gevoelige snaar bij een hele generatie Amerikaanse adolescenten die voor het eerst hun eigen stem en sentimenten terugvonden in de pagina’s van een boek.

Een roman verkoopt nu eenmaal net iets beter wanneer iemand hem ostentatief zit te lezen vlak nadat hij John Lennon heeft vermoord.

De vandaag nog steeds in een Amerikaanse cel verblijvende Chapman schreef twee maanden na de moord op Lennon een briefje aan The New York Times waarin hij de wens uitdrukte dat iedereen ooit Salingers roman zou lezen: ‘Al mijn inspanningen zullen nu gericht zijn op dit doel, want dit buitengewone boek bevat veel antwoorden. Ik hoop dat je The Catcher in the Rye zult lezen als je die antwoorden wilt vinden.’

Chapmans wens mag stilaan als vervuld beschouwd worden want met wereldwijd tientallen miljoenen verkochte exemplaren is Salingers eersteling één van de bestverkopende boeken aller tijden. Enkel een handvol hobbits, de kleine prins en een zekere tovenaarsleerling aan Zweinstein doen beter. Zo is Holden goed omringd. The Catcher in the Rye is immers ook een onvolwassen werk voor onvolwassen lezers over een onvolwassen figuur.

Voor elke liefhebber die in de in New York en zijn eigen gedachten ronddolende Holden een verwante ziel ziet, is er een die er een verwend rijkeluiskind met eerstewereldproblemen in herkent. En omdat het hele verhaal vanuit Holdens standpunt geschreven is, bots je als lezer voortdurend op wat op lezersfora weleens omschreven wordt als het pathetische gezeur van een onstabiele tiener.

The Catcher in the Rye is een onvolwassen werk voor onvolwassen lezers over een onvolwassen figuur.

Fan of niet, zowat iedereen is het erover eens dat Holden Caulfield niet de meest sympathieke knul is. Maar goed, Humbert Humbert is een pedante pedofiel en dat weerhield Vladimir Nabokov er niet van om met Lolita hét 20ste-eeuwse meesterwerk van de Amerikaanse literatuur te schrijven. Om maar te zeggen dat het vervelende karakter van het hoofdpersonage op zich nog geen slechte roman maakt van The Catcher in the Rye.

Daar zijn andere redenen voor.

Het vaakst aangehaalde argument voor de canonisering van Salingers puberverhaal is de specifieke toon van de vertelstem. Salinger zou als geen ander de taal van de gedesillusioneerde tieners van het naoorlogse Amerika hebben gevat, waardoor The Catcher in the Rye al snel het boek van een generatie werd genoemd. Het ergste wat je de roman nu nog zou kunnen verwijten is dan dat hij de taal van zijn tijd zó goed weergaf dat ze bijna zeventig jaar later onvermijdelijk verouderd klinkt.

Dat onfeilbare gevoel voor jongerentaal blijkt bij herlezing echter ver zoek. Holdens tienertaaltje is zo dik aangezet dat het welhaast een parodie lijkt. Salinger leunt op de eindeloze herhaling van enkele eenvoudige zinsstructuren en een tiental semigrofgebekte stopwoorden om de lezer er pagina na ondraaglijke pagina van te overtuigen dat hier wel degelijk een mondige minderjarige aan het woord is. De toon van The Catcher in the Rye is dan ook die van een volwassene die probeert te klinken als een jongere en daar hopeloos in faalt.

Of we zijn te oud geworden om het te begrijpen. Dat kan ook, want het tweede argument dat de verdedigers van de vanger steevast bovenhalen wanneer ze horen dat je niet zo heel erg tuk bent op hun favoriete boek is dat je het gelezen moet hebben wanneer je jong bent. Daar komen aanhangers van Jack Kerouacs On the Road ook wel eens mee aanzetten, maar over pakweg Virginia Woolfs To the Lighthouse of Gabriel García Márquez’ Honderd jaar eenzaamheid hoor je het nooit iemand zeggen. Een goed boek blijft ook ná je zestiende een goed boek.

Wie overigens vandaag The Catcher aan scholieren geeft, krijgt het waarschijnlijk ook terug samen met de levensles dat je geen vijftig jaar hoeft te zijn om Holden Caulfield een zeiksnor te vinden.

