NEE tegen de globale terugkeer naar de orde

Door Santiago Zabala, op Thu Apr 22 2021 09:00:00 GMT+0000

Kunst is, net als wetenschap en filosofie, onvermijdelijk een antwoord op haar eigen tijd. Haar ontdekkingen en intuïties worden geconditioneerd door de historische gebeurtenissen die kunstenaars tijdens hun leven meemaken. Hun werk kan begrepen worden als een gevolg van de verschillende uitdagingen en kansen die deze gebeurtenissen met zich meebrengen. Maar kunst heeft, in tegenstelling tot wetenschap en filosofie, altijd een kritisch element dat ons bestaan weet te beroeren. Dit element kan naderhand ook wel herkend worden in wetenschappelijke doorbraken of filosofische intuïties, maar het lijkt constitutief te zijn voor kunstwerken, en dat onafhankelijk van de geldende kaders, hiërarchieën en regels van de kunstwereld. Het punt is niet dat wetenschappers en filosofen niet vrij zouden zijn, maar eerder dat hun werk meer wordt bepaald door economische en politieke regelsystemen dan dat van kunstenaars. Het succes daarvan hangt immers af van het vinden van een dergelijke vrijheid, wars van de systemen die de expressie proberen te framen en te temmen.

De existentiële noodtoestand waarin we verkeren wordt radicaal onderdrukt door de retoriek van controle die rechtse en kapitalistische krachten opleggen.

Deze vrijheid wordt nu bedreigd door een wereldwijde terugkeer naar orde, die niet alleen politiek is maar ook existentieel. De opkomst van begrippen als ‘alternative facts’, ‘fake news’ en ‘post-truth’ in het publieke discours is symptomatisch voor deze terugkeer, omdat ze een absolute kennis vooronderstellen die gemeenschappelijk zou zijn voor de ‘meer beschaafde’ westerse landen. Weliswaar hebben we de moderniteit — o.a. door het einde van het historisch kolonialisme en de opkomst van de culturele antropologie — achter ons gelaten, maar de wrok hierover bij de heersende machten heeft nu een situatie gecreëerd waarin de grootste noodtoestand net de afwezigheid van noodtoestanden wordt. De existentiële noodtoestand waarin we wel degelijk verkeren wordt immers radicaal onderdrukt door de retoriek van controle die rechtse en kapitalistische krachten opleggen om hun macht te behouden. Dit essay wil deze terugkeer naar orde belichten en tegelijk laten zien hoe kunstenaars (kunnen) reageren op de beperkingen en effecten ervan op het publiek.

‘Alternative facts’, ‘fake news’ en ‘post-truth’ zijn concepten die ingang vonden in ons culturele discours nadat Kellyanne Conway, adviseur van de gewezen Amerikaanse president Donald Trump, ze gebruikte om diens valse verklaring over de opkomstcijfers bij zijn inauguratie in 2017 te verdedigen. Het probleem met deze concepten is niet dat ze onze toestand aan het begin van de eenentwintigste eeuw al dan niet accuraat beschrijven, maar eerder dat ze een symptoom zijn van een terugkeer naar orde en realisme onder rechtse populistische politici, wetenschappers en filosofen. Voormalig redacteur van The New York Times Bari Weiss is ervan overtuigd dat deze intellectuelen deel uitmaken van een beweging (‘intellectual dark web’) die vastbesloten is om de ‘biologische verschillen tussen mannen en vrouwen’ te benadrukken, en Jacob Hamburger heeft blootgelegd hoe hun discours erop gericht is systemische ongelijkheid als het resultaat van individuele keuzes of gedragingen af te schilderen. Het doel van deze politici en intellectuelen is om zichzelf te presenteren als verdedigers van ‘de rede’, ‘de waarheid’ en ‘de feiten’, rationele principes die volgens hen gecorrumpeerd zijn door het postmoderne relativisme.

Het probleem met het Europese rationele universalisme is dat het leidt tot totalitarisme, kolonialisme en genocide.