Hipsters en phonies

Als we mensen als Joan Didion en John Updike mogen geloven was het boek dat J.D. Salinger tien jaar later publiceerde niet veel beter. Net als de verhalenbundel Nine Stories die de inmiddels uit het openbare leven teruggetrokken schrijver in 1953 uitgaf, bevatte Franny and Zooey verhalen die eerder in The New Yorker verschenen waren. Essayiste Didion verweet het boek ‘onechtheid’ omwille van Salingers voorliefde voor literaire levenscoaching, en schrijver en criticus Updike vond dan weer dat Salinger te verliefd was geworden op zijn eigen creaties: de meer dan gemiddeld begaafde leden van de Glass-familie die ook later in Raise High the Roof Beam, Carpenters and Seymour: An Introduction nog zouden opduiken.

Franny and Zooey leest bij momenten als een zenboeddhistische zelfhulpbijbel voor hipsters die zichzelf te cool vinden voor De Celestijnse belofte.

Hoewel Franny and Zooey bij momenten inderdaad leest als een zenboeddhistische zelfhulpbijbel voor hipsters die zichzelf te cool vinden om gewoon De Celestijnse belofte van James Redfield te lezen, heeft op zijn voorganger uit 1951 in ieder geval voor dat het niet in de eerste persoon enkelvoud geschreven is. Wat een bevrijding om niet langer in de tussen arrogantie en zelfmedelijden twijfelende gedachtestroom van Holden Caulfield te moeten vertoeven! En wat een zegen voor de toon, die literatuurcriticus Alfred Kazin ooit omschreef als ‘cute’ in een essay dat vernietigend uithaalde naar ‘de zelfbewuste charme en ondeugendheid’ van Salingers schrijven. Een uiterst accurate omschrijving, trouwens, van de twee kwaliteiten die Franny and Zooey deelt met de verhalen uit Nine Stories.

Waarom Kazin ze destijds echter als negatieve kenmerken beschouwde, is niet helemaal duidelijk want het zijn net die zelfbewuste charme en ondeugendheid die in 2001 wellicht filmregisseur Wes Anderson (wiens stijl ook wel eens minachtend als ‘cute’ wordt omschreven) inspireerden voor zijn heerlijke hommage The Royal Tenenbaums. Het zijn ook diezelfde zelfbewuste charme en ondeugendheid die Franny and Zooey zoveel leesbaarder maken dan The Catcher in the Rye.

Woorden boven daden

Wie er van wil genieten zonder de zelfgenoegzame verwijzingen naar religieuze en filosofische stromingen die ook Raise High the Roof Beam, Carpenters and Seymour: An Introduction ontsieren, doet er goed aan om Nine Stories nog eens ter hand te nemen.

De bundel die Salingers bekendste verhaal, A Perfect Day for Bananafish, combineert met acht andere ondertussen klassiek geworden voorbeelden uit het genre toont de New Yorkse schrijver op zijn best. Iemand die geen daden, maar woorden verkiest, en ze in gruwelijk mooie zinnen zet. Iemand die een verhaal begint met een pagina-lange, speels gedetailleerde en heel mild spottende beschrijving van de verschillende activiteiten van een vrouw die haar nagels lakt terwijl ze op een telefoontje wacht. Iemand die niet nalaat te vermelden dat één van die activiteiten het lezen van een ‘Sex is Fun — or Hell’ getiteld artikel betreft.

A Perfect Day for Bananafish toont de schrijver op zijn best: iemand die geen daden, maar woorden verkiest, en ze in gruwelijk mooie zinnen zet.

Er wordt Salinger weleens oeverloosheid verweten, en in zijn verhalen wordt zeker veel gepraat, geschreven en gelezen, maar de woordenstroom bevat soms minutieus geobserveerde details waar je stil van wordt, of net zachtjes om moet lachen. Wanneer hij het badpak van een klein meisje bijvoorbeeld omschrijft als ‘a canary-yellow two-piece bathing suit, one piece of which she would not actually be needing for another nine or ten years.’ Op zulke momenten doet Salinger wat literatuur hoort te doen: de werkelijkheid inpakken met woorden, omdat ze daar mooier van wordt.

Aangezien men stilte nogal snel met wijsheid verwart, heeft Salingers kluizenaarsbestaan er wellicht voor gezorgd dat zijn reputatie groter is geworden dan de kwaliteit van zijn bekendste werk, maar beweren, zoals kwatongen weleens plegen te doen, dat Salingers belangrijkste wapenfeit na The Catcher in the Rye zijn verdwijning was, is een tikkeltje overdreven. Het handvol voortreffelijke verhalen dat Salinger naliet zou genoeg moeten zijn om de man honderd jaar na zijn geboortedag feestelijk te herdenken.