Zoals Slavoj Žižek beargumenteert, is het ‘postmoderne relativisme’ echter niet de oorzaak van alternatieve feiten. Deze hebben altijd al bestaan. Feiten of gegevens zijn altijd ‘een uitgestrekt en ondoordringbaar domein’ geweest, dat we ‘altijd benaderen vanuit (…) een bepaalde begripshorizon, waarbij sommige gegevens worden uitgelicht en andere genegeerd’. Het geheim van degenen die de postmoderniteit en haar hermeneutische of historicistische relativisme verwerpen, is dat ze ‘de veilige situatie missen waarin één grote Waarheid (zelfs al was het één grote Leugen) iedereen van een gemeenschappelijke cognitieve stafkaart voorzag’. Om terug te keren naar deze ‘veilige situatie’ beweren denkers uit the intellectual dark web (zoals Jordan Peterson, Sam Harris en Christina Hoff Sommers) en filosofen van het zogenoemde new realism (zoals Graham Harman, Quentin Meillassoux en Markus Gabriel) dat we toegang kunnen hebben tot de waarheid en feitelijke kennis over de wereld, zonder daarbij afhankelijk te zijn van taal of interpretatie. Zoals wetenschapsfilosoof Bruno Latour echter aangeeft, kan kennis nooit op zichzelf staan: ‘Feiten blijven alleen overeind als ze worden ondersteund door een gemeenschappelijke cultuur, door instellingen die te vertrouwen zijn, door een min of meer fatsoenlijk openbaar leven, en door min of meer betrouwbare media’. De opkomst van alternatieve feiten is nogmaals een bewijs dat of een uitspraak wordt geloofd, minder afhangt van haar feitelijke realiteit dan van de voorwaarden van haar politieke, taalkundige en sociale ‘constructie’.

Realisme is een aspect en een gevolg van dominantie, niet de oorzaak ervan.

Hoewel de ‘realistische’ intellectuelen je zullen vertellen dat ze niet per se willen dat hun opvattingen over psychologie, neurowetenschappen of filosofie de bovenhand krijgen op andere, proberen ze in feite een samenleving te behouden waarin ze zich op hun gemak voelen — en dat wil zeggen, een waarin ze min of meer bewuste dienaren van de gestage terugkeer naar orde zijn geworden. Realisme is een aspect en een gevolg van dominantie, niet de oorzaak ervan. Hoewel deze denkers verschillende agenda’s hebben, hebben ze een algemeen doel voor ogen: een terugkeer naar de universalistische aspiraties van de moderniteit, goed wetende dat fundamentele politieke, morele en culturele concepten er slechts toe dienen om diegenen die niet voldoen aan hun ‘rationele’ criteria te denigreren en te marginaliseren. ‘Het Europese project dat ik voor ogen heb’, legde Markus Gabriel onlangs uit, ‘is er een van universele menselijke waarden. De Europeanen zijn dankzij hun filosofisch verleden, van de Grieken tot hedendaagse filosofen, het best gewapend om de uitdaging van sociale rechtvaardigheid en de toekomst van de democratie aan te gaan. Niet alleen voor Europa, maar voor de hele mensheid.’

Pekka Niittyvirta & Timo Aho, Lines (57° 59′ N, 7° 16′W) (2018) © Pekka Niittyvirta & Timo Aho

Het probleem met dit Europese rationele universalisme is dat het — zoals we dat in de twintigste eeuw hebben meegemaakt — leidt tot totalitarisme, kolonialisme en genocide. Of zoals Zygmunt Bauman uiteenzet in Modernity and the Holocaust: ‘Wanneer de modernistische droom wordt omarmd door een absolute macht die in staat is om moderne vehikels van rationele actie te monopoliseren, en wanneer die macht vrij is van effectieve sociale controle, dan volgt genocide.’ Net daarom was de zogenoemde chaos die de postmoderne verstoring van metanarratieven veroorzaakte, niet bedoeld om een nieuwe orde te scheppen, zoals velen vandaag de dag geloven, maar net om het externe opleggen van orde te vermijden. Zoals Karl Popper verklaarde toen hij in Nieuw-Zeeland in ballingschap leefde en Europa ten prooi viel aan autoritaire regimes, is een open samenleving er een ‘waarin individuen worden geconfronteerd met persoonlijke beslissingen’, en dat in tegenstelling tot een ‘magische, tribale of collectivistische samenleving’. In het eerste geval is niemand in het bezit van de ultieme waarheid, omdat men erkent dat mensen verschillende opvattingen, belangen en waarden hebben. In het laatste geval wordt de waarheid opgelegd door de dragers van de macht. Dat Conway hamert op ‘alternatieve feiten’ is dus duidelijk een manoeuvre in de gestage terugkeer naar orde, een manifestatie van het opleggen van waarheid door macht.

Verschil, verandering, en culturele alteriteit moeten worden vermeden als verstoringen van de veilige situatie die de orde pretendeert te representeren.

Trump, Peterson en anderen die aandringen op universele waarheden creëren een situatie waarin de afwezigheid van een noodtoestand net de grootste noodtoestand is. Kenmerkend voor deze situatie is het geloof dat er geen alternatieven zijn voor de welomlijnde wereldorde. Het is een orde die realisme oplegt aan andere culturen en deze dwang rechtvaardigt door feiten in diskrediet te brengen. Trumps vijandigheid tegenover bewijzen van klimaatverandering, bijvoorbeeld, is erop gericht een conditie zonder uitzonderingstoestanden te creëren, een conditie waarin waarheid wordt opgelegd door gezag, en niets – noch waarnemingen van de buitenwereld, noch acties die de macht van het gezag zouden tegenwerken – de overweldigende orde kan belemmeren. Verschil, verandering, en culturele alteriteit moeten worden vermeden als verstoringen van de veilige situatie die de orde pretendeert te representeren.

Welnu, deze orde openbaart zich elke dag meer als autoritair. Net als Bernard Stieglers ‘tijdperk van de afwezigheid van een tijdperk’, is de afwezigheid van de noodtoestand het grootste gevaar geworden waar we vandaag de dag mee te kampen hebben. Maar indien inderdaad, zoals Friedrich Hölderlin zei, ‘waar het gevaar is, ook de reddende kracht groeit’, dan moeten we manieren vinden om dit gevaar echt te ervaren, om de noodtoestand bloot te leggen, en dat tegen haar opgelegde afwezigheid in.

Wetenschap en systematisch denken proberen ons te redden uit noodsituaties, maar kunst probeert ons in het beste geval te redden in noodsituaties.

Kunst werkt vaak beter dan wetenschappelijke aankondigingen en filosofische verhandelingen om noodtoestanden aan het licht te brengen. Dit komt niet zozeer door het vermogen van kunstenaars om schoonheid te creëren, maar door de intensiteit en de diepgang van hun werk. Documentaire foto’s van smeltende ijskappen bijvoorbeeld zijn misschien wel waarheidsgetrouw, maar zijn zelden zo krachtig als kunstwerken die dezelfde noodtoestand adresseren. ‘Wanneer een kunstwerk ons echt aangrijpt, is het’, zoals Hans-Georg Gadamer stelde, ‘geen object dat tegenover ons staat en waar we naar kijken in de hoop er een bedoelde conceptuele betekenis in te zien. Het omgekeerde is waar. Het werk is een ‘Ereignis’, een gebeurtenis die zich ‘ons toe-eigent’. Het werk schokt ons, het werpt ons omver en schept een eigen wereld, waarin we worden gezogen.’ Ook wetenschappers en filosofen kunnen onze wereld omverwerpen, maar hun werk bewaart een zekere afstand die constitutief is voor hun bevindingen, maar tegelijk de onmiddellijke werking ervan vermindert. Een kunstwerk probeert deze afstand net te verkleinen, niet alleen om onze aandacht te trekken, maar ook om ons te betrekken bij een ervaring die de kunstenaar belangrijk vindt.

Dries Depoorter - Jaywalking Frames (c) Boudewijn Bollmann

Kunstenaars staan vandaag de dag dichter bij de verborgen noodtoestanden dan veel wetenschappers en filosofen, omdat kunst meer weerstand biedt tegen de terugkeer naar orde. Wetenschap en systematisch denken proberen ons te redden uit noodsituaties, om aldus onze orde te behouden en te verbeteren, maar kunst probeert ons in het beste geval te redden in noodsituaties, door het uitlokken van gebeurtenissen en het overbrengen van een schok. Deze redding onthult niet alleen afwezige noodsituaties — klimaatverandering, de werkloosheidscrisis, surveillancetechnologieën, of, zeg maar, al wat door de retoriek van de macht wordt verhuld —, maar werkt ook zelf als een noodtoestand, als een ervaring van gevaar. Dat kunst ons bestaan ontregelt, is van vitaal belang om weerstand te bieden aan de afwezigheid van de noodtoestand die de pleitbezorgers van de terugkeer naar orde ons voorspiegelen.

Een geglobaliseerde kunst vereist globale interventies, zowel van kunstenaars als van het publiek.

Exemplarisch zijn hier de installatie Lines (57° 59’N, 7° 16’W) van Pekka Niittyvirta en Timo Aho, de Unemployment-expo van Josh Kline en Jaywalking Frames van Dries Depoorter. Om ons met de afwezige noodtoestand van de klimaatverandering te confronteren hebben Niittyvirta en Aho een reeks sensoren op North Uist (een van de eilanden van de Schotse archipel van de Buiten-Hebriden) geïnstalleerd; deze activeren gesynchroniseerde lichtbundels die het niveau visualiseren dat de zee zal bereiken als de aarde blijft opwarmen. Het publiek wordt niet alleen aangezet om zich de noodtoestand van de stijging van de zeespiegel voor te stellen, maar ook om in te grijpen tegen de onverschilligheid van de overheid. Deze onverschilligheid staat ook centraal in Klines installatie met levensgrote modellen van mensen in maatpak, gedumpt in transparante vuilniszakken. Samen met afgedankt kantoormateriaal (toetsenborden, familiefoto’s en documenten) vertegenwoordigen deze individuen mensen en bedrijven die zijn verdwenen in de nasleep van de bankencrisis in 2007-2008 en als gevolg van aanhoudende automatiseringsprocessen. Een andere noodtoestand die in het hart van onze hedendaagse samenleving schuilt, is de proliferatie van surveillancetechnologieën. Om ons bewust te maken van de gevolgen van deze noodtoestand toont Depoorters werk beelden van mensen die door een rood licht lopen, zoals die werden vastgelegd door bewakingscamera’s en gespecialiseerde software. Deze technologieën zijn niet alleen bedoeld om verkeersovertredingen te detecteren, maar ook om ‘sociale kredietsystemen’ te ontwikkelen, die de ‘waarde’ van elke individu voor een samenleving beoordelen.

Deze kunstenaars vragen dat we reageren op ecologische, sociale en technologische noodtoestanden die we niet fundamenteel hebben aangepakt vanwege de banale noodsituaties waarmee de politieke terugkeer naar orde en realisme ons afleidt. De globalisering van de kunstwereld betekent ook — zoals ook Arthur C. Danto al aangaf — dat ze kwesties adresseert die iedereen aanbelangen, dat ze ‘ons in onze menselijkheid aanspreekt’. Een geglobaliseerde kunst vereist globale interventies, zowel van kunstenaars als van het publiek. Het gaat daarbij om interventies die niet louter politiek, maar regelrecht existentieel zijn. Of kunstenaars erin slagen de ‘veilige situatie’ te verstoren die politici en denkers proberen op te leggen, hangt uiteindelijk af van de responsiviteit van het publiek. Hoewel ook hun interventies voortdurend worden ondermijnd, moet het publiek vraagtekens blijven plaatsen bij een terugkeer naar orde en realisme, tendensen die in het verleden al tragisch zijn gebleken.